In een laagte ligt een ronde plas met een doorsnee van bijna honderd meter. In een wijde cirkel om de plas is een wal te herkennen. Zo ziet een pingoruïne eruit even ten noorden van Twijzel, die een paar jaar geleden is uitgebaggerd en sindsdien door de eigenaars ecologisch wordt beheerd.

In de laatste ijstijd, het Weichselien, die duurde van ongeveer 70.000 tot 10.000 jaar BP (archeologen gebruiken de afkorting BP voor ‘before present’, waarbij ‘present’ staat voor 1950), was de bodem in onze omgeving het hele jaar door bevroren. Er heersten permafrostcondities, zoals nu rond de Noordpoolcirkel in Siberië en Canada. Er zijn aanwijzingen dat destijds in onze omgeving de grond tot meer dan vijftien meter diep bevroren was. De bovenste laag ontdooide gedurende een paar maanden in de zomer. Onder deze omstandigheden ontstonden vorstheuvels of pingo’s. In de bevroren bodem, vlak onder de opdooilaag, vormden zich enorme ijslenzen van water dat toestroomde uit diepe lagen via scheuren in de permafrost of dat werd aangezogen uit de opdooilaag. De ijslens kon in de loop van tien…