In 1965 werd voor het gebied rondom Sauwerd een aanvraag tot ruilverkaveling ingediend. Tien jaar later werd de voorbereidingscommissie ingesteld. Deze commissie stelde het schetsontwerp op, rekening houdend met het streekplan en op basis van de deelnota over landbouwwensen, het advies over landschapsbouw, het NWC-advies en het advies over openluchtrecreatie. Vanwege de strijdige belangen van landbouw en natuur- en landschapsbehoud nam de voorbereiding veel tijd. Er is veel aandacht geschonken aan de vraag welke verbeteringen voor de landbouw mogelijk waren zonder dat de cultuurhistorische waarde van het gebied zou worden aangetast. Ook was er veel discussie over de grootte van het relatienota- gebied.
Het voorontwerp-plan met volledig uitgewerkte voorstellen voor de herinrichting van het gebied werd in 1986 gerealiseerd. Na inspraak van de streek duurde het nog tot 1988 voor het landinrichtingsplan door Gedeputeerde Staten kon worden vastgesteld. Uiteindelijk is er in 1989 over het plan gestemd. Zo is na een voorbereidingsperiode van veertien jaar de ruilverkaveling Sauwerd in de jaren negentig van in uitvoering genomen.
Doorlopende bewoning
De thans waarneembare geomorfologie is ontstaan voor de eerste bedijkingen, toen het een kweldergebied was dat bestond uit kwelderwallen en kwelderbekkens. Dwars door dit gebied stroomde het riviertje de Hunze, dat in de Middeleeuwen tot een zeearm van de Lauwerszee is verwijd. Aan de oostzijde van de Hunzeboezem lag een hoge zavelige oeverwal met een groot bekken erachter, waarin knikklei is afgezet. Het is de afwisseling van grote en kleine oeverwallen, kwelderwallen en kwelderbekkens, geulen en prielen die het gebied geomorfologisch zo interessant maakt.
Ruim voor het begin van de jaartelling vestigden zich de eerste mensen in dit nieuw gevormde kwelderlandschap. Het gebied was vruchtbaar en bood veel bestaansmogelijkheden. Het was zo veilig dat de eerste mensen zich direct op de kwelderwallen vestigden. De kolonisatie was een groot succes ondanks het feit dat de woonplaatsen vanwege de winterse overstromingen weldra moesten worden opgehoogd tot wierden.
Het Land van Sauwerd kent een doorlopende bewoning van meer dan twee duizend jaar. Zelfs in perioden waarin de mensen elders in het kwelderland om allerlei redenen wegtrokken, bleven ze hier wonen. Binnen het ruilverkavelingsgebied zijn naast allerlei andere archeologische monumenten, meer dan zeventig wierden bekend.
Cultuurhistorische waarden
De wierdenrij Adorp-Winsum is de ruggengraat van het oude cultuurlandschap. De hoogste gronden rond de wierden werden als bouwland (valge) gebruikt. Tussen Groot Wetsinge en Sauwerd is de kleinschalige percelering en het reliëf van dit oeroude bouwland nog goed te zien. De flanken van de kwelderwal waren als weiland (vennen) en het kwelderbekken als hooiland (meeden) in gebruik. Het vennengebied kent een onregelmatige aan natuurlijke grenzen opgehangen percelering en in het vlakke kwelderbekken treft men nog blokken aan met een gave meedenpercelering: blok- tot strookvormige percelering tussen loodrecht op de kwelderwal liggende doorgaande lijnen.
De paden op het hoogste punt van de kwelderwal (het valgepad), of daarvan aflopend het kwelderbekken in (notwegen) zijn eeuwen oud.
Het Hunzedal aan de westzijde van de kwelderwal heeft een aan meanders opgehangen regelmatige blokverkaveling en de meanderende rivier is op veel plaatsen de grens van de oude dorpsgebieden. Het dal heeft een onregelmatig reliëf met hoogteverschillen van meer dan een meter.
