De zichtlocatie Tynaarlo tussen het Noord-Willemskanaal en de A28 is veel mensen een doorn in het oog. Het bedrijventerreintje is min of meer toevallig begonnen aan de rand van de es van Tynaarlo en doorgegroeid tot op het hoogste punt in de wijde omgeving - een sluipend proces, dat al jaren duurt. Twee artikelen in Noorderbreedte waren voor bewonersverenigingen en de ondernemers op het terrein aanleiding om een nieuwe aanpak te ontwikkelen. Een industriële ingreep, die nauwelijks gepland is, moet achteraf worden verankerd in het Drentse landschap. Plannen zijn in ontwikkeling. Landschapsarchitect Lodewijk van Nieuwenhuijze van bureau H+N+S is de ontwerper van het plan. Hij vertelt over de geplande tweede oplevering van het terrein.

‘Het is een ingewikkeld proces, waarin heel veel partijen deelnemen. We hebben eerst een inventarisatie gemaakt van de wensen van de verschillende groeperingen. Daaruit bleek dat de bewoners vooral iets wilden doen aan de gevaarlijke verkeerssituatie op de weg tussen Vries en Tynaarlo. De Boermarke Tynaarlo richtte zich met name op de slechte inpassing van het bedrijventerrein in het landschap. En de ondernemers hadden, zeker na die artikelen in Noorderbreedte, een imagoprobleem. Maar ze wilden natuurlijk wel die zichtbaarheid vanaf de A28 houden. Wij hebben al die wensen verzameld, en daarna alle partijen met elkaars wensen geconfronteerd. Zo kwamen we tot een programma.’

Een ijl bos

‘Toen zijn we gaan ontwerpen. Eerst werden we geconfronteerd met een aantal omstandigheden die niet meer terug te draaien waren. Die moet je als ontwerper accepteren. Daarna moet je proberen iets te doen met zo’n terrein. De bedrijven hebben allemaal hun eigen architectuur. Zo proberen ze zich te onderscheiden van de anderen. Dat leidt tot een versnipperd beeld. De gemeente had bijna alle grond uitgegeven aan bedrijven. Er is nauwelijks openbare ruimte over. Dat is een probleem, want op zo’n bedrijventerrein kan je samenhang alleen in de openbare ruimte bereiken.’

‘Wij hebben een dubbele strategie gevolgd: we proberen enerzijds om buiten het terrein met beplanting en andere middelen de samenhang met de omgeving te verbeteren, en anderzijds willen we de ondernemers zo ver krijgen dat ze op eigen terrein iets doen aan de vormgeving van het gebied. Alle jonge bomen op het terrein worden weggehaald en ieder bedrijf krijgt twee of drie eiken. Op strategische plekken moeten dat flink grote bomen zijn. Zo krijg je een ijl bos, een groene waas over het terrein. Een beetje vergelijkbaar met de westrand van Vries, een prachtig landschapsontwerp van Harry de Vroome. Solitaire eiken zijn een onderdeel van het Drentse landschap. Met die bomen te planten sluit zo’n terrein aan op de identiteit van het landschap. Binnen de Drentse verhoudingen heb je in één klap een toplocatie. Het imago van zo’n gebied wordt ineens anders, en dat zal je ook zien in de grondprijzen.’

Noodzaak van nieuw programma

‘Niet alleen op het terrein zelf, maar ook aan de randen moet iets gebeu-ren. Een contramal van de groene waas. Maar om iets voor elkaar te krijgen, heb je programma nodig. Zonder nieuwe functies gebeurt er niets. Je moet zoeken naar aanleidingen om in te grijpen in het landschap. Bij de vormgeving van de weg kunnen we inhaken op de nieuwe halteplaats voor de Interliner en de rotondes die bij de afritten van de A28 worden aangelegd. Ook voor de andere randen van het terrein hebben we gezocht naar een nieuw programma. Het leek een perfecte locatie voor het gemeentehuis, dat na de herindeling op een neutrale plek moest komen, zonder binding aan een historische dorpskern. Dat gemeentehuis komt er niet, maar het idee van een nieuwe functie op die plek is nog altijd actueel.
Ook hier is het zoeken naar een programma één van de belangrijkste activiteiten van een landschapsarchitect. Door een nieuwe functie te zoeken, kan je een landschappelijke link leggen tussen het bedrijventerrein en het oude landgoed Bos en Vaart aan het Noord-Willemskanaal.’

Toegankelijkheid van het landschap

‘Mijn ideaal is dat een landschap toegankelijk is voor wandelaars. Daarom is in ons plan een nieuwe langzaam-verkeersroute onder de A28 opgenomen. Officieel bestaan er geen plannen voor die route. Maar wij houden de mogelijkheid open om die route later alsnog aan te leggen. Dat geeft het plan een extra waarde voor de toekomst. Er ligt trouwens nog een oude, half verdwenen route naar Groningen. Die kan je gedeeltelijk in ere herstellen.’

‘Om de inpassing van het terrein in het landschap te verbeteren, konden we kiezen uit een aantal middelen. Met houtwallen kan je de regenwateropvang regelen, maar ze werken ook als jaloezieën. Zo kan je vanaf de snelweg de locatie wel zien, maar vanuit het dorp niet. Verder willen we voor het gebied het contact met het Noord-Willemskanaal terugbrengen. Een ander middel is het toepassen van blokken beplanting in combinatie met een beplant bolwerk. Zo’n landmark trekt aandacht vanaf de snel-weg, maar maakt ook een knieval naar het bestaande landschap. In de vormgeving hebben we gestreefd een aantal typische elementen, waar de identiteit van het Drentse landschap uit is opgebouwd, terug te brengen. De bosjes, eikensingels en hoogteverschillen zijn de contactpunten in het landschap. Daar komen de landschappelijke ondergrond, de historie van het bodemgebruik en de nieuwe functies bij elkaar.’

Patstelling

‘Het is een combinatie van kleine ingrepen in het landschap, die samen voor een kwaliteitssprong kunnen zorgen. Voor elk van die ingrepen moet je financiering, en dus een programma, zien te vinden. Als landschapsarchitect moet je in zo’n proces méér doen dan ontwerpen. Met plannen maken kom je er niet, je moet zelf lobbyen voor de uitvoering. Je moet de juiste mensen aan tafel zien te krijgen. En je moet je plan zo in elkaar zetten, dat iedereen er wat aan heeft. Dat heeft ook een strategische component. De partijen zijn tot elkaar veroordeeld. Ze moeten er samen uitkomen. Door ieders belang een plek te geven, maak je dat mogelijk.’
‘In deze fase van het project is de stilte ingetreden. Met de uitvoering wacht iedereen op elkaar. De gemeente en de provincie zullen moeten toegeven dat er in het verleden fouten zijn gemaakt. Dat de uitgifte van de kavels beter had gemoeten. En de ondernemers moeten een stukje van hun terrein opofferen aan die eiken. Ik vind dat de gemeente nu het initiatief moet nemen. Daarmee zal zij een zekere morele druk op de ondernemers uitoefenen. En uiteindelijk hebben de overheden de zaken lang op hun beloop gelaten. De patstelling moet worden doorbroken. Ik verwacht dat de gemeente en de provincie dat zullen doen. Want er zit voor alle partijen winst in dit plan. Het heeft nog één zetje nodig.’