Een vleermuis is een vleermuis, zult u denken, maar we hebben in Noord-Nederland toch tien verschillende soorten. De laatvlieger en de rosse vleermuis zijn de grootsten, in spanwijdte vergelijkbaar met een kleine spreeuw.

De vleermuis die waarschijnlijk ook bij u in de straat vliegt, is de dwergvleermuis. Deze komt vroeg te voorschijn, de laatvlieger komt meestal pas een half uur na zonsondergang te voorschijn. Toch is de kans groot dat u hem wel eens gezien heeft, jagend op insecten bij het licht van een lantaarnpaal. Hij heeft een trage vleugelslag en wordt wel eens met een uil vergeleken.
Laatvliegers vangen veel kevers, nachtvlinders (motjes) en muggen, die ze vinden door echolocatie: ze stoten met wijd open mond een geluid uit, dat wordt teruggekaatst. Alle verhalen dat vleermuizen in je haar zouden kunnen vliegen zijn onzin: een vleermuis weet wat er in de omgeving staat en zal voldoende afstand houden.

Rabies

Er is wel een andere reden om voorzichtig te zijn: onder vleermuizen komt rabies voor. Dit is een andere virusvariant dan bij honden en vossen en er zijn sinds 1950 maar drie mensen besmet geraakt (in Finland en Rusland). Als u een vleermuis oppakt, doe dan handschoenen aan. Men kan dode vleermuizen voor onderzoek opsturen naar het ID-DLO in Lelystad.

Kraamkolonies

De laatvlieger is een bewoner van gebouwen: hij overwintert er en heeft ook zijn kraamkolonies in gebouwen. De meeste kolonies zijn klein, maar in Friesland is er een van 153 vrouwtjes gevonden. Kraamkolonies bestaan uit vrouwtjes en hun jongen; de mannetjes huizen in die tijd elders. De jongen worden half juni geboren. Kleine jongen worden in de kolonie achtergelaten, terwijl de moeders insecten vangen. Vanaf half juli vliegen de jongen uit.
Het vinden van een kraamkolonie of winterverblijfplaats is moeilijk, omdat de dieren diep in spleten en spouwmuren wegkruipen. En dan verhuizen ze ook nog af en toe. Bij het uitvliegen kan men een kolonie tellen. Direct na het uitvliegen foerageren de laatvliegers bij elkaar in de buurt, maar daarna verspreiden ze zich.
Omdat het zo’n grote vleermuis is, waagt hij zich verder van beplanting en gebouwen dan andere soorten en kan hij ook boven weilanden worden gezien.

Tapdanser

Voor het onderzoek naar vleermuizen wordt gebruikgemaakt van een zogenoemde batdetector, waarmee het hoge geluid dat ze voor de echolocatie uitzenden, wordt verlaagd tot een frequentie die voor de mensen hoorbaar is. Men kan ook verschillen tussen de soorten horen. Martin Zijlstra van de Friese vleermuiswerkgroep beschrijft het geluid van de laatvlieger als dat van een tapdanser, met een onregelmatig ritme. Door het gebruik van batdetectoren is er een schat aan nieuwe gegevens boven tafel gekomen. Toch kennen we nog lang niet alle kolonies; vooral in het Noord-Nederland is het aantal mensen dat in zijn vrije tijd vleermuizen inventariseert niet groot.
Alle vleermuizen zijn bij de wet beschermd.

Nadere informatie: VZZ, Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem.

De verspreidingsgegevens zijn overgenomen uit Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers, Atlas van de Nederlandse vleermuizen. KNNV Uitgeverij, 1997.

Laatvlieger

Gewicht 14-33 gram
Spanwijdte 31-38 cm
Een jong per jaar
Winterslaap van november tot eind maart

Trefwoorden