De waddeneilanden, vooral de vier Friese, kenden in het verleden een ongunstige verhouding tussen hun bevolkingsaantallen en de hoeveelheid beschikbare grond: anders gezegd: ze waren relatief overbevolkt. Dit was ten dele te wijten aan de bloei van de handel, de scheepvaart en de visserij.

Wanneer we het aantal inwoners per vierkante kilometer cultuurgrond als uitgangspunt nemen stonden de Friese waddeneilanden dan ook ver bovenaan. Met de achteruitgang van de zeevaart nam het belang toe van de lokale bestaansmiddelen, de landbouw voorop. Het intensieve gebruik van de grond dat hiervan het gevolg was, uitte zich met name op Ameland en Terschelling in een zeer fijnmazige verkaveling. De eilander bevolking woonde als vanouds in streekdorpen op de oude strandwallen (Terschelling) of in komdorpen (Ameland). Deze geconcentreerde bebouwing hield nauw verband met het overstromingsgevaar, waardoor verspreide bebouwing tot voor kort een zeldzaamheid was. Daarbij moeten we bedenken dat de hoeveelheid landbouwgrond beperkt was: Ameland had 1891 hectare, Terschelling 1403 hectare, Sc…