In het open klei-op-veengebied ten zuiden van de snelweg Groningen-Drachten aan de boorden van het Leekstermeer liggen de Lettelberter Petten als een markant besloten verbost element.

De Lettelberter Petten zijn ontstaan doordat men omstreeks de eeuwwisseling behoefte had aan brandstof: het veen. Het veen heeft zich hier omstreeks 2000 jaar voor Christus gevormd.
Duizenden jaren daarvoor begon het landijs te smelten, waardoor zowel de zeespiegel als het grondwaterpeil stegen. Daardoor stagneerde de afwatering van het Drents plateau op de grens met het waddengebied, waardoor veenvorming kon plaatsvinden. In perioden van forse overstromingen vanuit de zee werd een aantal malen klei afgezet over het veen; na het terugtrekken van de zee breidde het veen zich weer over de kleilaag uit. Zo ontstond het voor het noorden van ons land typerende kleiige veen dat ook in de Lettelberter Petten wordt aangetroffen.

Vervening

Verschillende eigenaren begonnen vanaf ca. 1900 hun percelen strooksgewijs te vervenen. Allereerst werd de bovenlaag, bestaande uit klei gemengd met wat veraard veen, aan de kant gezet. Daarna werd het veen met een beugel – een grof net aan een lange stok – naar boven gehaald; deze werd op een strook grond gedeponeerd, de zogenoemde legakker. Daar werd het rauwe natte veen aangetrapt, gesneden en te drogen gelegd.
Het complex heeft geleidelijk zijn huidige omvang gekregen. Het centrale deel is verveend tussen 1905 en 1920; het veen werd afgevoerd in zuidelijke richting via een gegraven wijk en het Leekstermeer. Wellicht is ook Leek voorzien van brandstof uit deze petten. In 1914 zijn de petten op Smedings land, gelegen in de zuidoosthoek van de Lettelberter Petten, gegraven. Hier stuitte men op zout veen waarvan de winning niet lonend was, zodat het turfsteken daar werd beƫindigd. Incidenteel werd later nog wel gegraven, zoals rond 1925 op het land van Haan en in de Tweede Wereldoorlog op het land van Renkema.

Beheer

In het aldus ontstane open water begon zich terstond een vegetatie van water- en moerasplanten te ontwikkelen, het begin van het verlandingsproces, waarbij de petgaten weer dichtgroeiden. Via krabbescheervelden en rietlanden heeft het zich in een periode van 25 tot 30 jaar ontwikkeld tot een voedselrijk elzenbroekbos. In het verleden kwamen in de Petten (tegenwoordig zeldzame) basenrijke verlandingsvegetaties voor. Zo worden door Fortuin & Reiling (1975) soorten genoemd als kleine valeriaan, paardenhaarzegge, grote boterbloem, krabbescheer, laurierwilg en ronde zegge. Tegenwoordig zijn deze internationaal bedreigde soorten verdwenen; wel komen nog moeraszegge en waterviolier voor. Binnen het complex bevinden
zich nu nog hooilandjes waar minder algemene plantensoorten te vinden zijn als draadzegge, snavelzegge, waterdrieblad, wateraardbei en veenreukgras. Het Bos van Olde Mart, zoals het centrale deel van de Lettelberter Petten ook wel genoemd
wordt, is in de jaren dertig helemaal kaalgekapt, omdat men in de crisisjaren brandhout nodig had. Daarna is het bos tot in de jaren zestig gebruikt voor het kappen van geriefhout, bijvoorbeeld voor perceelsafscheidingen. Ook zijn er plaatselijk wilgentenen en riet gesneden. Ten behoeve van de jacht op waterwild zijn tot 1959 de open plassen in het centrum met harken open gehouden om voldoende water voor eenden te garanderen.
Sinds de verwerving in de jaren zestig zijn de Lettelberter Petten in beheer als moerasbos, waarin geen actief beheer plaatsvindt.

Waterhuishouding

De Lettelberter Petten staan rechtstreeks in verbinding met het Leekstermeer. In het begin van deze eeuw, toen er nog geen groot gemaal hielp bij de afwatering, kon het water ’s winters niet snel genoeg afgevoerd worden, waardoor de Lettelberter Petten iedere winter maandenlang onder water stonden. Na de bouw van het gemaal Elektra in het Reitdiep in 1919 stonden de petten niet meer maanden maar enige dagen tot weken achtereen onder water en dat gebeurde zo’n driemaal per winter. Door kanalisatie van beken in Drenthe in de jaren zestig konden grote hoeveelheden water in korte tijd worden afgevoerd. Dit veroorzaakte grote schommelingen in het Leekstermeer en daarmee ook in de Lettelberter Petten. Sinds de afsluiting van de Lauwerszee vinden alleen in extreme omstandigheden nog overstromingen plaats tussen oktober en maart. Het boezempeil in het Leekstermeer wordt door het waterschap zo veel mogelijk stabiel gehouden. Er vinden dus nauwelijks seizoensschommelingen plaats.

Open water

Met name de veranderde waterkwaliteit (zuurder en voedselrijker) en de veranderde waterhuishouding (stabiel en laag peil) zijn een belangrijke oorzaak van de verruiging van de Lettelberter Petten. De verminderde inundaties vanuit de boezem en de algehele verlaging van de grondwaterstanden in de omgeving hebben wegzakkende grondwaterstanden in het zomerhalfjaar tot gevolg gehad.
Dit jaar heeft de Stichting Het Groninger Landschap opnieuw open water gegraven tegen de oostzijde van de Lettelberter Petten met als doel een plaats te bieden voor het opnieuw op gang komen van een verlandingsreeks in de komende decennia, met het daarbij behorende voorkomen van insecten, amfibieĆ«n en vogels. Daarnaast zal in 2000 een maatregel tegen de verdroging van de petten worden uitgevoerd; in droge perioden zal worden voorkomen dat er water vanuit de petten terugvloeit naar het meer; hiertoe wordt water in regenrijke perioden ‘opgeslagen’ in de petten.

Wandeling

Door de Lettelberter Petten loopt een mooie wandelroute. Deze is ruim twee kilometer lang. Het pad laat u niet alleen de petten zien, maar biedt u ook een mooie kijk op de wijdse oeverlanden ten noorden van het Leekstermeer. U bent van harte welkom in de Lettelberter Petten. Ook worden er regelmatig excursies door het gebied georganiseerd door het Leekstermeerteam. Onder begeleiding van een deskundige gids van Het Groninger Landschap krijgt u veel te horen over de planten, de dieren, de cultuurhistorie en het beheer.
Voor informatie: Stichting Het Groninger Landschap, tel. 050-31 35 901.