Harry Ferwerda is als bewoner van Stitswerd betrokken bij de dorpsbelangenbehartiging van dit Groningse dorp. Daarnaast is hij bestuurslid van de Stichting Natuur en Landschap Eemsmond en omgeving. De stichting is opgericht naar aanleiding van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied dat door de gemeente Eemsmond werd opgesteld. In het bestemmingsplan kreeg het wierdenlandschap voor het overgrote deel een agrarische functie. Volgens Ferwerda worden wonen en cultuurhistorie hiermee op een schrikbarende manier veronachtzaamd. Gebrek aan visie op het platteland is de voornaamste oorzaak, aldus Ferwerda. Het bestemmingsplan ligt inmiddels bij de Raad van State. De stichting gaat door met het controleren van de activiteiten van de gemeente en het aandragen van alternatieven voor gemeentelijke plannen.

‘In de gemeente Eemsmond wordt alles, wat met de cultuurgeschiedenis van het landschap te maken heeft, door het bestuur als lastige onzin van tafel geveegd. De landbouw gaat boven alles. De boerenstand heeft grote steun binnen de raad en de ambtenarij. In die zin leven we hier in de jaren vijftig. Het bestemmingsplan met zijn agrarische monocultuur stuit op grote weerstand bij heel veel groepen. Ik denk dat het beter is om landschapsbeleid in een structuurvisie te formuleren, als aanvulling op het juridische bestemmingsplan. Zo kan je een meer omvattende visie op het landschap en het gebruik ervan realiseren.’

Landschap boven landbouw

‘De landbouw is het grootste probleem van de regio. In het Provinciaal Omgevingsplan wil de provincie naar een nog grootschaliger landbouw. Maar ik denk dat de landbouw zich hier in vergelijking met de rest van Nederland al op een groot schaalniveau afspeelt. Daarbij wordt niet naar dit gebied gekeken: het landschap heeft veel meer toekomstwaarde dan de landbouw. Die draagt nog maar voor tien of vijftien procent bij aan de economie van het platteland. Langzamerhand zie je dat de waarde van het wierdenlandschap wordt onderkend door beleidmakers van hogere overheden, zoals in de nota Belvedre van de ministeries van OCW, LNV, VROM en Verkeer en Waterstaat. Maar de gemeenten in Noord-Groningen gaan gewoon door met het opofferen van waardevolle landschappen aan de landbouw.’

Economisch en ecologisch evenwicht

‘De boeren in de streek hebben een serieus probleem. Ze kunnen hun bedrijf verkopen en miljoenen verdienen, maar bedrijfsmatig hebben veel boeren zelf nauwelijks overlevingskansen. Dat leidt ertoe dat boeren die elders in Nederland zijn uitgekocht met een grote zak geld naar het Noorden komen en een nieuw bedrijf opstarten. Dat leidt weer tot schaalvergroting. En de boeren krijgen nog altijd productsubsidie van de Europese Gemeenschap. Dat wil zeggen: hoe meer product, hoe meer subsidie. Ik denk persoonlijk dat je, als je boeren subsidie geeft, je voorwaarden aan die subsidie moet stellen. Dan kan je vanuit een bredere visie op landbouw en landschap opereren, omdat je de maatschappelijke kosten, zoals de vervuiling en de kunstgrepen die nodig zijn om het grondwater op peil te houden, afzet tegen de landbouwwinsten. Je zou op die manier moeten streven naar economisch en ecologisch evenwicht in de landbouw. Nu zijn de echte kosten van de waterhuishouding ten behoeve van de landbouw nog nauwelijks bekend, maar zeker in Groningen zullen die met de bodemdaling nog verder stijgen.’

Fijnmazige historische structuren

‘Landbouw en natuur hebben niets meer met elkaar te maken. Dat komt niet alleen door de werkwijze van de landbouw, maar ook door het feit dat natuurbeschermingsorganisaties de neiging hebben om hekken om de door hen beheerde gebieden te zetten. Door landbouw en natuur te integreren, kan je evenwicht krijgen. In het Provinciaal Omgevingsplan van Groningen is nu in een paar gebieden aandacht voor natuur en landschap. De rest is wit gebied: bestemd voor de landbouw. Die scheiding vind ik veel te grof. Het is veel te veel een kleurplaat waarop de verschillende functies worden gescheiden. Door landbouw en natuur te integreren, zou je het landschap weer openbaar kunnen maken door fijnmazige historische structuren, de stelsels van paden en dijken open te stellen. Je zou ook de ecologische landbouw moeten stimuleren. Ik ben een groot voorstander van de oprichting van een fonds, waarmee beginnende boeren die wel verantwoord willen werken, kunnen worden ontlast.’

