Wij, mensen van de 21ste eeuw, zijn gewend in veiligheid te leven. Als er al eens iets fout gaat in de vorm van wateroverlast, misoogst of stormschade weten we een overheid te vinden om als schuldige aan te wijzen en om de problemen op te lossen. Onze historische medebewoners van het terpengebied hebben die luxe niet gekend. Zij stonden zelf voor de gevaren die bewoning van deze natte gebieden in vroeger tijd met zich meebracht.

Hoe groot die gevaren zijn geweest kunnen we tegenwoordig nauwelijks nog bevroeden. Uit de periode voor de bedijking van het noordelijk kustgebied, zijn bijna geen berichten bekend. Alleen Plinius de Oude schrijft in 47 na Chr. over een erbarmelijk volk (misera gens) dat als schipbreukelingen leeft op met de hand opgeworpen verhogingen (tribunalia exstructa manibus). Of dat werkelijk allemaal zo erg is geweest krijgen we pas veel later in beeld. Een uitgebreidere beschrijving van het leven in het terpen- en wierdenland is ons eerst uit de Middeleeuwen bekend. En dan ligt er al een aantal dijken rond het gebied.
Het zijn twee monniken, Emo en Menko, die ons inlichten over het moeizame bestaan in het kustgebied. Hun Kroniek van het Klooster Bloemhof te Wittewierum beschrijft allerlei aspe…