‘Word wakker’, roept Nicolien overspannen. Ik reageer meteen. ’s Ochtends is het enige moment van de dag dat ik klaar wakker kan worden. Het is vijf uur en ik denk dat Nicolien een vos tussen de ganzen heeft bespeurd. ‘Wakker worden’, herhaalt ze ietwat hysterisch. Dat is ongewoon voor Nicolien, dus ik vrees het ergste. ‘De zon gaat boven Meertens op’, zegt ze paniekerig. Nicolien let er op of de hemellichamen zich wel nauwkeurig aan hun banen houden. ‘Wat is daar verkeerd aan?’ vraag ik, want ik heb geen flauw benul van de strekking van de waarneming. ‘De zon is boven Meertens opgegaan, maar hij gaat normaal om deze tijd altijd bij de Van Voorns op. Dat is wat ze voorspelden. De aardas is verschoven en dat komt door de conjunctie van drie planeten. Nu krijgen we hier het weer van Marokko.’ Ik schuif het gordijn wat meer open en inderdaad de zon staat een stuk naar het noordoosten, boven Meertens. Een schok gaat door me heen. Dan heeft de Commissie Herstructurering Zonsopgang Noorden des Lands dus toch haar zin doorgedreven!
Even probeer ik Nicolien nog gerust te stellen, door te zeggen dat het met de overgang naar de zomertijd te maken zal hebben, maar ze verzekert me dat daarmee niet de baan van de zon, maar alleen het tijdstip van opkomst veranderd wordt.
De volgende morgen sluimer ik omstreeks vijf uur en verwacht het ergste als Nicolien uit bed sluipt en het gordijn open schuift. Ik hoor haar een zucht van verlichting slaken en als ze weer onder de dons kruipt, vraag ik zo neutraal mogelijk ‘En?’ ‘De zon gaat weer boven Van Voorn op’, zegt ze opgelucht. ‘Ja natuurlijk, de Provinciale Overheid heeft ze teruggefloten’, is mijn stelling. ‘Wil je het woord Overheid niet meer gebruiken!’, zegt ze. Ze is dus weer de oude, want ik mag dat woord niet gebruiken omdat ik het op zo’n nare manier uitspreek, met het timbre van bladnotengal en ijsazijn. Ik kan er niets aan doen.
We leven in het buitengebied in permanente vrees voor de plannen die de Behörde voor ons in petto heeft. Dat begint al met de aandacht die je krijgt. De beklemmende plannen die voor je gemaakt worden. De verworgende greep terwijl je ook nog inspraak krijgt. De sociologische studie over wat jij en het platteland zijn en wat ze eigenlijk moeten zijn. En de sneue achterafconstatering dat het beter geen industrieterrein had kunnen worden. De samenvoeging van de gemeentetjes, die zo vereenvoudigend zou werken en zoveel goedkoper! Natuurlijk komt er een nieuw gemeentehuis op een plek waar toevallig bos stond. De machine vreet door!
Wat er ook gebeurt, het zal ons nimmer meevallen. Ik wil niet eens dat er een sociaal werker voor de deur staat, die meedeelt dat de overheid met zorg naar ons lekkend dak kijkt en dat zij een subsidie voor een emmer op zolder wil verstrekken. Wij zijn er trots op dat wij zelf onze problemen oplossen, ook na regen. Bijvoorbeeld het leggen van achthonderd vellen keukenrolpapier tussen de natte pagina’s van twee delen archeologische encyclopedieën. We moeten iets hebben om over te klagen en daar zorgen we zelf wel voor.
Onze angst voor de grootmacht uit het Westen en de daarvan afgeleide koninkrijkjes is niet ongegrond, sinds ik de mening van enkele stadsbewoners gepeild heb. Mijn ogen werden geopend tijdens een gezellige excursie met een lichting studenten door het dal van de Drentse A, waar deze voornamelijk Hoornse Diep heet. De studenten maakten een kort verslagje waarin ze hun bevindingen tot en met het eten van gebakken scharreleieren kunnen opschrijven. Een van de opstelletjes ontroerde me zeer. De betreffende studente schreef het volgende: ‘We zijn met de docent op excursie geweest naar een vallei waar een klein riviertje stroomt dat de Drentse A heet. In het dal staan enkele boerderijen en je kunt het geloven of niet maar de bewoners kunnen zich daar toch nog in leven houden in een omgeving die helemaal uit gras bestaat. Dat is best wel knap.’
Ik ben er in gedachten heen gefietst en heb bij een boerderij beleefd aangebeld. Ik stelde mij voor hoe de bewoner mij in zou lichten over zijn carrière in de kaakchirurgie, zijn tweede echtgenote, zijn tweede auto, de zeilboot en de paardrijlessen van de kinderen. Nee, hij hoefde niet te hooien en hij had geen economische binding met grasland, wel moest het gazon hoognodig gemaaid worden. Toen de fantasie overwaaide, bekroop mij het echter het unheimische gevoel dat het er allemaal niet toe doet hoe het platteland zichzelf ziet of door anderen gezien wordt. De mythe en de realiteit zijn geen van beide essentieel. Het lot van het platteland wordt door andere machten bepaald. Als de zee door de duinen breekt, doet de kleur van het zand er niet meer toe.