De Dienst Landelijke Gebied is als dienst van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van de landelijke gebieden in Nederland. De landinrichtingen kwamen tot voor kort met grootschalige, wettelijke herinrichtingen tot stand, maar de vraag naar flexibelere oplossingen resulteerde in Groningen en Drenthe in een tweetal kleinschalige en slagvaardige instrumenten: Landinrichting op Drentse Maat en Skippy.

Zoals zo vaak was ook hier de wens de vader van de gedachte. ‘Vooral de provincies hadden behoefte aan snelle en flexibele instrumenten om een probleem in een gebied op te kunnen lossen’, vertelt Henk Zwaving, accountmanager van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) in de provincie Drenthe. ‘Landinrichting zoals we het kennen via de wettelijke procedure, met alle rechtszekerheden die zijn ingebouwd, kost veel tijd. Het zijn projecten die tien jaar duren voordat ze afgerond zijn.’ Henk Kosters, adjunct hoofd van de DLG in de provincie Groningen, valt zijn collega bij: ‘De herinrichting van Roden-Norg bijvoorbeeld, is in 1997 formeel in uitvoering genomen en het duurt zeker tot 2010 voordat dat helemaal afgerond is.’

Kavelruil

In plaats van de omvangrijke inspraakprocedures en de wettelijke uitvoeringsregels, zoals het vaststellen van de rechten van de grondbezitters en de nieuwe eigendomssituatie, wordt bij de nieuwe aanpak een sleutelrol toebedeeld aan kavelruil op basis van vrijwilligheid. Waar bij een wettelijke herinrichting alle landbezit in een bepaald gebied op een hoop wordt gegooid en opnieuw wordt verdeeld, worden bij de nieuwe instrumenten kavels geruild zonder dat daarvoor tijdrovende procedures gevolgd hoeven te worden.
Goede voorbeelden van gebieden waar de vrijwillige kavelruil in praktijk wordt gebracht, zijn delen van het Groningse Westerwolde en het gebied de Drentsche Aa. In die gebieden stagneerde de grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur. De boeren die land binnen de begrenzing van het reservaatgebied hadden liggen, wilden op een bepaald moment dat land niet meer verkopen, omdat het een verkleining van hun bedrijf zou inhouden. Zwaving: ‘Als je dan elders iets kunt kopen om te ruilen, is het voor een boer wellicht wel weer aantrekkelijk om mee te doen. Dan krijg je toch de grond voor natuurbescherming en de boer kan verder. Dat kun je ook via een wettelijke herinrichting doen, maar dan kost het jaren. Met kavelruil kun je bij wijze van spreken in een half jaar tijd op een aantal plekken iets regelen.’
Naast het project in het gebied van de Drentsche Aa wordt kavelruil in Drenthe ingezet bij projecten in De Wijk, Peize, in het gebied van de Hunze en rond de ecologische verbindingszones van Midden-Drenthe en tussen Zeijen en Zeegse. Deze projecten hebben in principe een looptijd van vier jaar – het project in Peize duurt zelfs maar twee jaar – waarna de resultaten worden geëvalueerd. Als de wil om mee te werken te gering is of ontbreekt, wordt het project stopgezet. Evenzogoed kan een project bij een gebleken succes worden voortgezet. ‘Bij het project Drentsche Aa is daar nu al sprake van’, vertelt Zwaving. ‘We hebben er daar de eerste vier jaar bijna opzitten en daar gaat een verlenging komen.’

