Wij kennen in Nederland drie soorten slangen: de adder, de gladde slang en de ringslang. Van deze drie is de gladde slang wel het minst bekend. Dat heeft te maken met zijn zeldzaamheid, maar ook met de verborgen levenswijze.

Het gedrag van de gladde slang is een voortdurende aanpassing aan het Nederlandse, vrij koude en wisselvallige weer. Net als andere reptielen is de gladde slang koudbloedig, dat wil zeggen dat hij niet zijn lichaamstemperatuur op peil kan houden door energie te verbranden. Hij houdt zijn lichaamstemperatuur echter wel vrij constant door steeds de goede plekken op te zoeken. Als het kouder wordt kruipt hij dieper de vegetatie in, of in strooisel, vermolmde boomstronken, verdroogde bulten veen en dergelijke. Twee keer per dag komt hij tevoorschijn om te zonnen. Soms klimt hij daarbij iets omhoog in de vegetatie, als het te zonnig wordt kruipt hij juist weer weg. In september zoekt hij een vorstvrije plaats om te overwinteren. Daarvoor kruipt hij onder de grond. Pas in april zoekt hij zijn zomerbiotoop weer op.

Fochteloërveen

In verband met deze levenswijze heeft hij een reliëfrijk terrein nodig, of structuurrijke vegetatie, met losse grond waar hij in kan kruipen. Het ideale biotoop vindt hij in Noord-Nederland op het Drents plateau, in Drenthe en Zuidoost-Friesland. In het Fochteloërveen gaat het de soort goed, vooral nu Natuurmonumenten daar de vergrassing van de heide tegengaat. Misschien is de populatie daar wel de belangrijkste populatie van heel Nederland. Andere populaties in Friesland en Drenthe zijn klein.

Voedsel

Zijn voedsel bestaat uit hagedissen en nestjongen van muizen. Die vindt hij waarschijnlijk op de reuk. Hagedissen vangt hij in een plotselinge uitval vanuit zijn schuilplaats. Overigens hebben koudbloedige dieren veel minder eten nodig dan warmbloedige.
De gladde slang is eierlevendbarend, dat betekent dat de eieren zich in het vrouwtje ontwikkelen. Bij de geboorte zijn de jonge slangen volledig ontwikkeld en hoeven zich alleen nog maar door het eivlies naar buiten te werken. Na de geboorte laat het vrouwtje de jongen alleen en gaat al een winterverblijfplaats zoeken. De jongen blijven nog een tijd bij elkaar, voor ook zij op zoek gaan naar een winterverblijfplaats.
De gladde slang kunt u in dezelfde gebieden vinden als de adder. Hij wordt glad genoemd naar de gladde schubben van zijn huid, in tegenstelling tot de schubben van de adder en de ringslang die gekield zijn. Door zijn smalle kop maakt hij een slankere indruk dan de adder.

Naast het klimaat is de mens zijn grootste vijand. Er zijn nog steeds paniekerige toeristen die niet beter weten dan een slang, die ze toevallig zien, dood te slaan. De meeste schade wordt indirect aangericht, door teveel verstoring op de rustplaatsen, of door autobanden. Zo zijn de wegen tussen zomer- en winterbiotoop een groot probleem.

Voor dit artikel kreeg ik veel informatie van de H. van der Boogert, lid van de Warf (Werkgroep Amfibieën en Reptielen Fryslân). Voor meer informatie en het melden van waarnemingen: Postbus 3, 8414 ZK Nieuwehorne. Tel. 0513-541725.
Gegevens over Drenthe worden verzameld door de werkgroep herpetofauna en op kaart gezet door H. van Os, Provincie Drenthe.

Gladde slang

* Lengte 50-60 cm
* Niet giftig
* Eierlevendbarend
* Aantal jongen 3-15
* Variatie in kleurpatronen, maar altijd donkere strepen aan de zijkant van de kop
* Onderscheidt zich van de adder door smallere kop en goudgele ogen met ronde pupil

Trefwoorden