Ook in de toekomst is landinrichting een uiterst bruikbaar middel om ons land aan te passen aan de veranderende behoeften. De rol van landinrichting wordt in een sterk dynamisch en dichtbevolkt land alleen nog maar belangrijker. Doel, vorm en aanpak moeten zich voortdurend aan nieuwe ontwikkelingen aanpassen. De wetgeving moet hierop worden toegesneden.

Waar op een kleine oppervlakte naar verhouding veel mensen wonen, werken en recreëren moet de beperkte ruimte onder invloed van de geleidelijk veranderende behoeften en voorkeuren van de bevolking, zo goed mogelijk worden ingericht. Nederlanders zijn sinds het begin van de jaartelling ons land aan het inrichten. Denk bijvoorbeeld aan de celtic fields die op sommige plaatsen in Drenthe zijn aangetroffen en aan de vorig jaar bij Leeuwarden gevonden relicten van overslibde akkertjes op het veen. Met het toenemen van de bevolking kwamen er dorpen, terpen, wegen, vaarten of dijken. De oppervlakte natuur werd kleiner en het areaal landbouw steeds groter.
Landinrichting in de tegenwoordige betekenis van een door de overheid geregisseerd project ten behoeve van meerdere grondgebruikers dateert van het begin van de vorige eeuw. Een van de eerste eenvoudige ruilverkavelingen vond in de jaren twintig plaats op Ameland.

De achtertuin van de stedeling

Ging het toen op Ameland en nog tientallen jaren daarna alleen maar over het ruilverkavelen en/of verbeteren van landbouwgrond, tegenwoordig is het aantal belangen en belanghebbenden vele malen groter. Het platteland is allang niet meer het domein van landbouw alleen. Het landelijk gebied fungeert bijna letterlijk als achtertuin van de stedeling, die in zijn vrije tijd even wil ontvluchten aan de hectiek van de stad.
Nederland heeft zestien miljoen meest welvarende inwoners, die dicht op elkaar wonen. De behoefte om af en toe in het landelijk gebied tot rust te komen en te genieten van natuur en landschap zal alleen maar toenemen. De laatste jaren gaat dit samen met een herleving van de belangstelling voor cultuurhistorie en natuurlijk voedsel, met als gevolg dat ook vanuit de stad de agrarische component van het platteland weer meer in de belangstelling komt.

Deltametropool

Vanwege onze welvaart en toenemende mobiliteit neemt tegelijk vanuit de stedelijke gebieden de ruimtelijke druk op het landelijk gebied toe: snel oprukkende stads- en dorpsuitbreidingen, nieuwe bedrijventerreinen met zichtlocaties, en nieuwe infrastructuur. Het lijkt erop dat een groot deel van het platteland in Nederland in snel tempo dreigt onder te gaan aan stedelijke ontwikkelingen. Misschien is dit in zekere zin onvermijdelijk, zeker in wat tegenwoordig de deltametropool wordt genoemd. Ik ben er echter van overtuigd dat wij deze ongebreidelde ontwikkelingen weer een halt zullen willen toeroepen. Meer en meer zal sprake zijn van integrale planvorming, waarbij rood, groen en blauw (water) hand in hand gaan. Bij die ontwikkelingen zullen we landinrichting in de toekomst nodig hebben. Op sommige plaatsen zijn ook al stappen in die richting gezet: ik noem de landinrichting in de stadsrand van Drachten, de ontwikkeling van de Blauwe Stad in de provincie Groningen en uitbreiding van de stad Groningen in groen/blauwe setting. Ik denk ook aan integrale planvorming bij de aanleg van grote infrastructurele werken. Vroeger sprak men van aanpassingsinrichting, maar nu moeten de ambities verder reiken.

