Over de inrichting en de kwaliteiten van het landelijk gebied wordt veel gepraat en geschreven. Misschien wel te veel. Duurzaamheid, integraliteit, kwaliteitsslagen, impulsen, leefbaarheid, functiedragers, speerpunten, kansen, verrijking of versterking van functies; het zijn terminologieën die de overheid veelvuldig bezigt in de uitleg van haar activiteiten.

Over de inrichting en de kwaliteiten van het landelijk gebied wordt veel gepraat en geschreven. Misschien wel te veel. Duurzaamheid, integraliteit, kwaliteitsslagen, impulsen, leefbaarheid, functiedragers, speerpunten, kansen, verrijking of versterking van functies; het zijn terminologieën die de overheid veelvuldig bezigt in de uitleg van haar activiteiten. Veel toehoorders die niet tot de ambtelijke kring behoren, moeten raden naar de inhoud en worden onverschillig. En dat is jammer, want het beleid gaat toch over zeer wezenlijke zaken. De inrichting en de kwaliteit van het platteland ervaren we namelijk dagelijks. Daarbij kan het twee richtingen op: of we dromen weg en genieten met volle teugen, of we ergeren ons bij het zien van veel lelijkheid. Als reactie op het ambtelijk jargon kun je een discussie over de inrichting en de kwaliteit van de leefomgeving terugbrengen tot de volgende vraag: mag het ook mooi zijn?

Denkend aan de ambtelijke wereld ontstaan er beelden van een grote verzameling van rapporten die onlosmakelijk verbonden zijn met het ambtelijk werken. Deze gedachte uitwerkend lijkt het wel alsof er een immense koepel over de provinciehuizen is gedaald. In de verbeelding worden vanuit alle kantoren de kabels van alle computers naar het dak geleid, waar ze samenkomen in de behuizing van een immense projector. Zwaar brommend is het apparaat continu on line. Het doet niets anders dan digitale woorden omzetten in bewegende beelden. Verborgen voor iedereen scant het de provinciale pc’s non stop op de aanwezigheid van rapporten over de inrichting en de kwaliteit van het landelijk gebied. Bij ontdekking worden ze afgetapt, omgezet in film en aan de binnenzijde van de koepel geprojecteerd. Zoals een piloot in een vluchtsimulator, kijken de ambtenaren uit hun raam. Ze zien een virtuele werkelijkheid die ze zelf met hun rapporten creëren. Dat ze vanuit hun ‘cockpit’ een sterk gevoel van sturing en controle hebben, verbaast niet. Elke verandering die in de planvorming wordt doorgevoerd, verschijnt buiten immers keurig in beeld. Ondertussen zucht de buitenwacht vertwijfeld, want de maatschappij is complexer en dynamischer geworden. Ruimtelijke functies komen sterker met elkaar in gedrang en steeds meer mensen willen meebeslissen over de inrichting van hun leefomgeving. In deze werkelijkheid is het moeilijk om de verschillende processen te sturen en te controleren. Dit besef is ook bij de overheid doorgedrongen en bij de provincies heeft men voor een andere aanpak gekozen. Met een nieuwe manier van werken hebben de provinciale bestuurders de koepel aan gruzelementen geschoten. Het heet het geïntegreerde gebiedsgerichte beleid.

Wie het voor het eerst hoort, of leest, vertraagt zijn geest. De ambtelijke val staat opnieuw open. Geïntegreerd… gebiedsgericht… beleid. In herhaling glijden de woorden opnieuw voorbij. Hoe je het ook wendt of keert, de woorden prikkelen niet. Het nieuwe beleid verliest bij voorbaat zijn glans en dat is onverdiend want het is juist een vooruitstrevende manier van werken die volop in de schijnwerpers mag worden geplaatst; want met de nieuwe werkwijze gaat de provincie juist intensief samenwerken met de bewoners van een gebied. Per gebied wordt vastgesteld welke problemen er bestaan, waarna gezamenlijk naar oplossingen wordt gezocht. Daarbij willen de provincies meer met één gezicht naar buiten treden, zodat de bewoners van een gebied niet met allerlei verschillende provinciale afdelingen hoeven te praten. Binnenshuis stemmen de verschillende sectoren zoals bijvoorbeeld de Dienst Ruimte en Milieu en de Dienst Infrastructuur hun beleid op elkaar af, wat de duidelijkheid naar buiten toe vergroot.

De nieuwe werkwijze werd het eerst toegepast in gebieden met specifieke milieuproblemen. Het Noorderbreedte- themanummer ‘Stimulans voor Milieu’ uit 1997 heeft hierover bericht. Het bleek een groot succes. Daarom gaat het geïntegreerde gebiedsgerichte beleid toegepast worden waar het maar mogelijk is. Steeds meer mensen zullen er daarom mee in aanraking komen. Voor Noorderbreedte is dit een aanleiding om de betekenis van het beleid opnieuw te belichten. Zo worden in dit nummer verschillende visies op het onderwerp gegeven en worden er voorbeelden gegeven van hoe de geïntegreerde gebiedsgerichte aanpak in zijn werk gaat. Het uitgeven van dit nummer is mogelijk gemaakt door de drie noordelijke provincies.

Trefwoorden