De toename van onze actieradius werkt remmend op lokale groei. De toename van kennis, economie en socialisatie geeft versnelling wat op haar beurt lokaal stilstand geeft.

De toename van onze actieradius werkt remmend op lokale groei. De toename van kennis, economie en socialisatie geeft versnelling wat op haar beurt lokaal stilstand geeft.

Er loopt een onweersvliegje over m’n wat-heb-je-gehad-kaartje. Goed dat ik m’n paraplu bij me heb, jammer dat ‘ie in het hotel ligt. Een van de gasten in het café denkt ook dat het gaat onweren. Hij drinkt z’n glaasje Beerenburg leeg en gaat naar huis om de dakpannen recht te leggen, de platte Friese pan. De stamtafel praat over de Elfstedentocht. Dat houdt je toch niet voor mogelijk? Het is hoogzomer. Er komen vliegen binnen, ze zitten op mijn tafel en op mijn knie. Zou er toch nog vee zijn?

Vergroting van actieradius, van versnelling, geeft stilstand. Franeker’s vaart der volkeren is gestopt in 1811. Nog even doorgelopen tot de agrarische nadagen en in 1970 op sterven na dood. ‘Gelukkig’ heeft de algehele welvaart het stadje ontdekt als toeristische attractie. Ik zit in het oude stadscafé, dat helaas gemoderniseerd is in authentieke stijl. De vermoeidheid van deze uitspanningen zoals dat in de jaren zeventig was, was mooier. Zoals het nu is, leuk aangepast voor de toeristen, is het een oude dame die jong wil lijken. Tot mijn schrik zie ik dat er een artistieke kroonluchter hangt, zo een als wij op kantoor hebben.

In de tijd dat we ons te voet verplaatsten, had Franeker een menselijke maat. Daarna met paard en wagen ging het ook nog, maar na de algehele invoering van stoomtractie en verbrandingsmotor was het gedaan met de lokale welvaart van de korte lijn; de boer levert agrarische producten, de ene burger maakt er iets van en verkoopt het aan een ander die iets anders maakt. We hadden niemand nodig en genoeg aan ons zelf. Franeker bovendien bood naast de fabricage van die basis-, half- en eindproducten ook nog rechtspraak, bestuur en wetenschap.

De vliegen zijn weg. Het vee zal wel binnen zijn. De toeristen gaan nu eten. De bediening begroette me met een Amerikaanse ‘nice to have you’-glimlach. Er was een tijd dat je argwanend werd bekeken als je binnenkwam. Ik bestel droge sherry en een bittergarnituur. Tot mijn vreugde komt een ruiter te paard over de markt, het lijkt een highlander. Wat aardig. Aan de overkant spit een teckel zijn behoefte onder. Op het terras zit een gepensioneerd echtpaar zwijgend te eten, iets met stokbrood. Ze hebben elkaar niets meer te zeggen. Goed dat er televisie is. Use it or lose it.

Ik ga naar m’n hotel; dineren. Om eenentwintig uur sluit de keuken zodat we om zes uur weer op kunnen. Het ontbijt is om acht uur, dat is nog niet op elkaar afgestemd; of agrarisch of toeristisch. Er roller-skate een vrouw over de markt met een mobieltje aan haar oor. Franeker is een stadje van in 1970 zo’n 1200 inwoners, heeft de omvang van een uitleggebied en heeft stadse allure. De mensen gedragen zich stads. Ze zitten voor hun huis aan een grachtje met een glaasje wijn. Er loopt een gek rond met een medaille van de elfstedentocht op zijn trui. Een junk laat me schrikken door vlak bij m’n gezicht ‘geaccepteerd’ te roepen. Opgeschoten jongens met te grote spijkerbroeken en een brommer staan breed op het trottoir. Kom daar maar eens om in een dorp van deze omvang. Franeker is echt een stad. Elke keer als ik in Friesland ben, ben ik jaloers op de ondernemerszin en het zichtbaar chauvinisme van de Friezen. De tol die de Groningse ommelanden hebben moeten betalen voor de expansie van de stad is hoog.

Terug in m’n hotel bestel ik mosselen. ‘Op z’n Provençaals met spekjes en mozzarella?’, vraagt de serveerster. ‘Op z’n Franekers’, zeg ik. De serveerster zal het de kok vragen. Hij komt uit Utrecht maar woont al heel lang in Franeker. De mosselen zijn op z’n Spaans met chorizo, waarschijnlijk nog van de overheersing, toen Rennenberg* ook hier actief was. Mijn hotel was een herberg, net buiten de grachten gelegen. Tot laat in de avond dreunt zwaar landbouwverkeer onder m’n raam door. De Friezen houden vast aan tradities. God mag Jorwerd dan verlaten hebben, Franeker zeker niet. Het is een indrukwekkend stadje. Een universiteitsstad. Ik wil hier een ruimte hebben om te sleutelen en in de juiste omgeving nog wat uit te zoeken; waar de strijd om ging tussen Harlingen, met de Veemonniken, tegen Franeker, met de Schiermonnikoogmonniken, welke wetenschappen gedoceerd werden, wat Eise Eisinga’s** echte beroep was, wat zijn ouders deden en waar z’n vermogen vandaan kwam.

Als ik naar m’n kamer ga krijg ik een schaaltje fruit mee en het boek van Lolkema: Triomf en tragedie in de historie van de Elfstedentocht. Het is hoogzomer. Wat een gevoel voor marketing. Niet alleen gevoel trouwens. Friesland heeft echt veel te bieden.

* Rennenberg: Georges van Lalaing, Graaf van Rennenberg. In 1577 op voorstel van Willem van Oranje, belast met het stadhouderschap van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel. Hij was katholiek en wisselde wat tussen Spaans Koningsgezind en de Hervorming. Hij is 31 jaar geworden.

** Eise Eisinga: Van beroep wolkammer(?), bouwde in 1780 het zonnestelsel na in de woonkamer van zijn grachtenpand. John vindt het ook raar.

Trefwoorden