Shilpa Chikara (1969) is geboren en getogen in Ghaziabad, een voorstad van New Delhi. Ze is in 1997 in Nederland gekomen vanwege haar werk, een promotie-onderzoek naar verstedelijkingsprocessen in India, waarvoor ze tweederde van de tijd in India doorbrengt. Inmiddels is ze getrouwd met een Nederlander. Ze denkt dat ze wel graag weer in India zou willen wonen, maar is door haar huwelijk ‘verdeeld’ geraakt over twee culturen en landen. Eén ding is zeker: haar Indiase paspoort wil ze absoluut houden.
In de donkere dagen voor kerst rijden we door het Groninger platteland voor een Indiase kijk op het ons zo vertrouwde landschap. Het is onverwacht winters voor de tijd van het jaar, de vorst kleurt het landschap wit. Het mistige weer wekt de suggestie dat het nooit meer licht zal worden. Het open landschap ligt er leeg en rustig bij, mens en dier lijken in afwachting van de kerstdagen. Na een aantal bewonderende opmerkingen hoe mooi ijs het land maakt, begint Shilpa Chikara over de leegte en monotonie van het landschap. Het is een beetje saai om doorheen te rijden, er is niks te zien. Pas als je langer kijkt zie je kleine verschillen en details. ‘Het is ongelooflijk dat Nederland vol zou zijn, dat iedereen zich druk maakt over de overbevolking. Ik snap trouwens sowieso niet waar jullie zo’n probleem van maken. Er is toch plek genoeg op het platteland om te bouwen? En wat meer huizen zou het landschap alleen maar levendiger maken!’ In Nederland is alles wel een beetje ’too well planned’.
Dat we naast het beschermen van landschap in Nederland ook graag historische gebouwen bewaren, is iets makkelijker te begrijpen. In India gebeurt dat veel minder, oude gebouwen zijn vaak moeilijk aan te passen aan de moderne tijd en worden sneller plat geschoven. Mensen zijn zich niet bewust van de eventuele waarde van oude gebouwen; nieuw is vooruitgang en dus beter. Het is trouwens ook moeilijk om overheidssteun te krijgen. ‘Behouden jullie al die kerken ook vanwege hun historische waarde? Het is namelijk grappig om te zien dat de structuur van het landschap nog steeds zo gedomineerd wordt door kerken, terwijl de Nederlandse maatschappij helemaal niet meer zo kerkelijk is. De invloed van de kerk is nog veel groter dan jullie denken!’
Weinig boeren op veel land
De boerderijen zijn erg groot. Waar zijn de koeien eigenlijk? Binnen vanwege de kou en gebrek aan gras. Waarom zijn de schapen dan wel buiten? Oh ja, die hebben hun wol. Eigenlijk zijn er maar heel weinig boeren en gebruiken ze veel land. ‘Wat ik heel opvallend vind, is dat de boeren hier op hun land wonen. Helemaal op zichzelf in hun boerderijen. In India wonen de boeren in het dorp, bij de rest van de mensen. Dat is veel gezelliger! Misschien is het wel iets cultureels. Wij willen graag samen met andere mensen zijn, terwijl iedereen in Nederland ruimte nodig heeft om zichzelf te kunnen ontplooien. Jullie hebben een heel andere manier van contacten onderhouden dan wij. Jullie vinden het heel ‘gezellig’ om andere mensen te zien maar willen wel zelf in de hand houden wanneer dat precies gebeurt! Mensen hier vinden het prettig om te kiezen om al dan niet bij elkaar te zijn. In India gaat dat allemaal veel spontaner en minder bewust. Die boeren hebben het naar jullie begrippen vast extreem goed voor elkaar.’
Platte daken
Shilpa doet onderzoek naar verstedelijkingsprocessen in de stadsrand van New Delhi, waar dorpen met een typische plattelandsstructuur worden opgeslokt door de oprukkende stad. Verschillen tussen platteland en stad houden haar dus bezig. ‘Het verschil tussen dorp en stad in Nederland is moeilijk aan te geven op het eerste gezicht. De bebouwing ziet er heel vergelijkbaar uit. De bevolking ziet er hetzelfde uit. Ze hebben allemaal een ‘wereldse’ oriëntatie. In India is het platteland nog meer geïsoleerd en zijn plattelanders heel anders dan stedelingen. Ze hebben andere kleren, zijn meer wereldvreemd. Jullie hebben geen specifieke rural way of life.’
‘In Nederland kun je ook niet aan het wegdek zien dat je een dorp binnenkomt. Indiase dorpen zijn slecht ontsloten, als de wegverharding ophoudt weet je dat je een dorp binnengaat.’
We rijden door Winsum en passeren de bungalows aan de doorgaande weg. Deze verdiepingsloze huizen met hun platte daken scoren hoog op Shilpa’s waarderingsladder. Eindelijk eens vertrouwde platte daken en zelfs bij vrijstaande woningen! Want wat wij nu zo leuk vinden aan puntdaken is haar een raadsel. ‘Ja, ik snap wel dat het meer praktisch is in dit klimaat, de regen stroomt er makkelijk vanaf. Maar het is helemaal niet gezellig! Op een plat dak kun je met het hele gezin slapen, vier je allerlei familiegebeurtenissen en feesten en is het ’s avonds lekker koel. Een plat dak is veel efficiënter. Als het aantal familieleden snel groeit kun je een extra verdieping bouwen en dan heb je voldoende plek voor iedereen. Dat zou jullie Nederlanders aan moeten spreken, het scheelt een boel extra huizen bouwen!’
Shilpa associeert het platteland vooral met mensen, met het leven op het platteland. Platteland als landschap, als decor voor recreatieve activiteiten komt niet in haar woordenboek voor. ‘Je gaat niet naar het platteland om te genieten van de omgeving. Je gaat er alleen heen om familie of vrienden op te zoeken.’ Het lijkt alsof ze het daardoor ook heel moeilijk vindt om iets over het landschap te zeggen. Steeds komt ze al filosoferend weer terug op de mensen die volgens haar in het landschap horen. ‘Als je in India onderweg bent en je reist over het platteland, dan zie je steeds mensen. Ze bewerken hun akkers, verkopen bananen, pinda’s en fruit langs de weg. Ze lopen, fietsen of zitten op hun kameel of ezel. Je ziet dorpjes waar allerlei leven in de brouwerij is. Hier is het zo stil.’ De ijsbaan in Ezinge bewijst dat het ook anders kan. Op deze eerste schaatsdag schalt de muziek al uit de luidsprekers en zelfs de koek en zopie is geïnstalleerd. Vol bewondering kijkt Shilpa naar de schaatsenrijdende menigte. Het lijkt haar onmogelijk om dat te leren. Ze heeft nog nooit op ijs gestaan en wil het graag proberen. ‘Ik hoop niet dat ik erdoor zak, want in zwemmen ben ik ook niet zo’n ster!’
Met dank aan Amol Sasane.