Na veel tegenstand uit de bevolking opende de toenmalige minister van Economische Zaken Gijs van Aardenne in 1978 de huidige, 45 hectare metende Industriehaven. De aanleg ging ten koste van het agrarische gebied rond het Skieppedykje, een destijds populaire wandelzone met een traditionele verkaveling en veel historische elementen als boerderijen, tuinderijen en een eendenkooi. De tegenstanders voerden ook economische argumenten tegen de haven aan. Deze zou overbodig zijn vanwege het overschot aan bedrijventerreinen in het Noorden. Menigeen was dan ook sceptisch over de komst van industrie. Niettemin vestigde zich er binnen enkele jaren een aantal grote bedrijven die aan tientallen mensen werk bieden. De ligging aan de rand van de Waddenzee met de bijbehorende beschermende regelgeving sluit de komst van vervuilende industrieën uit. Inmiddels zijn de contouren van bedrijven als Elf Petroland, Frisian Shipyard Welgelegen en zoutindustrie Frima niet meer uit de skyline van Harlingen weg te denken. De activiteiten in de haven zijn de laatste jaren fors toegenomen. Zo verdubbelde de goederenoverslag zich tot twee miljoen ton.
Vergroting
In de loop van de jaren tachtig en negentig werd duidelijk dat Harlingen meer moest doen aan haar economische ontwikkeling. Met een werkloosheidscijfer van ruim boven de twintig procent nam de omvang van de bevolking geleidelijk af. Pas de laatste jaren zit de groei er weer in, het resultaat van diverse inspanningen van de gemeente voor meer werkgelegenheid zoals de aanleg van bedrijventerreinen. Omdat de grond rond de huidige haven volledig is uitgegeven en er nog altijd vraag is naar direct vanuit zee bereikbaar bedrijfsterrein, werd het plan ontwikkeld om de Industriehaven met ruim vijftig hectare te vergroten. Na zes jaar voorbereiding gaf de gemeenteraad in 1996 groen licht om de uitbreiding planologisch op de rails te zetten. Deze wordt, aansluitend op de huidige haven, uitgevoerd in noordelijke richting, evenwijdig aan de zeedijk. Omdat grondeigenaren en -gebruikers uit het plangebied tot in uiterste instantie tegenstribbelen, is de eerste schop nog altijd niet de grond in. Door de mogelijkheid voor versnelde onteigening in het onlangs door de Kroon goedgekeurde bestemmingsplan op te nemen, heeft de gemeente zich echter een stok achter de deur verschaft, waardoor de uitbreiding naar verwachting begin 2000 van start kan. In 2002 moet de grond bouwrijp zijn.
Buitendijks
Volgens burgemeester Chris Arlman toont het bedrijfsleven al interesse voor het nieuwe industriegebied. Arlman: ‘We hebben niet te klagen over belangstelling. Scheepswerf Barkmeijer Stroobos wil er een assemblagehal bouwen voor schepen tot 140 meter lengte. Met een ander bedrijf zijn we eveneens rond; welk mag ik nog niet zeggen. Tal van bedrijven hebben van hun interesse doen blijken. Als ik afga op wat men aan intenties uitspreekt, dan zijn we al tachtig procent van de grond kwijt. De ene intentie is natuurlijk wel harder dan de andere, maar wij gaan ervan uit dat men eerder investeert als de conjunctuur goed is. En die is goed.’ Arlman, die in het voorjaar van 1998 de naar Coevorden vertrokken Berend Jansema opvolgde, denkt al na over de volgende havenvergroting. Wat hem betreft moet die aan de buitenkant van de zeedijk in de Waddenzee plaatsvinden, omdat nogmaals binnendijks uitbreiden op problemen stuit. ‘We zitten met de komende uitbreiding al bijna tot aan de noordelijke gemeentegrens. Verder noordelijk kan bijna niet. Als we daar uitbreiden creëren we ook een haventraject dat te lang is. Een uitbreiding in oostelijke richting zou negatief uitwerken op de dorpen Midlum en Herbayum. Bovendien willen we voorkomen dat de opstelling van grondeigenaren opnieuw tot vertraging leidt.’ De buitendijkse uitbreiding zoals Arlman die zich voorstelt, wordt gerealiseerd langs de Noorderpier, die dan min of meer wordt rechtgetrokken. Daarbij kan meteen de al jaren gewenste tweede havenmond worden aangelegd om recreatie- en beroepsvaart uit veiligheidsredenen te scheiden.
