Het grootste deel van zijn bestaan, honderdduizenden jaren lang, bracht de mens door als jager-verzamelaar. Deze romantische bestaanswijze, die zich afspeelde in een situatie die ook wel bekend staat onder de naam Paradijs, heeft de goedkeuring van zijn huidige nazaten.

Het grootste deel van zijn bestaan, honderdduizenden jaren lang, bracht de mens door als jager-verzamelaar. Deze romantische bestaanswijze, die zich afspeelde in een situatie die ook wel bekend staat onder de naam Paradijs, heeft de goedkeuring van zijn huidige nazaten. De term verzamelen mag voor de gemiddelde RTL4-kijker wat vaag overkomen, jagen, het om zeep helpen van mammoeten en dergelijke, spreekt wel aan. Tegelijkertijd wordt alom benadrukt dat een dergelijke bestaanswijze nu natuurlijk uit de tijd is. Wij doden nog wel soortgenoten en bepaalde quota vis (als de financiële belangen maar groot genoeg zijn, mag het), maar tegen het verschijnsel jacht is (in Nederland) succesvol opgetreden. Daarvoor is vooral de geürbaniseerde mens verantwoordelijk, want deze ligt met zijn keukenmeidenethiek ruim voor op de restanten plattelander. Dat Nebucadnezar olifanten voor de jacht uitzette in het dal van de Orontes in Noordwest-Syrië praat niet goed dat wij eens fazanten loslieten. De boeren van Pelee-eiland, in het Erie meer in Canada, zagen op een gegeven ogenblik in dat je je tarwe beter kunt laten opvreten en een boterham uit de fazanten slaan. In vier dagen in 1950 werd daar de monsterscore van 25.000 fazanten geschoten. Toen de kruitdamp opgetrokken was, bleken er nog ruim 10.000 op het eiland over te zijn. Maar niet hier op Schiermonnikoog! Hoewel trends in de natuurbescherming nu vaak over grenzen heen gaan, is dat met het verzet tegen de jacht minder het geval en Nederland speelt hierin een solitaire voortrekkersrol. De jacht vond in Nederland overigens niet plaats op alle levende organismen maar op een klein groepje dieren en vogels, en hield een beperkt aantal mensen intensief met het buitengebeuren bezig. Wij weten nu gelukkig allemaal dat jacht overbodig is. Er zijn genoeg natuurfilms op de televisie (ik begin overigens genoeg te krijgen van de gnoes) en daarnaast is er ook bij u in de omgeving vast wel een tuincentrum aanwezig.

We kunnen hieruit leren dat de bestaansvorm van de mens die honderdduizenden jaren op jacht gebaseerd was, niet alleen achterhaald is, maar tevens afgedaan heeft in onze mentale beleving.

De jacht werd opgevolgd door een nieuwe bestaanswijze, de landbouw. Via een aantal akkerbouwgewassen en landbouwhuisdieren uit het Nabije Oosten wist men een doorgaans stabiel bestaan op te bouwen, waarbij de wereldbevolking ongelukkig genoeg drastisch toenam. De jagende stammen kregen weinig kinderen, en vrouwen van zo’n clan on the move droegen hun kind ongeveer achtduizend kilometer lang (ook nu nog zijn joggende en skeelerende meisjes minder vruchtbaar, klompen aan in bed wil ook wel helpen als je het touwtje er maar niet uithaalt).

De eerste Noord-Nederlandse boeren behoorden tot de Trechterbekercultuur. Zij bouwden hunebedden, verbouwden emmertarwe en moesten zich nog veel verworvenheden van de huidige materiële cultuur ontzeggen. De term ‘boer’ had mondiaal niet altijd een gunstige klank, maar in Nederland viel dat wel mee. Iedereen heeft nog wel agrarische voorzaten in de familie, een feit dat vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vruchten afwierp. Wij zijn van mening dat de boeren cultuur- en natuurhistorisch het landschap tot 1 augustus 1945* verrijkt hebben en daarna ging het mis. De economische opleving sleurde de landbouw, de bloembollenteelt en alles wat door ons groeit en bloeit tot een niveau dat niet meer gewaardeerd werd. Gelukkig kunnen wij ons de beperkingen van mest, melk en dergelijke permitteren, omdat we harde guldens aan andere zaken verdienen en betere tarwe uit Frankrijk of de Midwest van Amerika laten komen. En langzamerhand kreeg de term ‘boer’ een ongunstige klank. Grond- en oppervlaktewatervervuiling, ruilverkaveling, bio-industrie, overmatige mestproductie, landschapsverarming en nog veel meer kan men de producenten van het voedsel voor ons en anderen verwijten. Toch moet men zich in alle gemoedsrust afvragen wat er met het landschap gebeurd is dat niet in handen van de landbouwende mens is gekomen en gebleven en dan doel ik vooral op de woning- en wegenbouw die wij in Nederland aanschouwen en daarnaast in de toekomst nog plaats zal vinden. Wees gerust, het komend meerjarenplan meet 485.000 woningen. U wordt zelf straks wel van de legger afgevoerd maar geen enkele weg volgt die weg.

De boeren zijn al aardig bezig de jagers te volgen. Als zondebok van de horde bewoners die dit land telt, kunnen zij weinig goeds meer voor hun varkens doen. Tweehonderd generaties boerenaanwezigheid op de Drentse zandgrond en ongeveer half zoveel later op de klei. Daarmee hebben de boeren hun bloeitijd wel gehad en gaan zij de jagers achterna.

Op welke categorie gaan wij ons in Nederland nu storten? Wie zijn er na de vroeger alom aanwezige jagers, de daarna zo succesvolle boeren, nu aan de beurt? Zijn dat de volgelingen van de Heilige Urbanus? De stadsmensen die in aantal zowat de hele bevolking uitmaken? Nee, dat zijn er te veel. Televisiekijkend Nederland? Ook te machtig in aantal. Of de natuur en milieumaffia? Leuk klein groepje, hanteerbaar, makkelijk te pakken want ze zijn door hun gezeur goed herkenbaar. Misschien moeten we snel zijn, anders zijn ze verdwenen voordat we ze grijpen. Helpt het? Nee, natuurlijk niet. De jagers zijn niet weg, ze kunnen alleen niet meer jagen. De boeren zijn niet weg, ze kunnen alleen niet meer boeren. De mensen zijn niet weg, ze hebben alleen geen geweten meer. Misschien iets voor een projectontwikkelaar?

Wie volgt?

* Oprichtingsdatum van de Stichting voor Bodemkartering.

Trefwoorden