Vanaf de twaalfde eeuw is men dijken gaan aanleggen. De werkelijke strijd tegen het water was daarmee begonnen. De Wolddijk volgde in de dertiende eeuw om het achterliggende woldgebied tegen overstromingen te beschermen. De overal aanwezige knikklei geeft de noodzaak van de dijk aan en de kronkel in de dijk bij De Poel toont aan dat de Wolddijk ten minste eenmaal is doorgebroken.
De oorspronkelijke Hunze is in de zeventiende eeuw gekanaliseerd en bedijkt. De afgesneden meanders zijn nog duidelijk in het landschap te zien. Het nieuwe diep noemde men Reitdiep en tot 1877 had Groningen via het Reitdiep een open verbinding met zee. De Oldenzijl, Schaphalsterzijl en Wetsingerzijl waren de sluizen die het overtollige boezemwater eerst in de Hunze en later het Reitdiep loosden.
Natuurwaarden
In dit waardevolle cultuurlandschap komen veel weidevogels voor. Soorten als kievit, scholekster, grutto en tureluur komen in het gebied voor als broedvogel en de goudplevier pleisteren er iedere herfst in groten getale. Daarnaast broeden er watervogels als slobeend, kuifeend, meerkoet en waterhoen. De kleine zwaan en de smient gebruiken het als rust- en ruigebied tijdens hun trek.
Zeldzame plantensoorten treffen we niet in het gebied aan. Wel komen plaatselijk langs paden, dijken en in sloten of slootkanten nog planten voor als zwanebloem, bittere veldkers, blaasjeskruid, grote egelskop, koekoeksbloem, haarfonteinkruid en gele en blauwe morgenster. Deze soorten zijn elders in Nederland verdwenen.
Sommige gebieden hebben een hoge potentie voor natuurbouw. Het reliëf, de waterstand en de bodemopbouw zijn hier zodanig dat natuurlijke levensgemeenschappen bij extensivering van het agrarisch gebruik terug kunnen komen.
Effecten landinrichtingsplan
De Dienst Landelijk Gebied heeft de effecten van de uitvoering van het landinrichtingsplan bestudeerd en in een evaluatierapport weergegeven. In dit rapport verwacht men door een doelmatiger bedrijfsvoering een opbrengsttoename van 165 gulden per ha. Daar staan dan wel extra kosten tegenover van 77 gulden per ha. Uitvoering van het plan heeft volgens het evaluatierapport op korte termijn positieve effecten op de lokale werkgelegenheid, en op lange termijn zullen door de gezondere basis van de landbouwbedrijven meer arbeidsplaatsen in de landbouw behouden blijven.
Het in het structuurschema Openluchtrecreatie gesignaleerde tekort aan mogelijkheden voor recreatief medegebruik van het landelijke gebied ten noorden van de stad Groningen, zal volgens het rapport door de aanleg van fietspaden worden opgeheven. Deze paden blijken inderdaad in een behoefte te voorzien.
Weidevogels
Men ziet in het rapport door de realisering van reservaten en relatienotagebieden kansen voor de weidevogels. Zelfs kritische weidevogels zijn volgens het rapport beter af met ruilverkaveling dan zonder ruilverkaveling. De ervaring leert inmiddels dat de weidevogelstand in de reservaatgebieden in Sauwerd behoorlijk achteruit is gegaan. Buiten de reservaats- en relatienotagebieden is de weidevogelsstand, overeenkomstig de verwachtingen van het evaluatierapport, eveneens achteruit gegaan.
