Het landinrichtingsgebied Drachten, ter grootte van ongeveer 2500 hectare, ligt tussen het Opeinder Kanaal in het westen en de provinciegrens met Groningen in het oosten. Hoofddoelstelling van het project is de verbetering van de inrichting van het landelijk gebied.
Niet bepaald flexibel
Arjen Bilijam is beleidsmedewerker landinrichting bij de provincie Friesland. Vrijwel zijn hele loopbaan houdt hij zich vanuit verschillende invalshoeken bezig met landinrichting en ruilverkaveling, en nu dus met het project Drachten. ‘Vroeger, en dan spreek ik over langer dan tien, vijftien jaar geleden, sprak je niet over landinrichting, maar alleen over ruilverkaveling: een bekend fenomeen waarbij grote plattelandsgebieden opnieuw ingericht werden’, vertelt hij. In die tijd liepen er in Nederland z…
Het landinrichtingsgebied Drachten, ter grootte van ongeveer 2500 hectare, ligt tussen het Opeinder Kanaal in het westen en de provinciegrens met Groningen in het oosten. Hoofddoelstelling van het project is de verbetering van de inrichting van het landelijk gebied.
Niet bepaald flexibel
Arjen Bilijam is beleidsmedewerker landinrichting bij de provincie Friesland. Vrijwel zijn hele loopbaan houdt hij zich vanuit verschillende invalshoeken bezig met landinrichting en ruilverkaveling, en nu dus met het project Drachten. ‘Vroeger, en dan spreek ik over langer dan tien, vijftien jaar geleden, sprak je niet over landinrichting, maar alleen over ruilverkaveling: een bekend fenomeen waarbij grote plattelandsgebieden opnieuw ingericht werden’, vertelt hij. In die tijd liepen er in Nederland zo’n twee- tot driehonderd ruilverkavelingprojecten, variërend van één tot twintigduizend hectare grond. Het initiatief ging doorgaans uit van de landbouworganisatie; de verkaveling was dan ook sterk agrarisch getint. Bilijam: ‘Het ging om kleine percelen, ver van huis met vaak gebrekkige watervoorziening en slechte ontsluitingsmogelijkheden. Het idee werd aangemeld bij de gemeente en het was mooi als die of het waterschap het ondersteunde. Elk jaar was er een bepaald bedrag om planvorming op te pakken.’
Doordat er veel belangstelling voor was, ontstonden lange wachtrijen. Vervolgens werd het plan ter hand genomen met de Wet Ruimtelijke Ordening in de hand. ‘Het was een weinig flexibel procedureschema; nu vinden we dat veel te verplichtend. Je was zo tussen de tien, vijftien jaar bezig. Van begin tot eind ging er soms een generatie overheen. Daarna moest er betaald worden, dertig jaar lang. Kortom, een langdradige bezigheid. Soms zaten we dingen uit te voeren die twaalf jaar eerder bedacht waren. Niet bepaald flexibel.’ Ook de Rijksoverheid zat tientallen jaren aan verplichtingen vast. Tijd voor bezinning dus. Het proces van herijking, dat zo’n tien jaar geleden is begonnen, moet eindigen in een nieuwe landinrichtingswet. Bilijam: ‘We werken nu nog met de oude wet, maar anticiperen op de nieuwe.’
Raamplan en modules
Was de ruilverkaveling vroeger sterk agrarisch gericht, tegenwoordig spelen componenten als natuurdoelstellingen en recreatie een belangrijke rol. Initiatiefnemers zijn nu bijvoorbeeld de Friese Milieufederatie, It Fryske Gea of de gemeente. Kern bij de nieuwe aanpak is de basis van vrijwilligheid. ‘Vroeger hadden mensen het gevoel dat ze overgeleverd waren aan het instrument en niets meer in te brengen hadden. Nu speelt vrijwilligheid een grote rol.’
Zo ook in Drachten, waar met de blik op de nieuwe wet voor de modulaire aanpak is gekozen. Iedere module beslaat zo’n vier jaar. De overheid gaat niet meer voor tientallen jaren verplichtingen aan, maar stelt geld beschikbaar voor kortere periodes. Het voordeel hiervan is dat plannen uitgevoerd worden die maatschappelijk nog redelijk recent zijn. Het raamplan geeft het globale aspiratieniveau weer terwijl de modules nauwkeuriger beschreven zijn. Deze worden ook wel beschouwd als inspanningsverplichtingen: daar is geld voor en iedereen is het erover eens. ‘De samenstelling van modules kan heel verschillend zijn’, legt Bilijam uit. ‘Voor sommige onderdelen is voldoende draagvlak, voor andere weer niet. De zaken waar iedereen het over eens is, worden nu uitgevoerd in plaats van te wachten tot het hele plan akkoord is. Ook zouden modules onafhankelijk van elkaar moeten zijn. Wanneer het blijft bij module 1 mag het geen weggegooid geld zijn.’ Vanuit de hoek van natuurrepresentanten klinkt de nodige scepsis. In theorie kan het dat boeren in module 1 aan hun trekken komen, waardoor er van de plannen van natuuraanhangers in module 2 of 3 niets meer terechtkomt.
