In weerwil van oprukkende bebouwing en infrastructuur ontstaat aan de voet van de stad een natuurgebied van formaat. Onland, het woeste onbruikbare moerasland dat eens de natuurlijke grens tussen Groningen en Drenthe markeerde.

De kolganzen die zo dadelijk in een schier eindeloze reeks V-formaties over de stad aan komen zetten, zien achter de suikerfabrieken hun winterbestemming opdoemen. Daar, ten zuiden van de A7, liggen de weilanden van de Lettelberter Petten, Matsloot en de Bolmert. Velden die de komende maanden systematisch één voor één zullen worden gemillimeterd. Zodra het licht is beginnen de ganzen met het gretige grazen, werkend aan de opbouw van hun reserves voor de retourvlucht naar Noord-Rusland. Iedere avond is het een fantastisch spektakel als ze in een massale rommelvlucht opstijgen om te overnachten op het meer. Een donkere wolk van vogels met het gewicht van een kudde olifanten.
Jaarlijks huizen zo’n vijftigduizend kolganzen in het Leekstermeergebied. Door met dat aantal te voldoen aan de 1%-norm (meer dan één procent van de wereldpopulatie) hebben alleen zij ervoor gezorgd dat het Leekstermeergebied dit jaar het predikaat ‘vogelreservaat van internationale betekenis’ heeft verkregen. In hun kielzog hebben de ganzen daarmee meteen bescherming afgedwongen voor de kiekendieven, roerdompen, ooievaars, kemphanen en tal van ander soorten die in het gebied verblijven.

Onland en Ommeland

Het veenweidegebied ten zuidwesten van de stad is in feite een binnendelta. De beken die het water afvoerden van de Drentse zandgronden en hoogvenen, liepen hier vast tegen de hoge kleiruggen van Groningen. Tussen zand en klei vormde zich een uitgestrekt moerasgebied waarin meters dikke veenpakketten werden afgezet.
De nederzettingen die op de noordelijke uitlopers van de zandgronden werden gevestigd, grensden aan onbegaanbaar onland dat een groot deel van het jaar werd overstroomd. Peize, Roden, Roderwolde en Leek werden havenplaatsen. De belangrijkste verbinding met de stad was die van de beurtschipper die wekelijks naar de Westerhaven voer.
Ook de stad zelf bevindt zich op een schiereiland van zand. Alleen dankzij de ligging aan het Reitdiep, de samenvloeiing van Hunze, Aa en Peizerdiep, kon Groningen, in tegenstelling tot de andere Drentse dorpen, uitgroeien tot zeehaven en aldus een centrumpositie innemen.
Het beeld dat opgeroepen wordt in het Grunninger Laid, van een welvarend Pronkjewail temidden van zijn rijke Ommelanden, is dus niet helemaal juist. De Golden Raand waar ‘alles gruit en bluit’ ligt op de klei ten noorden van de stad. Links en rechts bevinden zich de laagveengebieden, het onland dat eeuwenlang de natuurlijke grens tussen de twee provincies vormde. Aan de zuidrand zit de stad nog steeds aan Drenthe vast. De provinciegrens loopt vlak achter het Martini Ziekenhuis, door de nieuwe wijk Ter Borgh.

Blank

Vanaf de voorlaatste millenniumwisseling zijn de onlanden ten zuidwesten van de stad geleidelijk aan ontgonnen, verkaveld en met wisselend succes drooggelegd. De monniken van het machtige klooster van Aduard wonnen er hout en turf. Aan de zuidelijk rand van het veen werden kloostermoppen en dakpannen geproduceerd van de aldaar door de dekzanden opduikende potklei. Vanuit de Drentse nederzettingen is het onland ontgonnen als weidegrond en hooiland, in een mozaïek van smalle opstrekkende percelen, gescheiden door sloten en tochten.
Langs de westoever van het Peizerdiep werd reeds in de Middeleeuwen de Roderwolderdijk aangelegd, waardoor het Leekstermeer waterstaatkundig gescheiden werd van het beekdal. Totdat in 1885 de straatweg van Peize naar Hoogkerk gereed kwam, was het voetpad over de Roderwolderdijk de belangrijkste landverbinding van Roden en Peize naar de stad.
Ondanks alle inspanningen van monniken, boeren en zijlvesters is men er door de eeuwen heen nooit goed in geslaagd om het water van de Onlanden definitief onder controle te krijgen. Tot in de jaren zestig stonden regelmatig grote delen van de onlanden maanden achtereen blank. Donderdagavond 29 oktober 1998 scheelde het maar heel weinig of door een noodverordening van de Commissaris der Koningin had het Peizerdiep zijn binnendelta wederom heroverd.

