Van jongs af aan is Henk Schoorl geïnteresseerd in de eigen omgeving. Jan Bremer: ‘Hij was gefascineerd door de duinen en de kust. Dat was hem met de paplepel ingegeven door zijn vader, die onderwijzer was op een christelijke school in Den Helder. Voor de oorlog heeft hij de kweekschool doorlopen, maar hij heeft het vak schoolmeester nauwelijks beoefend. Wel heeft hij gevaren en werd hij later boekhouder bij een bollenfirma in Hillegom. In 1972 werd hij secretaris van de Archeologisch Werkgemeenschap Nederland. Voor zijn historisch-geografisch onderzoek heeft hij jaren doorgebracht op het Algemeen Rijksarchief te Haarlem. Hij kreeg terecht een eredoctoraat aan de Universiteit van Amsterdam.’
Fascinatie voor de kust
‘Vanaf het begin heeft de kust hem gefascineerd. Wat hem intrigeerde was de vraag waarom de kustboog bij Den Helder naar buiten loopt, convex noemt men dat, en waarom hij bij Terschelling naar binnen buigt,’ vertelt Jan Bremer. Schoorl wilde met de convexe kustboog aantonen dat de uitbuigende kustlijn bij Texel, Vlieland en Terschelling allesbepalend is voor de wordingsgeschiedenis van dit gebied. Deze eilanden hebben veel meer weerstand tegen de zee geboden dan elders, waar de kustlijn met een lichte boog naar binnen loopt.
Twee vloedstromen
In de Noordzee stroomt een vloedstroom vanuit het zuiden en deze bereikt de Waddenzee het eerst via het Marsdiep tussen Den Helder en Texel. Een tweede vloedstroom komt met een boog vanaf Schotland, bereikt de Nederlandse kust ter hoogte van de zuidpunt van Texel en stroomt ook daar het Marsdiep in. Het samenspel van deze vloedbewegingen in het Marsdiep en het verdwijnen van het voormalige eiland Huisduinen heeft consequenties gehad voor het kustverloop van de aangrenzende waddeneilanden en het verdwijnen van het dorp West-Vlieland.
Waarschijnlijk is de Zuiderhaaks van pleistocene oorsprong. Ook ten noordwesten van Texel en Vlieland vormt de zeebodem een groot pleistoceen complex. Dit in de ijstijd gevormde gebied is gedeeltelijk weggeslagen door de zuidwestelijke stroming. Het onderzoek naar het verdwijnen van dit gebied en het afvlakken van de convexe kustboog (Texel, Vlieland, Terschelling) vormt de basis van de boeken van Schoorl.
West-Vlieland
Dat het gebied tussen Texel en Vlieland onrustig is, mag blijken uit het verdwijnen van West-Vlieland, een aanzienlijke nederzetting die destijds aan de westkant van Vlieland lag. Herman Lambooij: ‘In deel 3 van de Convexe Kustboog, over Vlieland, wordt dit indrukwekkend beschreven. Het dorp lag ten noorden van de huidige Meeuwenduinen en daarmee lag het te veel naar buiten en is het weggeslagen.’ Die erosie is zeer snel gegaan. Rond 1700 beukten de eerste stormen op het plaatsje en in 1739 is alles verdwenen.
Schoorl heeft nauwkeurige reconstructies gemaakt van de eilanden Vlieland en Eijerland. Het zeegat tussen die eilanden is in 1694 gelood. De lodingen zijn verricht op een raai van de uitkijkmast van het Eijerlandse huis naar de kerktoren van West-Vlieland. Het diepste gedeelte lag toen langs de Vlielander kust. In 1722 is het weer gelood en toen lag het diepste deel bij Eijerland. Het zeegat is dus naar het zuiden getrokken. De naam verandert dan ook van Vlielander Gat in Eijerlandse Gat. In het Westnederlandse kustgebied verplaatsen alle zeegaten zich zuidwaarts, doordat de vloed uit het zuidwesten het gat indraait, waardoor landaanwinst aan de noordkant van het zeegat plaatsvindt en afslag aan de zuidkant. In dezelfde tijd dat West-Vlieland weg wordt gelagen, wordt Eijerland kleiner en gaat de Vliehors groeien. Van het dorp is nooit iets teruggevonden. De laatste huisjes zijn gesloopt en weer gebruikt voor huisjes op Oudeschild.
Enorme documentatie
‘Henk Schoorl was een man die wekenlang achter elkaar op een blik biscuit kon leven en de deur niet uitkwam,’ vertelt Herman Lambooij. ‘Hij verdiept zich zo in de materie dat hij zich soms verliest in details en de grote lijn kwijtraakt.
Het charmante van de reeks publicaties is dat hij twee polen van zijn beschouwing bij elkaar brengt: het geologische aspect en de lotgevallen van de mensen die daar wonen.’
Je kunt ook zeggen dat juist die twee dingen weinig met elkaar te maken hebben. De theorie over de convexe kustboog en de historisch geografische visie en onderzoek vormen de sterkste kanten van de vier boeken. Jan Bremer: ‘In zekere zin is dat zo, maar er ligt wel een stuk documentatie die zijn weerga niet kent.’
Toen Henk Schoorl overleden was bracht zijn zoon al het materiaal bij Jan Bremer. ‘Schoorl had een paar honderd kaarten gemaakt en daarnaast werden zestig verhuisdozen met materiaal afgeleverd’, vertelt Bremer. ‘Na een grote schifting hebben Herman en ik praktisch alles gebruikt voor de vier delen.
Het materiaal was nauwelijks gesorteerd. Het eerste deel over het westelijk waddengebied en het eiland Texel tot 1550 was zo goed als klaar. Van de andere delen moest praktisch alles uitgezocht worden.’ Deel 2 behandeld het westelijk waddengebied en Texel vanaf 1550, deel 3 gaat over Vlieland en deel 4 over Terschelling. Lambooij: ‘Voor Vlieland hebben we veel hulp gehad van Bert Huiskes, van het Tromp’s Huys en voor Terschelling is de inzet van Noorderbreedte-redacteur Meindert Schroor erg groot geweest, met behulp van Kerst Huisman, Paul Noomen en Albert Oost.’
Jan Bremer: ‘In deze vier delen staan zaken die nog nooit voordien gepubliceerd zijn; het zijn geweldige naslagwerken.’ Herman Lambooij: ‘Schoorl ging alles zelf onderzoeken; hij nam een gevestigde theorie niet als vanzelfsprekend aan.’
De vier boeken van de Convexe Kustboog zijn prachtig uitgegeven door uitgeverij Pirola te Schoorl, de oplage is 1500 en de prijs van de ruim geïllustreerde en gebonden boeken bedraagt 39,50 gulden per deel.
Over het deel over Terschelling volgt hierna een bijdrage van Meindert Schroor.