Vrijwilligheid scoort
Het raamplan voor het project Drachten is nu ingediend. De landinrichtingscommissie bereidt het voor, legt het aan de provincie voor, belegt overleg en vraagt om reacties. Nieuw in de moderne aanpak is dus de basis van vrijwilligheid waarop veranderingen moeten plaatsvinden. ‘In goed overleg komen we tot een ruilplan. Als dat niet lukt is het jammer, maar dan gaat het plan niet door. De oude wet kent het instrument van onteigening, maar de Friese politiek wil dat niet. Vrijwilligheid scoort fors’, zegt Bilijam.
Het plan Drachten veronderstelt ook het verplaatsen van drie complete boerderijen. Eén daarvan is inmiddels verplaatst. En Bilijam weet uit ervaring dat de tijd heel veel problemen oplost. ‘Het zijn processen bij mensen. Zoiets lukt nooit in een half jaar. Maar in het gezin gaat het denkproces door, ook als ze aanvankelijk fel tegen zijn. Niet alles is te voorspellen. Bij Twijzel weigert iemand al vijftien jaar om te verhuizen. Wel, dat plan kunnen we dus niet realiseren.’
Bij het project Drachten speelt inmiddels ook nog iets anders mee: de stadsuitbreidingplannen in de richting van het projectgebied doorkruisen het plan. ‘We hebben te maken met overstijgende doelstellingen: de ruilverklaring, op grond van stemmen, en het herinrichtingsplan op grond van een bestuurlijk besluit. Voor de provincie zijn publieke doelen van belang, als bos, landschap en recreatie. En daar zijn boeren weer voor nodig. We moeten samen verder.’
Wij moeten ons bewijzen
Door de ramen rondom in zijn kantoor in Beetsterzwaag kijkt Canisius Smit van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) in Beetsterzwaag uit over het Friese land: een uitgestrekt weiland, bomen langs de rand en iets meer naar links een rustieke boerderij. Hij zit er middenin, letterlijk en figuurlijk. Als medewerker van de DLG behartigt hij de belangen van zowel de agrarische sector als de publieke sector. Hij realiseert het zich terdege: ‘Wij moeten ons bewijzen. We hebben een schets gemaakt, straks zijn de wenszittingen waarin boeren hun voorkeuren kunnen aangeven, en dan begint het gepuzzel.’ Want met zo’n zestig boeren, van wie ongeveer vijfentwintig een bedrijf van vijfentwintig hectare of groter hebben, is het een heel gepas en gemeet.
Hij is trots op de hem tot beschikking staande technologie: op de computer kan hij de grondeigenaren laten zien hoe het is, hoe het wordt of wat de alternatieven zijn. Zelfs de wandel- en fietspaden zijn al op het scherm te zien. Geheel vrijblijvend is een en ander uiteraard niet. ‘We hebben wel doelstellingen, bijvoorbeeld 150 hectare natuurgebied of de inrichting van een ijsbaan.’ Toch ziet hij de onmiskenbare voordelen van het ruilverkavelingproject: percelen dicht bij huis, minder ver rijden.
Potje plattelandsvernieuwing
Vrij nieuw is het zogenoemde potje plattelandsvernieuwing. ‘Daarmee kan ieder dorp met een plan komen. Drachtstercompagnie heeft bijvoorbeeld gereageerd met een plan voor een kerkenpad. Als wij dat bedacht hadden, was er vast niet enthousiast op gereageerd. Nu komt het uit het dorp zelf. De plannen moeten uiteraard wel met natuur of landschap te maken hebben.’
Jan de Boer (55) is boer in Drachtstercompagnie en zit in de Drachtster Kavelruil Commissie. Zijn voor-voorvaderen hadden de boerderij al in hun bezit. Het plan stemt hem tot grote tevredenheid. ‘Het is goed voor de structuur van de landbouw. Verkeerstechnisch is het aantrekkelijk, zeker nu er steeds meer beperkende verkeersmaatregelen genomen worden. Straks mag ik niet meer met de cultivator als aanhanger op de weg. Dat neemt veel tijd. Als we willen overleven, moeten de randvoorwaarden optimaal zijn. En er vertrekken veel mensen naar het buitenland. Dat zet je wel aan het denken. Maar als het meezit kan de eerste ruil over niet al te lange tijd plaatsvinden. We moeten werkende weg wijs worden.’
De voorwaarde dat bijvoorbeeld de kenmerkende elzensingels in dit landschap aangeplant of hersteld moeten worden, is voor hem geen bezwaar. ‘Ze hebben landschappelijke waarde en moeten zeker blijven bestaan. In het plan zijn dan ook vervangingsmaatregelen opgenomen: als ergens een singel verdwijnt, wordt die elders weer neergezet.’ En daarmee blijft het streekeigen karakter van dit deel van Friesland behouden.
Van ruilverkaveling naar landinrichting
De nieuwe wet Landinrichting moet ruilverkaveling én landinrichting makkelijker, sneller en goedkoper maken. Het grootste verschil met de oude wet is dat boeren niet meer stemmen, maar op basis van vrijwilligheid de gronden verkavelen. Ook zal het landschap minder ingrijpend veranderen waardoor het streekeigene intact blijft. Door in modules te werken, kan er flexibel op veranderingen ingegaan worden en hoeft uiteindelijk niet meer een verouderd plan uitgevoerd te worden, zoals vroeger geregeld het geval was. In tegenstelling tot vroeger spelen niet meer alleen agrarisch doelstellingen een rol, maar ook natuur- en recreatiedoelstellingen.
De auteur is freelance journaliste.