Omstreeks 1870 werd de economische waarde van wierdegrond als meststof ontdekt maar toen was de oorspronkelijke functie van wierden – hoog en droog wonen – al eeuwen achterhaald. Driekwart eeuw woedde een praktijk van commerciële afgravingen, lang genoeg om van de grootste aanslag op het wierdenlandschap een geaccepteerd gebruik te maken. Het bracht geld op en was een prima werkverschaffing. Tot 1943, toen de overheid de afgravingen per verordening verbood. Het opmaken van de balans levert aanzienlijke verschillen per gebied op. In Groningen werd zo’n 50% van de wierden opgeruimd, in Friesland wel 75%, terwijl het grondtransport aan de Oost-Friezen geheel voorbijging. Overal zijn taartpunten weggesneden en bleven bizarre sokkels staan met daarop een huis, kerk of kerkhof. Deze eenzame s…
Omstreeks 1870 werd de economische waarde van wierdegrond als meststof ontdekt maar toen was de oorspronkelijke functie van wierden – hoog en droog wonen – al eeuwen achterhaald. Driekwart eeuw woedde een praktijk van commerciële afgravingen, lang genoeg om van de grootste aanslag op het wierdenlandschap een geaccepteerd gebruik te maken. Het bracht geld op en was een prima werkverschaffing. Tot 1943, toen de overheid de afgravingen per verordening verbood. Het opmaken van de balans levert aanzienlijke verschillen per gebied op. In Groningen werd zo’n 50% van de wierden opgeruimd, in Friesland wel 75%, terwijl het grondtransport aan de Oost-Friezen geheel voorbijging. Overal zijn taartpunten weggesneden en bleven bizarre sokkels staan met daarop een huis, kerk of kerkhof. Deze eenzame sokkels manen nog steeds: tot hier en niet verder.
Wat deed Groningen met deze erfenis? Sinds de afgravingen verleden tijd zijn, voltrok zich een merkwaardig proces. De littekens van de commerciële afgraving kregen allengs historische betekenis. Inmiddels is het ontbreken van wierdensegmenten voor veel mensen niet langer storend; generaties zijn ermee vertrouwd geraakt. Men accepteert dat er nu ijsbanen liggen waar vroeger een hoogte lag. De gaten van toen zijn de merktekens nu die ons informeren over een episode uit het cultuurlandschap. Dorkwerd is een mooi voorbeeld. De noordzijde toont een doorsnede over de gehele wier; daarvóór strekt zich een afgegraven vlakte uit die lager ligt dan het omringende maaiveld. De omgeving bleef namelijk opslibben, ook toen de wierde al bestond. Hier illustreert de afgraving ook de wording van het landschap.
Behoud door beheer
Functieverandering brengt aftakeling mee; dit geldt voor de wierden eigenlijk al zolang dijken het land beschermen. Wij vinden dat verval bestreden moet worden. We voeren legitieme argumenten aan om veel energie in behoud te steken in plaats van te kiezen voor een opgraving. We zeggen dat wierden essentiële elementen van ons kustlandschap zijn en noemen ze onze natte archieven. Terecht, want ze zitten boordevol archeologische informatie.
De beheersproblematiek is ingewikkelder dan op het eerste gezicht lijkt. Wierden branden niet en waaien niet om maar ze verdrogen wel, worden aangeploegd en hebben te maken met tal van ingrepen door bouwactiviteiten. Je hoeft maar aan het ruimtegebrek op een dorpswierde te denken om te begrijpen hoe hoog de druk op het bodemarchief is.
Behoud en beheer richten zich op vertraging van het verval maar ook op de belevingswaarde. Aspecten van behoud en beheer worden druk ‘in kaart gebracht’, een werkwijze waarmee we in Nederland wel raad weten. Maar er moeten ook snel concrete maatregelen komen, anders rapporteren we straks nergens meer over.