Praktische problemen
Het gaat vooral om praktische problemen, vult gemeentevoorlichter Sjoerd Brandsma aan. ‘Bij de aanstaande uitbreiding lopen we al tegen het feit aan dat de wegen om de haven heen wel erg lang worden. Dat betekent veel rijden voor de bedrijven die er zich gaan vestigen. Omdat de haven buiten de Tjerk Hiddessluizen ligt, hebben eb en vloed er vrij spel. Maar als we de volgende uitbreiding ook noordelijk realiseren, krijgen we wel erg veel getijdenwater in de haven.’ De haven zou ook in oostelijke richting kunnen worden uitgebreid, maar dan wordt Harlingen eveneens met problemen geconfronteerd. Brandsma: ‘Daar zouden we tegen Midlum en Wijnaldum oplopen, met alle gevolgen voor de geluidscontouren. Want het is natuurlijk wel industriegebied wat we willen. En als we die kant opgaan, hebben we eigenlijk ook een sluizencomplex nodig, maar dat willen we niet vanwege de beperkte toegang die je dan creëert. Bij een oostelijk gerichte uitbreiding werk je ook in de hand dat Midlum op een eiland komt te liggen tussen het Van Harinxmakanaal en de haven, en ook dat willen we voorkomen. Een andere belemmering wordt gevormd door de historisch waardevolle kwelderruggen van Midlum en Wijnaldum die met een oostelijke uitbreiding worden doorsneden.’
Discussie
In planologische zin lijkt een uitbreiding in de Waddenzee voor Harlingen dan ook het enige alternatief. Daar zou dan een stukje Waddenzee voor moeten worden ingepolderd. Directeur Hans Revier van de Waddenvereniging gruwt echter van die gedachte. Revier: ‘De Waddenzee is wettelijk beschermd. Wij houden vast aan de intentie van de Planologische Kernbeslissing (PKB) waarin dat is geregeld. In zo’n beleid past geen inpoldering, hoe klein ook. Als je als overheid een dergelijke ingreep toestaat, schep je een precedent voor andere havens en word je ongeloofwaardig. Maar als Arlman een discussie over zo’n plan wil uitlokken, zijn we natuurlijk van de partij.’ Arlman in een reactie: ‘Zeker, de PKB dwingt tot zorgvuldigheid. Als Revier zegt dat de Waddenzee een belangrijk natuurgebied is, ben ik de laatste om dat te bestrijden. Maar het begrip ’tegen’ moet je wat mij betreft niet altijd als ‘faliekant tegen’ interpreteren. Mij staat bij een buitendijkse uitbreiding een soort mix tussen natuur en economie voor ogen. Want als we wat willen met deze haven, dan moet het veel meer worden dan het nu is. Wat ik beoog, is een proefballonnetje oplaten, discussie uitlokken. We zullen er met z’n allen over moeten praten, wij als gemeente met Rijkswaterstaat, de natuurbescherming, de betrokken ministeries, de provincie, noem maar op. We zitten momenteel in het voortraject van de komende aanpassing van de PKB. Als er wat over gezegd moet worden, is het nu het moment.’
Nader onderzoek
Inmiddels zijn burgemeester Arlman en wethouder Jan Sijbenga, die ruimtelijke ordening en milieu in z’n portefeuille heeft, in het Waddenhuis op bezoek geweest. Revier: ‘We hebben in goede sfeer argumenten uitgewisseld en zullen elkaar hier ongetwijfeld nader over spreken.’ De gemeente heeft haar plan inmiddels bij de Rijks Planologische Dienst gemeld. Daarbij geeft ze aan dat ‘gelet op de grote belangstelling vanuit het bedrijfsleven voor de komende uitbreiding, rekening moet worden gehouden met een korte exploitatieperiode van dit plan’. Verder schrijft Harlingen ervan overtuigd te zijn dat ‘ondanks de uitbreiding van de huidige Industriehaven, de Harlinger haven nog niet voldoende kritische massa heeft om zich te ontwikkelen tot een zeehaven van regionaal belang van waaruit geregeld shortsea- verbindingen plaatsvinden’. Een te lang haventraject en de negatieve impact ten opzichte van Wijnaldum en Midlum worden aangevoerd om aan te geven dat ‘een verdere uitbreiding landinwaarts problematisch zal zijn’. Ook citeert de gemeente het advies van de Wadden Adviesraad (WAR) over de Hoofdlijnenbrief herziening PKB De Waddenzee, waarin de WAR wijst op ‘de specifieke afweging die nodig zal zijn in verband met de plannen voor buitendijkse uitbreiding van de haven van Harlingen’. Zonder nog een keuze te maken vraagt de Raad aandacht voor het belang van bescherming van de kwelderruggen van Wijnaldum en Midlum. Op grond van dit alles gaat Harlingen dan ook door om de haalbaarheid van een buitendijkse havenuitbreiding nader te onderzoeken, zodat het laatste woord hierover nog lang niet is gezegd.