Ingewijden zijn er goed van op de hoogte, dat er een directe lijlijnverbinding bestaat tussen het kleine kerkje van Leens, met de prachtige muurschilderingen, en de contra-reformatorische basiliek van Scherpenheuvel in Vlaanderen.

Ingewijden zijn er goed van op de hoogte, dat er een directe lijlijnverbinding bestaat tussen het kleine kerkje van Leens, met de prachtige muurschilderingen, en de contra-reformatorische basiliek van Scherpenheuvel in Vlaanderen. Regelmatig volgen amateurs zoals wij deze route met onze zelfgemaakte wichelroedes. Vrijwel probleemloos maken we de tocht naar het zuiden. Slechts bij de Hollandse Waterlinie doen zich wat moeilijkheden voor en is het zoeken naar de juiste lijlijn. Dat komt door de kunstmatige verstoring van het hydrologisch systeem ter plaatse, maar vooral ook door de overgang van het protestantse naar het rooms-katholieke fluïdum. Daarna volge men de E9 en het dal van de Demer en de Laak en via een zaak met honderden, manshoge Chinese vazen komt men uiteindelijk op de top van de heuvel met de basiliek.
Nu moet ik eerlijk toegeven dat een religieuze pelgrimage niet het hoofddoel is van onze tocht.
‘Aha’, zo zult U opmerken, ‘het is je te doen om de kerkelijke inzegening van je auto.’ Dat is inderdaad altijd aanmerkelijk goedkoper dan een all-risk verzekering en het helpt bovendien ellende voorkomen in plaats van achteraf te moeten betalen! Het is waar dat je met je auto naar boven kunt rijden, tot bij het bordje ‘Geen drinkwater, wel gewijd’, achter de basiliek. Nog voor de steile afdaling van de Kruisgang, kun je daar je auto laten inzegenen door een priester met een bovenmaats wijwaterkwast. Dit leidt natuurlijk dagelijks tot filevorming. Maar nee, ook dat is niet de reden van onze tocht naar Vlaanderen.
De werkelijke reden is mijn zoektocht naar een zekere garantie voor het doorbrengen van de tijd dat ik gepensioneerd zal zijn. Ik had mij voorgenomen om gedurende mijn werkzame leven goed op te passen en een basis te creëren waardoor ik me tijdens mijn pensionering geheel zou kunnen wijden aan het zoeken van kievitseieren. Ik had me er op ingesteld zo’n drie weken per jaar te kunnen zoeken en de volgende negenenveertig weken daarover te kunnen praten. Nu begint me echter langzamerhand de angst te bekruipen, dat tegelijkertijd met mijn pensionering (maar waarschijnlijk onafhankelijk daarvan) het zoeken van kievitseieren in Nederland verboden zal worden.
Vooruitlopend daarop gaan Nicolien en ik alvast jaarlijks naar een fraai gelegen terrein bij kasteel Neereise aan het riviertje de Dijle, ten zuiden van de oude universiteitsstad Leuven. In het voorjaar rechtvaardigt de prachtige laan met bloeiende sierkersen alleen al een bedevaart. Het is te vergelijken met de Fujijama, maar dan in Vlaanderen. Wanneer je bij Neereise eenmaal de visvijvers met zomertalingen, dodaarzen en tafeleenden voorbij bent, ligt daar in de gekanaliseerde meanders van de Dijle een groot perceel bouwland, waar je rustig, zonder problemen kievitseieren kunt zoeken. Je mag de eieren natuurlijk niet meenemen, maar dat hoeft ook niet. Helaas werd vorig jaar het bouwland met gras ingezaaid, zodat de kievitenstand al spoedig naar vier paar daalde. Daar rijd je natuurlijk niet een hele dag voor.

Het is bloedheet, de lucht trilt zoals gebruikelijk, hier en daar treedt een fata morgana op. We sjouwen hijgend ons materiaal op de nek over een enorm gravelveld. Een uitgestrekte mulle laag kleine steentjes en werkelijk geen plant te zien. Dan roept mijn collega uit Nietap me: ‘Hier ligt een broed kievitseieren.’ Geen kievit te zien maar een nieuw kievitterrein, in Centraal Anatolië om het zoutmeer van Seyfe. Bomen groeien hier niet, zoute kwelderweiden met aardbeiklaver en stekende biezen op kale klei omzomen het ondiepe meer. Kudden bruin Anatolisch vee houden de weidevegetatie kort genoeg voor de kieviten. Maar het Turkse gebied voegt een dimensie toe aan het eieren zoeken in Noord-Drenthe. Op de kale klei liggen ook de broedsels van de sporenkieviten, die wel alarmeren als er een bonte kraai overkomt maar geen charges uitvoeren op deze potentiële vijand zoals onze kievit wel zou doen. Het land is leeg en stil, alleen ver weg, tegen de helling van het omringende bergland ‘dwaalt een herder eenzaam rond met een kudde rundvee’. We hebben daar trouwens weinig oog voor, want het werk is zwaar. De schaft, die bestaat uit brood, drinken en halfzware shag, sla ik over om snel achter kieviten, sporenkieviten, tureluurs en steltkluten aan te gaan.
In de loop van de middag is de herder met zijn kudde, die uit jaarling stiertjes blijkt te bestaan, uit de heuvels bij ons werk aangeland. Het is een jonge vent, die een versleten colbertjasje draagt. Een half uur slaat hij ons geploeter stoïcijns gade, waarbij we steeds dieper klei opboren uit het bekken van Seyfe. Dan stelt hij plotseling een vraag in een taal die verdacht veel op de onze lijkt: ‘Is van Agt nog steeds aan de regering?’ Hij blijkt in Zwolle op school te hebben gezeten en zijn vader is met een Nederlands pensioen burgemeester geworden van het lokale Turkse dorp. Is dit dan het kievitengebied voor mijn gepensioneerde toekomst? Ik ga hem in ieder geval nestbeschermers aanprijzen.

Trefwoorden