In het gebied tussen de stad Groningen en Winsum duikt overal de oude structuur van wegen, dijken en waterlopen op als sporen uit een rijk verleden. Wat echter slechts weinigen weten, is dat 'Oldenzijl', de voorganger van Schaphalsterzijl, gelegen ten westen van Winsum, in deze geschiedenis ooit ook een belangrijke rol gespeeld heeft.

Van oudsher ligt Oldenzijl aan de kleiweg van Bellingeweer naar Schilligeham. Deze weg is ontstaan nadat in 1325 op Schilligeham een kloostervoorwerk werd gesticht door monniken van het klooster Aduard, enkele boerderijen binnen een omwalling. Tot ver in de negentiende eeuw heeft deze weg de ontsluiting gevormd voor Schilligeham en de landerijen langs deze weg. In 1866 kwam er echter een kortere route tot stand. Ongeveer 350 meter ten noorden van Oldenzijl kreeg de Schillingehamsterweg een rechtstreekse verbinding met Winsum, waardoor het gedeelte van de weg ten zuiden van Oldenzijl zijn ontsluitingsfunctie grotendeels kwijtraakte.
[kaart uit historische atlas van Meindert]

Waterbeheersing

Delen van het gebied ten westen van Winsum waren al in cultuur gebracht vanaf vóór het jaar 1000. De waterstaatkundige situatie was in die tijd goed te reguleren; via natuurlijke of gegraven waterlopen konden de meeste dorpen hun overtollige regenwater wel kwijt. Het Winsumerdiep tussen Onderdendam en Winsum is een gegraven waterloop die volgens Formsma al voor 1200 totstandkwam. Door deze waterloop werd het overtollige water uit het gebied ten oosten van Onderdendam en van de Winsumermeeden naar het Oude Diep afgevoerd. Van een gemeenschappelijke sluis (de Winsumerzijl, later Oldenzijl) is pas sprake in het jaar 1323.
In de vijftiende eeuw veranderde de situatie. De natuurlijke afvoer van het water uit het gebied ten noorden van Winsum en Onderdendam naar het wad stagneerde doordat het land steeds hoger opslibde. Het water zocht zich een weg zuidwaarts. Het Winsumerdiep kreeg steeds meer water af te voeren, waardoor nieuwe maatregelen noodzakelijk werden. In de jaren 1458-59 werd het Winsumerdiep in westelijke richting doorgetrokken naar het Reitdiep. Bij de uitmonding werd een nieuwe sluis van hout gebouwd, de Schaphalsterzijl.
Schaphalsterzijl nam de taken over van de Oldenzijl, die ruim een eeuw zijn diensten had vervuld en die pas vanaf dat moment met recht zijn naam eer aandeed. De zijl bleef echter nog intact tot na de afsnijding van het Oude Diep in 1629, toen de verbinding Garnwerd-Schaphalsterzijl totstandkwam.
In 1636 werd de oude zijl met een dijk en een dam aan de buitenkant afgesloten en vervolgens gesloopt. Daarmee had de verbinding Oldenzijl-Winsumerdiep zijn functie verloren, waardoor verder onderhoud achterwege bleef. De tand des tijds deed ook hier zijn werk. Een kaart uit 1727 spreekt voor zich: ‘Het Oudt Rijdt bijna toegewassen’.
In 1865 is de verbinding weer hersteld. De stroomrichting is nu echter omgekeerd. Het water uit het Oude Diep vindt nu zijn weg via Oldenzijl (zonder zijl) naar het Winsumerdiep, dat sinds 1852 verbreed was.

Oldenzijl als woonplaats

Een wandelaar die heden ten dage van Winsum naar Garnwerd gaat, zal bij het inslaan van de eerste kleilaan rechts na een paar minuten Oldenzijl bereiken. Het plekje biedt een prachtig uitzicht over een van de mooiste meanders in het Oude Diep. Hij staat dan met zijn rug naar een deels met beplanting omgeven huiswierde, waar niets meer aan enige vorm van bewoning herinnert. Toch heeft deze wierde andere tijden gekend.
In de zestiende eeuw stonden in Winsum twee Ripperdaborgen. In 1578 kocht de Stad Groningen, ter vergroting van haar invloed in de Ommelanden, de westelijke Ripperdaborg met de zogeheten Vrouw Amkeheerd. In 1584 volgde de oostelijke Ripperdaborg, op de plaats waar zich nu de nieuwbouwwijk Ripperda bevindt.
Na opdeling van dit stadsbezit in vijf heerden en twee stukken werden deze onder beklemming verhuurd. Daarbij zijn waarschijnlijk de eerste boerderijen gebouwd, waaronder die op de wierde bij Oldenzijl. Uit een schoolmeestersverslag van 1828 blijkt dat op de wierde Tijum aan de zuidwestkant van Winsum drie boerderijen gestaan hebben. Nu is daarvan nog slechts één over, de huidige boerderij van Dijkstra.

