Je kunt honderd keer over de autosnelweg van Groningen naar de Afsluitdijk rijden, zonder dat ook maar het geringste vermoeden rijst over wat je enkele kilometers voorbij Drachten in de directe nabijheid van 'zomaar een afslag' aantreft. Wie wel die afslag neemt, glijdt, met in de achteruitkijkspiegel de snelweg nog in beeld, het 'andere Friesland' binnen. Geen meren om te zeilen of slootjes om te fierljeppen. Niet het folkloristische Friesland van Sietse en Hielke Klinkhamer, de Kameleon en de Sneekweek. Niet die vlakke noordelijke provincie van elfstedenontbering, waar de wind vanuit kale einders vrij spel heeft. Nee, wie die afslag - vooruit, het is Beetsterzwaag - heeft genomen, slaat een deur achter zich dicht en betreedt een Friesland van loof- en naaldbos, van zand, afgewisseld met weilanden en heidevelden. Niet de provincie van het water, maar de provincie van het land. Dit Friesland ontvouwt zich beschut, rustig en voornaam. Herbergzaam.

Voor een hotel-restaurant dat zich ten doel stelt gasten een kwaliteitsverblijf in de brede zin van het woord te bieden, lijkt er nauwelijks een betere locatie denkbaar. Immers, in dit Friesland ? het gebied van de Friese Wouden ? is het begrip ‘kwaliteit van het bestaan’ geen bordpapieren marketingcreatie, maar een product van de geschiedenis. Beetsterzwaag (gemeente Opsterland) is een van de mooiste dorpjes van Friesland, waar de adel zich al sinds jaar en dag thuis heeft gevoeld. Niet voor niets wordt het plaatsje aangeduid met ‘het Haagje van het Noorden’. De herbergzaamheid is er van oudsher herkend, en wordt al geroemd in geschreven bronnen uit de zeventiende eeuw. Het gewoel is steeds op afstand gebleven, net buiten dat comfortabele eiland van zand, gelegen in het omringende veen…