In alle zes workshops van het Keuningcongres Extra Tussen Aa en Hunze discussieerden de deelnemers ruim anderhalf uur over het begrip culturele identiteit. Hoever ga je in je zoektocht naar identiteit terug om vooruit te kunnen kijken? Authenticiteit, maar ten koste van wat?

Als er in de discussies één ding al snel duidelijk werd, dan was het wel het feit dat niemand culturele identiteit opvatte vanuit het perspectief van het landschap als een soort openluchtmuseum van menselijke activiteiten. Iemand zei het heel beeldend op de volgende manier: ‘Het heeft geen zin om het landschap in kunsthars te gieten en te zeggen tot zover en niet verder!’
Het algemene gevoelen was dan ook dat culturele identiteit wel degelijk alles te maken heeft met dynamiek en ontwikkeling. In één workshop viel de kreet: ‘De zweeftrein van vandaag de culturele identiteit van morgen’. Elders pleitte iemand ervoor om in elk geval een aantal varkensloopstallen in stand te houden vanwege de informatie die dat soort gebouwen kunnen verschaffen aan volgende generaties.
De vraag die al pratend in alle workshops als vanzelf opkwam, was dan ook of het bij culturele identiteit om een soort absolute historische authenticiteit moest gaan of om het verder bouwen op wat we nu hebben, op continuïteit dus.

Tijd- en plaatsgebonden

‘Wat is nou eigenlijk culturele identiteit?’
Het werd een poosje stil in de workshop. Een poosje erg stil.
Iedereen was het er graag over eens dat men door de congresorganisatie met een ongelooflijk abstract begrip was opgezadeld. Wat is die culturele identiteit? Welk moment zoek je? Wie bepaalt dat moment? Wie bepaalt de waarde ervan? Wie hakt uiteindelijk de knopen door?
Tijdens de discussies kwam regelmatig naar voren dat een oordeel over het landschap – of iets nu wel of niet mooi is – belemmerend werkt bij het nadenken over hoe we verder moeten. Iemand zei het zo: ‘De verschijningsvormen zoals wij nu zien en in de toekomst willen zien, zou je best kunnen baseren op een historisch bepaalde culturele identiteit, maar tegelijkertijd moet je constateren dat zo’n begrip wel heel erg tijd- en plaatsgebonden is.’
Dit bracht iemand anders op het idee dat je enige continuïteit zou kunnen aanbrengen door cultuurhistorische elementen te zien als min of meer recyclebare producten: ‘Je zou de functie die bepaalde elementen in het verleden hadden, kunnen inwisselen voor een volgende functie zonder dat de feitelijke elementen verloren gaan’.
Iemand citeerde onze nationale dichter Gerrit Komrij: ‘Ik wil helemaal niet terug naar het verleden. Het was toen ook al een en al vooruitgang.’

Invulling

Je kunt de betekenis van de culturele identiteit beperken tot de schaal van het dorp zelf. Het begrip valt dan ongeveer samen met de ervaring die je elke dag hebt bij het ommetje met de hond, maar je kunt het ook definiëren op de schaal van het dorpslandschap Hunzelaagte. In de discussie hierover bleek regelmatig hoe weerbarstig het begrip culturele identiteit is als het gaat over de invulling van een bestaand landschap.
Zoeken naar een nieuwe identiteit vanuit de oude identiteit, een deelnemer wees naar een foto van een bosje bij Eexterveen: ‘Dat bosje ken ik zolang ik leef, ik ken het dus al zestig jaar. Maar in al die jaren heeft daar nog nooit een woning gestaan. Wat voor woningen zou je daar dan moeten neerzetten?’
In de workshops die zich met de Hunzelaagte bezighielden, werd met enthousiasme gesproken over het ‘ontdempen’ van kanalen en wijken en over de mogelijkheden om er woningbouw te realiseren. Op een gegeven moment echter realiseerde een van de deelnemers zich de mogelijke consequenties van zulke ontwikkelingen: ‘Je zou tussen twee linten een woonplek voor vijfduizend nieuwe woningen kunnen realiseren. Vijfduizend nieuwe woningen in het groen, een prachtige nieuwe woonplek. Maar afgezet tegen de culturele identiteit van zo’n streek realiseer je je op hetzelfde moment: in dat open landschap op één plek vijfduizend woningen? Daar zullen we nog even goed met elkaar over moeten nadenken.’
In de Hunzelaagte staat volgens de deelnemers de vraag centraal: borduren we uitsluitend voort op het bestaande of grijpen we de kans aan om hier nieuwe invullingen te kunnen realiseren? Twee meningen. De een die zegt: ‘Als je het hebt over de herkenbaarheid en de schoonheid van dat gebied, dan heeft dat te maken met de historische structuur van kanalen en wijken.’ De ander reageert: ‘Is het niet beter om gewoon te kijken naar wat je nu aan structuren hebt en te bedenken hoe je daar op kunt voortborduren naar de toekomst toe.’