Voedselaanbod en rust bepalen de aantrekkelijkheid van het Land van Sauwerd voor wintergasten en trekvogels. Kavelverbeteringen en de aanleg van fietspaden hebben die aantrekkelijkheid behoorlijk verminderd. Zo is het in het NWC-rapport aangegeven weidevogelgebied ten oosten van het Potmaar, bij Winsum, door kavelverbeteringswerkzaamheden verdwenen. Het Westerdijkhorner fietspad werd dwars door het door de NWC aangegeven pleistergebied van goudplevieren, smienten en kleine zwanen aangelegd. Het haarfonteinkruid, dat volgens hetzelfde rapport in 1975 nog in de sloten van dit gebied voorkwam, is inmiddels door de diepere ontwatering verdwenen.
Buiten de reservaten en relatienotagebieden zijn de nat-droogsituaties en de hoogteverschillen verminderd door kavelverbeteringswerkzaamheden. Door perceelsvergroting is ook het aantal sloten en slootkanten eveneens afgenomen. Door rationeler beheer is de soortenrijkdom in de sloten en op de slootkanten verder afgenomen. Alleen in reservaten en relatienotagebieden is door aangepast beheer en vermindering van de mestdruk een grotere soortenrijkdom gerealiseerd. Vegetaties op wegbermen en dijken zijn door de reconstructiewerkzaamheden sterk verarmd.
Cultuurlandschap aangetast
Het rapport is nogal optimistisch over de effecten van de ruilverkaveling op het cultuurhistorisch landschap. De grotere structuurbepalende elementen als wegen, dijken, waterlopen en percelering zullen volgens het rapport niet wezenlijk veranderen. Er treedt wat perceelsvergroting en vervlakking van het grasland op, maar dit zal, aldus het rapport, het uiterlijk van het cultuurlandschap niet wezenlijk aantasten.
Dit is echter absoluut niet het geval. Het hele cultuurlandschap heeft te lijden onder de uitvoering van de ruilverkaveling. Het tracé van de wegen en waterlopen mag dan meestal behouden zijn gebleven, het karakter ervan is door allerlei ingrepen totaal veranderd. Het zijn betonnen wegen geworden met wegdek en berm op standaardbreedte. Waar nooit verbindingen waren zijn verbindingen gemaakt, waardoor bijvoorbeeld het karakteristieke aspect van de doodlopende notwegen is aangetast.
De historische Munsterweg is als gevolg van de functie die hij in het landinrichtingsplan kreeg, met beton verhard waardoor een van de laatste oost-west lopende, doorgaande kleipaden in Noord-Groningen verloren is gegaan. De wegen in Onderwierum hebben een betonnen verharding gekregen en hebben daarmee hun historisch karakter verloren. Juist deze wegen gaven de samenhang in deze zeldzame wierdenzwerm aan.
Waterlopen zijn verbreed en hebben hun natuurlijke karakter verloren. Sloten zijn gedempt en percelen vergroot en geëgaliseerd. Met name het meedengebied heeft hier veel van te lijden gehad.
De boerderijverplaatsingen in het gebied hebben nieuwe gebouwen op heel ongelukkige plaatsen opgeleverd. De nieuwe schuur ten oosten van Sauwerd bij Arwerd is lelijk en van heel ver te zien. De betonweg ernaartoe is strijdig met de historisch ontstane belijningen in het meedenlandschap. De nieuwe schuur ten noordwesten van het terrein van de Onstaborg bij Sauwerd is een dissonant in het landschap die tot Garnwerd te zien is. Ten slotte is het te hopen dat de bij Groot Wetsinge aan te leggen parkeerplaats er nooit zal komen, omdat daarmee de gave kant van de wierde wezenlijk wordt aangetast.
De NWC had groot gelijk toen ze concludeerde dat in het Land van Sauwerd geen cultuurtechnische werken konden worden uitgevoerd zonder dat daarbij de identiteit van dit internationaal waardevolle landschap zou worden aangetast. Hopelijk leren we van deze fouten zodat het cultuurlandschap van Middag-Humsterland eenzelfde aantasting bespaard blijft.
Prof. Dr. Louwrens Hacquebord is directeur van het Groninger Instituut voor Archeologie.