Vogeltjesland

De eerste pachter van de boerderij de Oude Zijl is ene Luie (Lue) Jans die het land huurde in ‘grasen’ (één gras is 0,4 hectare), zo lezen we in het schatregister voor de verponding (grondbelasting) uit 1630. Opmerkelijk detail is daarbij een perceel dat destijds als ‘laagland, groen’ werd aangeduid en dat heden ten dage nog steeds als ‘vogeltjesland’ bekend staat omdat er ’s winters altijd water staat waar veel eenden en watervogels op afkomen.
De eerste families Jans en Cornelis zijn slechts summier beschreven omdat ze waarschijnlijk ‘mennisten’ waren, aanhangers van Menno Simons, die niet opgetekend werden in bevolkingsregisters. In 1721 blijkt een nazaat van Lue Jans op Oldenzijl te wonen. Tot 1852 blijft de boerderij in dezelfde familie, de ene keer via de mannelijke, de andere keer via de vrouwelijke lijn verervend.
De boerderij Oude Zijl heeft in de achttiende eeuw vele opeenvolgende generaties bewoners gekend; velen was geen lang leven beschoren. Sterfgevallen, boedelscheidingen en daarop direct weer volgende nieuwe huwelijkscontracten passeren in rap tempo de revue van de geschiedschrijver. Details worden daarbij niet over het hoofd gezien: in 1764 bijvoorbeeld wordt beschreven hoe drie ‘goede bovenlakens’ worden verdeeld en hoe ene Aafke de verplichting op zich neemt de kinderen goed te leren lezen en schrijven en de dochter te leren naaien.
De boerderij wordt omschreven als: ‘De Plaatse, bestaande in een binnenhuis, middelhuis, melkenkamer, een vriesche schuire, wringen, … etc. en 53,5 grasen land’.
Winsumers en Adorpers wisselen elkaar af in het pachten van de boerderij Oude Zijl.
De laatste eigenaar/bewoner is Klaas Egberts Zijlema. Na het overlijden van zijn vrouw Amke Hindriks Polman in 1848 wordt in 1852 de boerderij aan de oud-koopvaardijkapitein Petrus Ebels verkocht. Er behoort inmiddels ruim twintig hectare land bij.

Natuurgebied

Ebels ziet het pand als geldbelegging en verhuurt de boerderij, waarbij de huurders elkaar in snel tempo opvolgen.
Er is een hoge kindersterfte; er moet daar heel wat geleden zijn. In 1872 sterft ook de familie Ebels uit en wordt de boerenplaats door de erfgenamen geveild.
Die laatste koper in 1872, Jacob Willems van Weerden, vergrootte er zijn omvangrijke bezit mee tot ruim 130 hectare; hij was voor die tijd een grootgrondbezitter. Hij is degene die de boerderij Oude Zijl ten slotte laat slopen in 1894. Zeker dertien families hebben er dan gedurende 260 jaar gewoond. De wierde blijft onbewoond achter.
Nazaten van Van Weerden blijven eigenaar van het land totdat in 1976 de landerijen door Stichting Beheer Landbouwgronden ten behoeve van de ruilverkaveling Sauwerd worden aangekocht. In 1995 is de wierde met enkele percelen langs het Oude Diep overgedragen aan Het Groninger Landschap, teneinde deze plek primair als natuurgebied te beheren.

Moderne tijden

De wandelaar bij Oldenzijl zal concluderen dat de weg hier ophoudt. Dat is echter niet juist. Een oud kerkenpad biedt de mogelijkheid om langs de waterloop de weg richting Winsum te vervolgen. Wel is over een lengte van ruim 200 meter de oude weg richting Schilligeham in de loop der tijd in onbruik geraakt. Het pad is bij het aanliggende land gevoegd na aanleg van de rechtstreekse verbinding Schilligeham-Winsum in 1866.
Het zou een goed idee zijn om, in het kader van de nu lopende ruilverkaveling en ten behoeve van de Pieterpadroute, dit stukje weer in ere te herstellen als wandelpad.

Bronnen: Kadaster Groningen en Groninger Archieven

Trefwoorden