Landbouw

Uit het voorgaande mag niet de indruk ontstaan dat landinrichting in de vanouds bekende combinatie van doeleinden van landbouw, natuur, landschap en recreatie nu verleden tijd is. Zo zal de landbouw als gevolg van veranderende vraag, onder invloed van de uitbreiding van de Europese Unie en de wereldmarkt, zich ongetwijfeld voortdurend moeten aanpassen. In sommige landbouwgebieden kan dat betekenen dat de zogenoemde externe productieomstandigheden in de vorm van verkaveling, waterbeheersing en ontsluiting (opnieuw) moeten worden aangepast. Ook kan het zijn dat er op sommige plaatsen nieuwe gewassen (bijvoorbeeld lelies) of ander typen bedrijfsvoering in beeld komen (bijvoorbeeld melkveehouderij in de plaats van akkerbouw) die ertoe nopen om letterlijk de ‘landinrichting’ erop aan te passen. Ik kan echter ook een andere ‘landbouwrichting’ noemen, namelijk de biologische landbouw of de boeren die mede hun inkomen verwerven uit het onderhoud van natuur en landschap of uit recreatie.

Natuur voor mensen, mensen voor natuur

Onlangs heeft het Natuurbeleidsplan, dat in 1990 het uitstekende concept van de ecologische hoofdstructuur introduceerde, een opvolger gekregen in de nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur. Nieuwe begrippen in dit verband zijn ‘robuuste verbindingszones’ en ‘groen-blauwe dooradering’. Deze begrippen zullen ongetwijfeld op verschillende plaatsen de komende jaren de agenda van nieuwe of bestaande landinrichtingsprojecten bepalen. Het spreekt voor zich dat deze opdracht meestal gepaard zal gaan met het dienen van andere doelen in het landelijk gebied, waaronder recreatie. Er wordt niet voor niets over ‘Natuur voor mensen’ gesproken.
Daarnaast wordt met deze nieuwe nota de zogenoemde ‘ontwikkelings- en ontwerpgerichte landschapsstrategie’ geïntroduceerd. Dit betekent dat meer dan in het verleden de landschapskwaliteit mee de inzet moet worden van ruimtelijke keuzes die vanuit de stedelijke invloedssfeer het landelijk gebied gaan raken.

Water

Water is voor de landinrichting vanouds een bekend thema. Nog niet zo lang geleden betekende dat vooral betere ontwatering voor de landbouw en snelle afvoer van neerslag. De laatste tien jaar is sprake van een kentering, omdat gebleken is dat dit ten koste is gegaan van natuurgebieden en biodiversiteit. Ook de landbouw is tot de ontdekking gekomen dat ze op sommige plaatsen, net als natuur nu last heeft van verdroging. De landinrichting is daarom momenteel vooral gericht op het terugdringen van die verdroging. Daarnaast en in samenhang met het vorige wordt geprobeerd de oorspronkelijke natuurlijke watersystemen zo veel mogelijk weer te herstellen.
Nieuw is het besef dat wij in ons laag gelegen land als gevolg van zeespiegelstijging en veranderend klimaat anders met wateroverlast en veiligheid moeten omgaan. De waterschappen hebben hierbij onder regie van de provincies de komende jaren een belangrijke uitvoerende taak. Hierbij kunnen in veel gevallen instrumenten uit de gereedschapkist ‘landinrichting’ hulp bieden, zeker als er ook op ander terrein verbeteringen wenselijk zijn.

Waterschappen en gemeenten

Zolang landinrichting bestaat, zijn er nauwe relaties geweest met water en waterschappen. Dit zal naar verwachting in de toekomst ook zo zijn, zeker nu het beleid is dat de inrichting van Nederland weer meer op watersystemen zal moeten worden gebaseerd en niet andersom.
Ik ben van mening dat ook gemeenten meer met landinrichting zouden kunnen gaan doen. Er is immers met de herijkingsoperatie enkele jaren geleden terecht een trend ingezet naar meer kleinschalige snel uitvoerbare landinrichtingsprojecten. In Groningen heet dat ‘Skippy’ en in Drenthe ‘Landinrichting op Drentse maat’. In dit kader liggen er ook kansen voor gemeenten, die dicht bij de burger een rol spelen bij de inrichting van de publieke ruimte. De gemeenten Groningen en Slochteren hebben dat al onderkend, maar andere gemeenten zouden kunnen volgen.
Het is bijna een open deur de centrale regisserende rol van de provincies bij de landinrichting nog te noemen. Dit geldt ook voor de nadere uitwerking van de beleidsvoornemens uit de nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur en de uitwerking van het toekomstige waterbeheer.

Ir. H.R. Oosterveld is directeur van de Directie Noord van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Trefwoorden