Op uitnodiging van het Nieuwsblad van het Noorden schreef Kees Visscher destijds een verhaal met als thema 'De Blauwe Stad in 2025'. Het verhaal, getiteld 'Meeuw in volle vlucht' verscheen in het nummer van 31 januari 1998. Hierbij een fragment onder de titel 'De kleur van oud goud'. Twee toeristen maken in de jachthaven kennis met een oude man, die hen in een ouderwetse roeiboot meeneemt voor een tochtje.

Zo voeren ze een kwartiertje zwijgend langs landtongen vol gelijkvormige witte huizen; uit de groene oeverbegroeiing priemden zeilen van boten omhoog, als kleurige driehoeken. ‘Zeg baas, waar gaan we nou eigenlijk naar toe hè’, riep Alex maar eens. De oude man bleef zwijgen, totdat ze op wijd open water waren. Nu leek hij positie te kiezen, minderde vaart, stuurde bij. ‘Hier, precies op deze plek’, zei hij, ‘is de ree van de boerderij. Die volgen we nu. Deze lindebomen heb ik voor jaren flink ingesnoeid, dat was nog in tweeduizend.’ Ze keken naar links en naar rechts, maar er was niets te zien. ‘Een schier boerenspultje’, zei de oude man. ‘Mijn opa heeft het nog laten zetten. Goed, we varen er nu even omtoe.’ De boot beschreef een boog, de riemen knarsten in de roeipennen. ‘We vaar’n er nu even omtoe’, bootste Alex de oude man na. ‘Maar ik zie niks, alleen water, jij Katelijn?’ ‘Hou je stil’, zei Katelijne halfluid. ‘Precies’, zei de oude man. ‘Stil moet je wezen. Want dan hoor je de boerderij. Astor die blaft. De vosruin die tegen het beschot schopt. De mussen op het dak.’ De boot lag roerloos. ‘En wat je ruikt dat is stront en stro, schier weelde. Daar links zie je het pad naar de watermolen, de berm is wit van kaasbloemen.’ Nu liep zijn vinger langs de horizon. ‘Kijk, naar alle windstreken duizend bunder koren, tot aan de oude dijk en nog verder. De kleur van oud goud, bij lage zon. En met een beetje wind golft het, dan aait Onzelieveheer het met zijn hand. Om even wijs te wezen met het mooiste dat hij gemaakt heeft.’ Zijn bleke ogen traanden in het witte licht. Katelijne, onder haar rode zonnehoed, keek gebiologeerd in de verte. ‘Breng ons terug’, zei Alex opeens, hoog en helder. ‘Ik laat me niet langer belazeren.’ ‘En we hadden schapen’, zei de oude man. Katelijne sloot haar ogen en opende ze weer en zag opnieuw niets dan water, glad en aluminiumkleurig en verbazend uitgestrekt, en de rode daken van de huizen op de landtongen. De oude man roeide zwijgend terug naar het paviljoen. Op de kop van de steiger stond havenmeester Bellinga, in smetteloos wit. De boot legde aan. ‘Hest t gras bie de schure ja nog nait maaid’, zei de oude man en hij griende een beetje, opeens. Bellinga hielp hem uitstappen. ‘Kom nou maar pa’, zei hij. Nadien zaten ze weer op het terras. ‘Kaasbloemen’, zei Katelijne, half tegen zichzelf. ‘Kezebloumen mevrouw’, verklaarde Bellinga. ‘Dat is Gronings. Heel oude mensen praten het nog wel eens. Kezebloumen. Fluitekruid. Mag ik u misschien iets aanbieden?’ Katelijne keek uit over het water. Witte kaasbloemen en koren als oud goud, wat was hier aangericht?

Kees Visscher

Aandachttrekkend door uiterlijk of gedrag is Kees Visscher tot nu toe niet. In zoverre is kleurrijk een verkeerde aanduiding: voorzichtigheid en aarzeling kenmerken hem eerder. Van het schrijven in het Nederlands – van zijn zoons Jos en Bert – ging hij over op z’n eigen Gronings. Elk van de twee mag een taal heten maar zonneschijn en regen verschillen ook, al zijn ze beide wèèr. Kleurrijk in letterlijke zin is Kees Visscher onmiskenbaar. Kleuraanduidende adjectieven geven aan zijn levendige proza – per definitie zwart op wit – nog meer fleur. Of vallen ze bij hem toevallig meer op dan bij zijn collega’s?
Siemon Reker

Kees Visscher is in 1930 geboren te Kropswolde en woont in Veendam. Visscher heeft meerdere verhalenbundels gepubliceerd en schrijft in Gronings- en Duitstalige literaire tijdschriften en in dagbladen. In 1986 ontving hij de Literaire Prijs van de Stichting ’t Grunneger Bouk en in 1997 de Duitse Wilhelmine Siefkes Preis van de stad Leer.

Trefwoorden