Onlangs, in het vroege voorjaar, belde een vriend van mij op, die in het bosrijke deel van Eelde woont, over een merkwaardig iets. Twee schooljongetjes waren bij hem langsgekomen met een ei dat zij in de berm van een beukenlaan hadden gevonden. Het was zo groot als een kippenei maar het was muisgrijs. Onzin, zei ik, grijze eieren bestaan niet. Kijk maar in de boeken, allerlei kleuren maar niet grijs. Ik leende hem Makatsch, een boek van een Duitse autoriteit die in de oorlog in Macedoniƫ destijds nog heel wat eieren verzameld had, bij wijze van spreken vanuit de loopgraaf. Ik begon overigens wel wat te twijfelen aan mijn standpunt toen ik mij van mijn grootvader uit Kommerzijl herinnerde dat deze een eend had die zwarte eieren legde. Daar had mijn grootvader echter een plausibele verklaring voor gehad. De eend had emelten gegeten en dan worden de eieren zwart, zo stelde hij.
Ik bracht nog naar voren dat het Eelder ei mogelijk een jaar lang in de berm was blijven liggen en daardoor grijs was geworden, maar mijn vriend zei dat zoiets hem niet goed mogelijk leek met alle roeken en kraaien die daar huisden. We hakten de knoop door door het ei onder een broedse krielkip te leggen. Dan zouden we wel zien wat er uit kwam.
Het ei bleek na een dag of tien broeden bevrucht te zijn. De luchtkamer lichtte op en de rest toonde zich donker. Twee week later viel mij op dat de kip half uit het nest stak maar overigens niet bewoog. Geen wonder want haar kop bleek er finaal afgebeten, Het was een raadsel wat er gebeurd was. Ik haalde de dode kip van het nest maar tot mijn verbazing lagen er alleen doppen onder en wel twee halve doppen van een uitgekomen grijs ei met zichtbare dunne bloedadertjes aan de binnenkant. Het trok mijn aandacht dat het geheel zwak naar zwavel rook.
Ik belde mijn vriend op over het voorgevallene en hij vroeg zich af of hij niet beter de jongetjes nog eens kon vragen waar precies het ei gevonden was. Zij hadden hem verteld in welke villa ze woonden. Hij ging erheen, belde aan en de vrouw die aan de deur kwam, hoorde hem zwijgend aan. Toen hij klaar was met zijn verhaal, zei ze dat ze wel graag kinderen had willen hebben maar dat die niet gekomen waren.
Inmiddels begon ik dieren te missen en soms vond ik ze met doorgebeten strot en daarbij viel me steeds die merkwaardige geur op. Achter in de bibliotheek, waar ik hoogst zelden kom, zocht ik naar informatie. Ik vond een klein kloosterboekje en daarin stond een aantal interessante details. Uit een ei, op de mesthoop gelegd door een bejaarde haan en bebroed door een slang of een schildpad, komt doorgaans een basilisk! Dat verklaarde ook de geur van pek en zwavel! De basilisk was natuurlijk razend geweest toen hij merkte dat hij door een vulgaire kip was uitgebroed en had zich meteen gewroken. Het kloosterboekje vermelde verder dat de basilisk zonder meer een van de uitzonderlijkste dieren is. Hij doodt schepsels op allerlei manieren. Sommigen overlijden al als ze zijn gesis horen. Anderen verbranden op afstand door zijn hete adem. Hem in de ogen kijken is voor een mens absoluut dodelijk. Voor wie zijn – overigens ongevaarlijke en goed gelijkende – afbeelding wil zien, er staat er een, ooit in de twaalfde eeuw gebeeldhouwd, op een boog van de St. Cosmus te Narbonne.
Al gauw stapelden de gebeurtenissen zich op. Onze kat durfde ’s avonds niet meer naar buiten. Kippen, parelhoenders, fazanten en ander kleinvee uit de buurt was al spoedig verdwenen. Men vroeg mij of ik de boosdoener niet kon schieten maar ik verzette mij daartegen en stelde dat het absurd was, terwijl vos en havik beschermd werden, een zo zeldzaam wezen als een basilisk te verdelgen. Terwijl de kritiekloze overheid banale boosdoeners tot beschermingsparadepaard had verheven, zou ik even de zeldzame mythe om zeep helpen? Nooit toch zeker! Ik vertelde er niet bij dat je dan ten minste je geweer met zilveren knopen moest laden. Loodhagel of bismut, daar geeft een beetje basilisk niet om.
De maat was echter vol toen er twee kinderen verdwenen. Het waren weliswaar vrij onbenullige kinderen die vaak met een snotneus werden gesignaleerd, maar het platteland kent zo zijn grenzen. Ik moest iets doen, maar wat? Een basilisk is bijvoorbeeld doodsbenauwd voor een wezeltje, maar dat had ik al in geen jaren meer in het dorp gezien. Ik wist dat je een basilisk doorgaans doodt door hem een spiegel voor te houden. Zijn blik is namelijk dodelijk en dat geldt ook voor hemzelf. Ik durfde dat echter niet aan omdat hij mij misschien eerst zou aankijken en koos voor een ander rigoureus middel. De basilisk werd door mij doodgezwegen. Dat bleek afdoende, nooit hoorde ik meer iets van hem. De kinderen bleken overigens bij hun oma in Hoogezand te logeren.