In 1995 werd het ontwerp gepresenteerd voor de invulling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in Oost-Groningen. Over de EHS was tot dan toe alleen planologische discussie gevoerd. De kwaliteit van het landschap was nooit ter sprake geweest. En dat was goed te zien aan het ontwerp. Het door de ecologen ingekleurde gebied leek ontworpen met de rug naar het Groninger landschap. H+N+S Landschapsarchitecten maakte een nieuw ontwerp voor het Duurswold. Dat ontwerp dient nu als basis voor verder onderzoek naar een mogelijke synergie tussen landschapsarchitectuur en suburbane woningbouw. Een gesprek met Dirk Sijmons,landschapsarchitect bij H+N+S.

‘De tekening van het ingenieursbureau ging volledig voorbij aan de noodzaak van een goede inbedding van de EHS in het bestaande landschap. Het ontwerpen aan een landschap is meer dan het naast elkaar leggen van een aantal ecologische functies. Het is een culturele opgave. Het ging daar om 1700 hectare die een andere bestemming zouden krijgen. In dit land mag je nog geen dakkapel op je huis zetten zonder handtekening van een architect. Vijf procent van de provincie Groningen omploegen zonder dat er een ontwerper aan te pas komt,kan blijkbaar wel. Dat is natuurlijk te krankzinnig voor woorden.’

Het gelaagde landschap

‘Deze uitwerking van de EHS was een sprekend voorbeeld van slecht opdrachtgeverschap van de overheid. Als we het over de EHS hebben, gaat het om het aanleggen van 50.000 hectare nieuw landschap. Voor een dergelijke culturele opgave is de overheid verantwoordelijk. Het gaat niet alleen over de vraag of je natuur aanlegt of niet,maar om de vraag hoe je dat gaat doen. Want als landschapsontwerper ben je bezig met een historisch gelaagd geheel. Je voegt altijd iets toe aan het bestaande. Je kunt niet,zoals een architect,met een leeg vel papier beginnen. Je kunt niet vanuit het niets werken. Wat je aantreft,bepaalt voor een groot deel ook wat je kunt doen. Je hebt te maken met een weerbarstige werkelijkheid. Het landschap dicteert,maar biedt ook kansen.’

‘Wij hebben de ambitie om landschappen een nieuwe betekenis te geven. Daarom hebben we een alternatief ontwerp gemaakt voor de EHS in het Duurswold. Maar wel met precies hetzelfde programma aan natuur. Je kan natuurontwikkeling niet los zien van het bestaande landschap. De kansen die het landschap je geeft,en de natuur die je creëert,zijn specifiek voor het gebied waarin je werkt. Onder ieder landschap ligt een slapende prinses. Die kan je wakker kussen.’

Watergangen en legakkers

‘Wat dat betreft is Duurswold een moeilijke locatie. Er zijn geen grote natuurlijke processen,zoals erosie en sedimentatie van de bodem,die je een aanleiding geven om in te grijpen in het landschap. Hier is het scheppen van de begincondities de meest bepalende stap. Daarom hebben we in ons project veel aandacht besteed aan de manier waarop de bovenste laag van de bodem wordt weggehaald. De grond die daaruit komt wordt weggezet in grote cunetten,reservoirs voor de afgegraven grond. Op die cunetten komt bos met woningen. Wat er overblijft is een stelsel van laag gelegen watergangen en legakkers. Daarin is een verwijzing te lezen naar de structuur die het gebied had in de negentiende eeuw,voor de grote ruilverkavelingen. In een systeem van open water en legakkers krijg je erosie en sedimentatie. Daardoor krijg je na verloop van tijd toch een natuurlijke expressie in het landschap. Als die processen er niet zijn,moet je ze zelf op gang brengen.’

‘Je moet als landschapsarchitect niet proberen het verleden te reconstrueren. Je kan wel een structuur herstellen,maar veel processen in het landschap zijn onomkeerbaar. Wat eenmaal is gebeurd,is niet meer terug te draaien. Structuur en gebruik van een landschap hangen sterk met elkaar samen. Elke innovatie in de landbouw is zichtbaar in het landschap. De landbouw ontwikkelt zich,en het landschap verandert mee. Dus zoiets als een beschermd stadsgezicht is in het landschap ondenkbaar. Je kunt landschappen wat dat betreft beter vergelijken met interieurs. Ga eens aan de Amsterdamse grachtengordel,met zijn duizenden monumenten,kijken hoeveel originele interieurs er nog over zijn. Kan je lang zoeken. Interieur heeft,net als landschap,te maken met gebruik. Het wordt vernieuwd met iedere nieuwe bewoner. Landschap ook. Landschapsbehoud is onmogelijk. Als de functie verandert,verandert het landschap.’

Wonen en landschap

‘In ons project is natuurontwikkeling gecombineerd met suburbane woningbouw. Eerst noemden we ons landschap architectuurproof. In de bosstroken kon elke cataloguswoning of boerderette komen te staan,want je zag ze toch niet. Een plaagstootje in de richting van de serieuze architecten,want die halen vaak hun neus op voor de cataloguswoning. En dan vergissen ze zich,want die cataloguswoningen getuigen veelal niet van goede smaak,maar wat plattegronden,leveringszekerheid en prijzen betreft hebben ze een enorme voorsprong op de zogenaamde ‘echte’ architectuur. Die zich serieus noemende architecten gaan overigens ook niet vrijuit. De periode na 1945 zal niet de geschiedenis ingaan als een hoogtepunt in de architectuur van het landelijk wonen. Het suburbane wonen is gedegradeerd tot nondescripte,parasitaire nederzettingen. Daarom zou ik tegen architecten van nieuwe suburbane woonomgevingen willen zeggen: dames en heren,de lat moet hoger.’

‘Ons plan is een exercitie in de inpassing van het wonen in het landschap. De onderzoeksstichting voor woningbouw van de Bond van Nederlandse Architecten,de STAWON,onderzoekt aan de hand van ons ontwerp de interactie tussen architectuur en landschap. De Fraeylemaborg in Slochteren is gekozen als basisvorm. Die krijgt nieuwe neefjes in de vorm van de bosstroken. We hebben voor alle bosstroken een apart programma van eisen ontwikkeld. We hebben geprobeerd een kader te scheppen waarin architecten op zoek kunnen naar nieuwe vormen van binding tussen het wonen en het Groningse landschap. Dat hebben we meegegeven aan een aantal architectenbureaus. Met de BNA als partner hoeft het niet architectuurproof.’

‘In iedere strook worden woningen ontworpen voor een specifieke doelgroep. Mensen uit de dorpen in de omgeving,Groningers uit de stad die buiten willen wonen,mensen die een klein tweede huis willen,en pensionado’s,oudere mensen met een flink inkomen. Iedere borg krijgt zo zijn eigen specifieke karakter,dat hoort bij het woningtype. Zo kunnen in de ene datsja’s,kleine buitenhuisjes,worden gebouwd in een soort productiebos van snelgroeiende populieren. Dit type huizen kan een centrale parkeerplaats krijgen. Woningen voor ouderen moeten natuurlijk een parkeerplaats voor de deur hebben. Bij dat type woning hoort ook een ander bostype,bijvoorbeeld van eiken en haagbeuken. Dat heeft een wat chiquere uitstraling. Zo komt ten noorden van het prachtige bebouwingslint van Slochteren een tweede lint van bosstroken met woningen.’