Groenfonds

Om de grondverwerving in het kader van Landinrichting op Drentse Maat te vergemakkelijken en te versnellen heeft de Dienst Landelijk Gebied in Drenthe via een landelijk Groenfonds beschikking over extra geld. Kosters legt uit: ‘De provincie leent via het Groenfonds geld en met dat geld geeft zij de opdracht aan de Dienst Landelijk Gebied om grond te verwerven. Als die grond daarna weer bij een landbouwer of een natuurbeschermingsorganisatie komt, vloeit dat geld weer terug in het Groenfonds.’
Naast kavelruil heeft de Dienst Landelijk Gebied in Drenthe en Groningen de mogelijkheid om met subsidies voor kavelinrichting grondruilingen aantrekkelijker te maken. In Drenthe gaat deze luxe-uitvoering van de kavelruil dan ook door het leven onder de naam Kavelruil Plus. ‘Je kunt je voorstellen dat als je met een aantal mensen grondruilingen doet, er wel eens een sloot moet worden gedempt, een dam moet worden gelegd of een afrastering moet worden verplaatst’, licht Kosters toe. ‘Dat kan dan met rijksgeld gesubsidieerd worden. Daarmee heb je een beetje een smeermiddel om die kavelruil nog sneller te later verlopen.’

Skippy

Het grootste verschil tussen Landinrichting op Drentse Maat en het Groningse Skippy is dat de provincie Groningen geen extra geld leent via het landelijke Groenfonds. In Groningen moet de Dienst Landelijk Gebied de grondverwerving uit de reguliere rijksmiddelen financieren, of zelf externe geldstromen zoeken. Een ander verschil is dat de Groningse variant van de kavelruil tot nog toe slechts op papier bestaat en nog niet daadwerkelijk in uitvoering is gebracht. De verwachting is echter dat in de loop van 2001 enkele projecten loskomen waarbij Skippy, een afkorting van Snel Kleinschalig Inrichtingsprogramma, kan worden ingezet. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om herstel van wierden (project Wierden en Waarden) en het opvullen van ontbrekende schakels in ecologische verbindingszones buiten lopende landinrichtingsprojecten.

Succes

Dat het concept van de vrijwillige kavelruil zich inmiddels bewezen heeft, blijkt uit de erkenning door het ministerie van Landbouw. Zwaving: ‘De gedachte om kavelruil en grondverwerving gericht in een bepaald gebied in te zetten, is voor de projecten Drentsche Aa en Peize nu ook door de staatssecretaris gesanctioneerd. Daardoor heeft het een wat minder experimenteel karakter gekregen en vindt de grondverwerving plaats met door het Rijk beschikbaar gestelde gelden. Zo is het voor de provincie Drenthe mogelijk om de gelden die ze toch al beschikbaar heeft voor de grondverwerving op een andere plek in Drenthe in te zetten.’

Kavelruil of wettelijke herinrichting

Hoe succesvol en mooi het idee van de kavelruil ook mag zijn, de procedures van de wettelijke herinrichting zijn allerminst overboord gezet. Wettelijke herinrichtingen hebben zelfs nog steeds de overhand. Kosters: ‘Landinrichting is een instrument waar een heel duidelijke verschuiving in zit. We kiezen steeds meer het gebied als ingang. Wat moet daar gebeuren, wat willen de overheid of andere organisaties daar en welk instrument past daar dan het beste bij? In sommige gevallen kom je uit bij het wettelijke instrument landinrichting, in andere gevallen op andere oplossingen zoals Drentse Maat en Skippy.’ Zwaving beaamt dit: ‘Het gaat niet alleen om de inschatting hoe groot de vrijwillige deelname aan een project is. Als er bijvoorbeeld een gebied is waar in heel korte tijd een groot landbouwgebied vrijgemaakt moet worden van ten behoeve van de natuur, dan is het een illusie om te denken dat je dat via een vrijwillige methode bereikt. Dan blijft een wettelijk instrumentarium nodig.’

Poldermodel

De instrumenten waarin kavelruil, vrijwilligheid en overleg de centrale begrippen zijn, klinken wel erg Nederlands. Is hier soms sprake van een variant op het poldermodel? Kosters denkt even na. ‘Het rijk of de provincie wil in een bepaald gebied iets, waarbij wij de adviseurs zijn van de opdrachtgevers, die in dialoog met het gebied een plan maken dat uiteindelijk wordt goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Als je dat beschouwd als een poldermodel, klopt dat denk ik wel.’

De auteur is historicus en freelance journalist.