Open landschap

Het open landschap van de onlanden strekt zich uit van landgoed de Braak in Paterswolde tot landgoed Nienoord in Leek: maden, weidegronden en hooilanden, en drie dominerende waterpartijen, het Leekstermeer, het Peizerdiep en het Eelderdiep. Afgezien van de verspreide huizen langs de Peizerweg en enkele eenzame boerderijen, is de bebouwing netjes geconcentreerd in de dorpen rondom. Hier schikken de autochtonen wat in ten gunste van de groeiende import. Aan de noordrand van het gebied raast het verkeer over de A7; in het oosten de skyline van de stad: tussen de Gasunie-kolos en de massieve silo’s van de suikerfabrieken tekent de Martinitoren zich maar magertjes af.

Herenboeren

Zoals overal in Nederland is het aantal boerenbedrijven drastisch teruggelopen. Maar hier in de Onlanden gaat het extra hard. Vier nieuwe herenboeren hebben een dominante positie weten te verkrijgen. Zij hebben het gebied onderling verdeeld in ‘invloedsferen’ waarbinnen ze, zonder elkaar te beconcurreren, voortvarend perceel naar perceel verwerven.
Tussen het Omgelegde Eelderdiep en het Peizerdiep verovert Natuurmonumenten de Peizer- en Eeldermaden. Inmiddels hebben zij zo’n zevenhonderd hectare in beheer. Doordat de cultuurhistorische waarde van het gebied al opgeofferd is aan de ruilverkaveling van de jaren zestig, krijgt Natuurmonumenten nu carte blanche om het gebied naar eigen inzicht op de schop te nemen. Door een nieuw landinrichtingsplan kunnen ze hun bezittingen nog verder uitbreiden en omsmeden tot een samenhangend geheel. Het madenland van het Eelderdiep wordt getransformeerd tot ‘nagenoeg natuurlijk landschap’: ruige natuur van rietlanden, moeras en waterrijk bos.
Aan de overzijde van het Peizerdiep verwerft Staatsbosbeheer meer dan duizend hectare hooiland, vanaf de rivier tot aan de oevers van het Leekstermeer. Deze grootschalige grondruil vindt plaats in het kader van het Landinrichtingsplan Roden-Norg, dat voor 2010 moet worden afgerond. Als dan een aaneengesloten reservaatsgebied is verkregen wordt het waterpeil in de Leekstermeerpolders verhoogd. De doelstelling is een halfnatuurlijk landschap: bloemrijke graslanden met behoud van de historische verkaveling.
Aangrenzend aan Staatsbosbeheer is stroomopwaarts langs het Peizerdiep, Het Drentse Landschap eigenaar van de Kleibosch en een groot deel van de Zuidermaden. In hun kersverse beheersplan wordt volop ingezet op een zonering van kleinschalig cultuurlandschap naar dynamische wilde natuur, waarbij een meanderend Peizerdiep vrijelijk het loofbos en de maden mag gaan overstromen.
Aan de noordzijde van het Leekstermeer is Het Groninger Landschap eigenaar van de Lettelberter Petten en aangrenzende oeverlanden. Ook hier wordt een dynamische vervlechting van broekbosjes, waterpartijen en weilanden nagestreefd. Het Groninger Landschap heeft alleen niet zulk mooi water ter beschikking als haar Drentse collega’s. Het Leekstermeer is sterk ‘vermest’ en als deel van de Groninger boezem wordt het in droge perioden gevoed met Rijnwater. De oude naam van het Leekstermeer is Zulthe, een naam die verwijst naar het zout dat periodiek vanuit zee naar binnen drong. Nog steeds worden af en toe verhoogde zoutgehaltes gemeten, maar nu is het zout afkomstig van de Franse kalimijnen.