Schaalgrootte

Wie bepalen die culturele identiteit? Veel is er in de workshops bijvoorbeeld gesproken over de grote verschillen in inbreng van de landbouw en de natuur bij het vastleggen van de identiteit. Vaak werd er geconstateerd dat er daarbij sprake was van een behoorlijke scheiding der geesten: ‘De grens tussen natuur en landbouw is een soort demarcatielijn in de verschillende culturele identiteiten.’ En als je het over de landbouw hebt, over welke landbouw heb je het dan? ‘De landbouw die wel of die niet kan investeren? De grootschalige landbouw die het landschap kan bederven? Of de kleinschalige landbouw die te klein is om te overleven?’
Ook andere mogelijke conflicterende meningen werden gesignaleerd, zoals autochtonen geboren en getogen in het gebied contra nieuwkomers die er een comfortabele woonplek gevonden hadden. Er moet dus gezocht worden naar middelen die ervoor kunnen zorgen dat het groepsbelang en het individuele belang van de bewoners en de gebruikers niet richtinggevend zijn. Het zou moeten gaan om een soort collectief bewustzijn: ‘Hier staan we met z’n allen en hoe zouden we verder moeten!’
Eigenlijk unaniem bleken de deelnemers aan de workshops van mening dat het belangrijk is om georganiseerd verder te gaan op deze weg. Belangrijk aandachtspunt hierbij: ‘Het mag niet iets zijn wat van bovenaf opgelegd is, het moet van onderop groeien.’

Samenwerking

Die ochtend had minister Pronk tijdens het congres gepleit voor meer samenwerking tussen bestuurders, bewoners en deskundigen. Een gebied op een goede wijze te ontwikkelen is één ding, het op een goede wijze beheren is iets anders. Een deelnemer formuleerde het in zijn workshop zo: ‘Het gaat niet om eenmalige operaties als we spreken over de kwaliteit van het buitengebied, over de waarde van het landschap en culturele identiteit. Zij vormen een doorgaand proces dat om doorgaand beheer vraagt.’
Veel deelnemers benadrukten dat er in de samenwerking begrip moet zijn voor elkaars standpunt en dat er vertrouwen in elkaar is. Iemand verwoordde het zo: ‘Alleen als we samen de toekomst met elkaar aangaan, kunnen we met de culturele identiteit uit de voeten. Culturele identiteit mag geen verkoopsausje zijn die je voor het oog over plannen uitgiet. Het moet een serieus proces zijn.’
Een andere deelnemer vulde het aan: ‘We moeten snel aan de slag onze zoektocht naar culturele identiteit bestuurlijk vorm te geven. We zullen voorbij het eventuele wantrouwen tussen de verschillende groepen en de bestuurlijke lagen moeten zien te komen en een nieuw vertrouwen moeten construeren.’
Iemand introduceerde het begrip integrale beleidsvorming in de discussie. Integrale beleidsvorming koppelt verschillende processen aan elkaar: ‘Je gaat kijken hoe je natuurontwikkeling en landbouw met elkaar kunt combineren, bedrijvigheid en natuurontwikkeling, recreatie en schoolverbindingen met elkaar kunt combineren om vanuit de culturele identiteit tot een betere kwaliteit in het gebied te komen.’
Dat is een proces van vele jaren. Het gevaar zit er dan in dat het bij mooie woorden blijft: ‘Als dat je geen middelen om zo’n ontwikkelproces serieus op te tuigen, dan creëer je alleen maar wanorde. Als het even snel-snel moet, loop je zelfs het risico hele dorpen uit elkaar te spelen.’

Zoektocht

Het congres is in de workshops regelmatig een zoektocht genoemd: ‘We gebruiken hier grote, nieuwe woorden. Woorden die hebben te maken met landschap, landschap als ordenend principe, kwaliteit, culturele identiteit. Tegelijk is er de klemmende – en de juiste – vraag: hebben we iets aan die nieuwe woorden? Kunnen we ze toepassen, zorgen ze voor het nieuwe bruggen daar waar nu verlamming heerst?’
Het begrip kwaliteit bijvoorbeeld? ‘Kwaliteit is aanwijsbaar’, vindt een deelnemer om er meteen aan toe te voegen: ‘Je kunt je gemakkelijk beelden voorstellen waarvan iedereen meteen zegt dat het kwaliteit is, maar is het daarmee ook meteen onderdeel van de culturele identiteit?’
Het was een vraag die regelmatig gesteld werd. ‘Culturele identiteit ligt vast in het landschap. Culturele identiteit is gemaakt is door de mensen vroeger. Het heeft een kwaliteit die we willen doorgeven, die we willen uitbouwen en waarvan we niet willen dat het ondermijnd wordt.’
Kwaliteit heeft echter ook een andere dimensie: eigenwijs, tegen de stroom op en dwars tegen de gevestigde culturele identiteit in. Iemand zei het heel mooi: ‘Kwaliteit heeft met smaak en durf te maken’.

Grote woorden

Kwaliteit en identiteit grote, nieuwe woorden? Dagvoorzitter prof. Van der Ploeg zei in zijn afsluitende woorden er het volgende over: ‘Laten we ons realiseren dat het niet gaat om iets wat alsnog moet worden gedefinieerd. Kwaliteit en identiteit zijn overal al aanwezig. Waar het echter vaak om gaat, is het herontdekken, om het vanzelfsprekende opnieuw te benoemen. We zullen de begrippen kwaliteit en identiteit duidelijk moeten benoemen – zonder franje – en op grond daarvan verder moeten werken, zodat die kwaliteit en identiteit ook als leidraad bij het praktisch handelen kunnen worden benut.’
Een laatste citaat uit het slotwoord van Van der Ploeg: ‘Uit alle discussies is duidelijk geworden het huwelijk tussen behouden en ontwikkelen geen gemakkelijk huwelijk is. Het goede nieuws dat ik vandaag over deze combinatie vooral heb meegekregen, is dat datzelfde spanningsveld tussen behouden en ontwikkelen een belangrijke waarborg kan leveren om te voorkomen dat we al te gemakkelijke pseudo-oplossingen creëren, dat we al te gemakkelijk het landschap versuikeren – of als je een ander woord wilt – het landschap al te gemakkelijk vertrutten.’

Trefwoorden