In de rubriek Courant geven Jan Bonjer hoofdredacteur van het Groninger Dagblad en de Drentse Courant, Wio Joustra, waarnemend hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant en Geert-Jan Laan, hoofdredacteur van het Nieuwsblad van het Noorden hun visie op de ruimte en het gebruik daarvan in Noord-Nederland.

Sleutelwoorden, kernbegrippen, drogredenen. Je hebt ze in ieder landsdeel, in iedere samenlevingsvorm, in iedere organisatie. Bij ons op de redactie is ‘hebben we al gehad’ zo’n drogreden. Meestal klopt dat, want het leven en dus ook de journalistiek kent nauwelijks nieuwe onderwerpen. Het gaat altijd om de wisselende context. Die nieuwe context stelt nieuwe vragen en een goed journalist beantwoordt die.

Compensatie is zo’n sleutelwoord (in hedendaags jargon ‘buzz-word’) dat na een aantal jaren noordelijk leven als een bijna-religie begint over te komen. Compensatie voor achterblijvende werkgelegenheid, compensatie voor achterblijvende infrastructuur, compensatie voor teruglopende scheeps- en landbouw, kortom compensatie voor achterblijvende groei. Nou was compensatie als context me geheel vertrouwd uit de natuurbescherming, want ook daar is het begrip heilig verklaard. In sommige situaties is de compensatie-sleutel (een hectare natuur opofferen, drie hectare compensatie terugkrijgen) zo fortuinlijk dat het opofferen van natuur in laatste instantie een daad van grootse bescherming mag heten.
Het wezenlijke van compensatie is dat het uitsluitend betekenis heeft in vergelijking met. In vergelijking met vroeger (referentiebeelden) werken we aan natuurcompensatie. In vergelijking met de Randstad loopt het Noorden achter. Zo ondergraaft het compensatie-denken de mogelijkheden voor identificatie. Want compensatie van de natuur van toen leidt hooguit tot identificatie met het verleden. En compensatie ten opzichte van de Randstad leidt hooguit tot een surrogaat identiteit, een afgeleide noordelijke Randstad. Natuurlijk is het legitiem je dat als doel te stellen, het lijkt me echter geen doel dat tot duurzame resultaten leidt.
Op zoek naar de noordelijke identiteit doen zich tal van bronnen en beelden aan je voor. De kunst is daarin de samenhang te ontdekken. Meeslepend is die niet. Het landsdeel waarin wij willen leven, ontwikkelt z’n karakteristieken en omgeving in beperkte mate. De allerwegen als geslaagd beschouwde campagne die zegt dat er niets boven het Noorden gaat maakt de bekendheid met het Noorden wel groter maar ontwikkelt de identiteit niet. De intrinsieke waarden blijven onderkomen. Rust en ruimte worden lege begrippen zolang het provinciaal en gemeentelijk beleid compensatie-gedreven zijn. En wederom is de stelling: compensatie ondermijnt identificatie.
Wat even opvallend is, is het verlies van oriëntatie op onze internationale omgeving. In mijn verslaggeversjaren bij de Winschoter Courant deden we te pas en te onpas aan Duitse onderwerpen. Ons wereldbeeld was toen Europeser dan nu. Onze redacteur Marcel Looden werpt tegenwoordig nog als enige ‘een blik over de grens’. De wadden als vloeibare verbinding met Duitsland en Denemarken lijken in mentaal opzicht aan belang in te boeten. Merkwaardig. Is oriëntatie op de ontwikkeling van de regionale Duitse en Deense samenleving niet even wezenlijk als op de ontwikkelingen in de Randstad?
Voorlopig houd ik het op een pleidooi voor eerherstel voor de berk. Die boomsoort vult mede mijn beeld van de noordelijke identiteit in en vormt een in dit geval witte draad met op z’n minst Scandinavië. Als we dan toch natuur compenseren, dan graag met een dikke dosis berken.

Trefwoorden