Koppen bij elkaar

Doordat de bezittingen van de vier terreinbeheerders allemaal aan elkaar grenzen, ontstaat de komende jaren een aaneengesloten natuurgebied van om en nabij de drieduizend hectare. Een uitgestrekt ‘wetland’ aan de voet van de stad, groter dan het Fochteloërveen.
Soms lijkt het erop dat de terreinbeheerders zelf nog niet door hebben dat ze buren van elkaar zijn geworden en gezamenlijk iets groots tot stand brengen. Allemaal koesteren ze hun eigen inrichtings- en beheerplan, waarin niet of nauwelijks buiten het eigen territorium wordt gekeken.
Het moment lijkt aangebroken om de koppen bij elkaar te steken en te komen tot een gebiedsomvattende visie, waarin de meerwaarde van de som der delen duidelijk naar voren komt. Die meerwaarde is evident. Alleen in een grootschalig natuurgebied kunnen stilte en nachtelijke duisternis worden geconserveerd en kunnen kwetsbare planten- en diersoorten onverstoord voortleven. Alleen in een grootschalig gebied is het mogelijk om zoneringen aan te brengen van bijvoorbeeld recreatief-landschappelijk tot woest en ongenaakbaar. En daarenboven is een groot gebied waarschijnlijk beter te verdedigen tegen oprukkende bebouwing en infrastructuur, en niet te vergeten, opportunistische politici.

Gevecht om de ruimte

De terreinbeheerders hebben haast om hun doelstellingen te verwezenlijken, en terecht. Het gevecht om de ruimte is in alle hevigheid losgebroken. Daar waar de boeren het onderspit delven, wordt de koek razendsnel verdeeld. Het kan haast niet anders dan dat Nederland de komende twintig jaar planologisch onwrikbaar wordt verankerd.

Transferium

Het gebied van de Onlanden is aan Drentse zijde redelijk goed beschermd. In het Provinciale Omgevingsplan (POP) van Drenthe, wordt ruim baan gegeven aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Tegen de wens van sommige gemeentes in heeft de provincie, met rode contourlijnen, harde grenzen aan de uitbreiding van de bebouwingskernen gesteld.
In het Provinciale Omgevingsplan van Groningen, dat in de loop van dit jaar wordt vastgesteld, wordt daarentegen maximaal ingezet op economische ontwikkeling. Alle heil wordt verwacht van het stimuleren van bevolkingsgroei, bedrijventerreinen, woonwijken en infrastructuur. Het POP ontbeert elke visie op een samenhangende ontwikkeling van natuur en landschap en geeft geen strobreedte weg aan een verdere invulling van de Ecologische Hoofdstructuur. In het Westerkwartier blijven stukjes natuur en intensieve landbouw als een lappendeken aaneengeregen, waardoor geen boer of natuurbeheerder straks nog een kant op kan, zonder ruzie met zijn buurman.
Direct bedreigend voor de Onlanden is de planning van een transferium ten zuiden van de A7, waarvoor nota bene zelfs het Eelderdiep moet worden verlegd. Met het transferium wordt een druk knooppunt van verkeer, activiteit, licht en lawaai beoogd. Dat de burgemeesters en wethouders van Noordenveld en Groningen een dergelijk knooppunt zonder pardon op de rand van een waardevol natuurgebied plannen, maakt wel duidelijk dat van die zijde geen enkel respect voor natuur en landschap is te verwachten.

Dubbele infrastructuur

Wil het wat worden met Nederland dan zullen met name ook de lagere overheden als gemeentes en waterschappen zich volop in moeten zetten voor het gelijkwaardig naast elkaar laten ontstaan van een dubbele infrastructuur: eentje voor economische groei, bebouwing en transport en eentje voor natuur en landschap, rust en ruimte.
Ook al wordt het nog zo’n groot natuurgebied, als geïsoleerd reservaat verkrijgt het gebied van de Onlanden veel minder betekenis dan wanneer het wordt opgenomen in een keten van verbonden gebieden. Het stroomgebied van het Reitdiep, inclusief Lauwersmeergebied en de stroomdalen van Aa, Hunze en Peizerdiep, biedt een prachtige blauwdruk voor zo’n Gronings-Drentse infrastructuur voor natuur. Natuur kan hier gecombineerd worden met waterberging en het herstel van vrije waterafvoer naar zee.

Koningsdiep

De eerste bottleneck doet zich nu acuut voor bij het Koningsdiep. Dit diepje bij Hoogkerk is letterlijk de flessenhals waarin de wijdvertakte bovenstroomse beken van Peizer- en Eelderdiep allemaal samenvloeien, om twee kilometer verderop weer te divergeren in onder meer het Hoendiep en het Aduarderdiep.
De navelstreng Koningsdiep wordt in het POP van Groningen tot aan de kades toe vol gepland met bedrijventerrein. Om tenminste voor toekomstige generaties de mogelijkheid van rivierherstel en natuurlijk waterbeheer open te houden is het van groot belang dat de oevers van het Koningsdiep over een breedte van tenminste honderd meter onbebouwd worden gelaten.

De auteur is bioloog/ontwerper en voorzitter van de stichting Natuurbelang de Onlanden van Leekstermeer, Peizer- en Eelderdiep.