Rol van de gemeente

‘Nu zitten bewoners, bezoekers en boeren nog met de rug naar elkaar. Wij hebben als stichting een goed contact met de NLTO, de boerenorganisatie. Die staat boven het directe eigenbelang van individuele boeren en kijkt naar de langere termijn. De gemeente heeft trouwens op geen enkele manier bijgedragen aan dit contact en doet geen enkele poging om te bemiddelen tussen de boeren en de dorpsbewoners.’

Meer ambitie en meer betrokkenheid

‘Ondanks de gemeentelijke herindeling is het ambtelijk apparaat volstrekt niet toegerust om de problematiek van het buitengebied te lijf te gaan. Ze begrijpen niets van de schaal en de planologie van het platteland. Ze zijn niet in staat om goede plannen te ontwerpen, om boven het niveau van de standaardoplossingen uit te komen. Je kunt het buitengebied niet overlaten aan de gemeenten. Er moet op een groter schaalniveau worden nagedacht over bouwen en wonen. Nu wil iedere wethouder zijn eigen woonwijkje en zijn eigen bedrijventerreintje. Je moet het Groninger landschap beschermen tegen de gemeentepolitiek. Ik wil graag meer ambitie en betrokkenheid. Daarom zou de provincie de kwaliteit moeten leveren die de gemeen- ten niet leveren. De provincie moet landschapsarchitecten en stadsontwerpers in de gemeenten neerzetten. Niet alleen omdat ze beter werk leveren, maar ook omdat de gemeente dan misschien gaat nadenken of dat niet-functionerende ambtelijke apparaat nog in stand moet worden gehouden.’

Vals sentiment

‘Het wonen is de grootste drager van de plattelandseconomie. Tot voor kort werd er veel gepraat over het wonen in relatie tot het voorzieningenpeil in de dorpen. Het CDA heeft nog een onderzoek gedaan over behoud van voorzieningen door bij te bouwen in de grotere dorpen, maar dat was ingegeven door vals sentiment. Die winkels in de dorpen verdwijnen hoe dan ook. Ik ben het dan ook van harte eens met het provinciebestuur dat het wonen moet worden geconcentreerd in de grotere kernen. Als je al die wethouders uit de kleine gemeenten hun gang laat gaan, krijg je nog meer ellende en nog meer witte schimmel. Je zou naar nieuwe bouwwijzen voor woningen moeten zoeken.’

Roodkapje niet!

‘Een van de initiatieven waar gezocht wordt naar een innovatieve omgang met landschap en woningbouw is de Eo Wijersprijsvraag geweest. De inzending ‘Roodkapje niet!’ geeft een goede analyse van het probleem, een pleidooi voor integrale planning en een aantal concrete oplossingsrichtingen. Het gaat niet uit van de verschillende sectoren waarvoor beleid wordt gemaakt, maar van de lagen in het landschap. Er wordt een openbare landschapsstructuur over het landschap heen gelegd. Die zorgt ervoor dat de oude stelsels van paden en dijken gebruikt kunnen worden door wandelaars en fietsers. De cultuurhistorie van het land wordt in zijn samenhang zichtbaar gemaakt. Zo wordt het landschapstoerisme bevorderd en het woonklimaat verbeterd. Ik denk dat deze denkwijze veel waardevols bevat voor de toekomstige ontwikkeling van het landschap. Ook voor de uitbreidingen aan de grotere kernen draagt het plan oplossingen aan. De openbare landschapsstructuur legt rond iedere kern een rondgang. Die verbindt centrum en buitengebied, en vormt de rand van stad of dorp. Door uitbreidingen binnen die landschappelijke structuur te leggen, voorkom je de puisten die je vaak aan de dorpen ziet. Ook dat lijkt mij een goed uitgangspunt.’