De drie overheidslagen zijn zich bewust van deze opdracht en zoeken elk naar hun eigen maatregelenniveau. De provincie Groningen laat met het project Wierden en Waarden zien dat wierdenbeheer en landschapsherstel gelijk op kunnen gaan. Dit project zoekt met de gebruikers van wierden naar de meest geschikte vorm van terugdringing van het verval. Nodig is allereerst een acceptatie van het probleem waarmee cultuurzorgers rondlopen. Na de acceptatie volgen de oplossingen vanzelf. Een daarvan is het aanbrengen van een dekkende grondlaag op ‘sleetse’ plekken, een ander de aanvulling van complete wierdensegmenten. In Friesland is dat al eens op kleine schaal uitgeprobeerd, in Groningen zijn de eerste plannen nu in uitvoering. Een paar gunstige factoren hebben de aanpak versneld.
Steilkanten en laagten
De wens om steilranden van dorpswierden aan te vullen, komt vooral uit de hoek van Bouw- en Woningtoezicht. Gemeenten zien zich geplaatst voor het probleem dat wierdensteilkanten de neiging hebben uit te zakken en in hun beweging alles mee te nemen; de plastische klei ‘vloeit uit’. Scheuren in muren en verzakking van fundamenten zijn het gevolg. De honger naar meststof was vroeger zo groot dat men enorme risico’s nam en tot vlak bij woningen pas halt maakte.
Zoveel jaren later moet er aan de hellingerosie iets gedaan worden; tegendruk bieden bijvoorbeeld. Dat kan lokaal door het storten van steen of het aanbrengen van een verankering, maar fraai zijn zulke maatregelen niet. Als door aanvulling van een verdwenen segment het totaalbeeld van de wierde verbetert, verdient dat de voorkeur.
Veel wierden worden agrarisch gebruikt. Natte laagten kunnen erg hinderlijk zijn bij de bewerking en het vee trapt er de zode finaal stuk. Na de commerciële afgraving bleven een soort ‘bakken’ achter waar de waterhuishouding voor veel problemen zorgt. Van boerenzijde krijgt de provincie wel eens de vraag of daaraan geen mouw te passen is. Soms kan dat wel, liefst in combinatie met andere maatregelen. ‘Wierden en Waarden’ propageert zo veel mogelijk stapeling van maatregelen, bijvoorbeeld bescherming van het bodemarchief hand in hand met landbouwkundige verbeteringen of een versterking van originele structuurelementen. Dus daar vinden overheid en gebruiker elkaar wel. Probleem is meer het vinden van geschikte grond en het transport daarvan. Grondtransport maakt de maatregel erg duur.
Hergebruik van grondstromen
Mooi of lelijk – de bressen geslagen in wierden zijn voor de één een aanfluiting voor het landschap en voor de ander een fraaie illustratie van de gebruiksgeschiedenis. Op het Groninger provinciehuis staat aanvulling van afgegraven wierden momenteel in de belangstelling en wel in het licht van de taakstelling ‘hergebruik van grondstromen’. Bedoeld wordt het recyclen van partijen grond die vrijkomen bij grote projecten. Praktisch gezien liggen hier kansen voor het landschap onder het motto ‘werk met werk maken’. Baggerspecie kun je bijvoorbeeld in een landschapsontsierend depot opslaan, maar ook direct naar de goede plek brengen. Zorg voor landschappelijke kwaliteit betekende toch al het goed dirigeren van grondstromen.
Motieven van reconstructie
Het motief van een wierdenreconstructie naar z’n oorspronkelijke uiterlijk is een zuivere maar misschien wat naïeve vorm van landschapsherstel. Het heeft een romantisch trekje: streven naar het landschap van rond 1850, de tijd toen alles nog gaaf en functioneel was. Heden ten dage spelen meer factoren mee. Van geval tot geval is te bezien of landschap en wierde wel baat hebben bij een reconstructie.
Aanvulling kan meerdere doelen dienen, zoals bij de wierde Englum in Humsterland. Hier sloeg de commerciële afgraving zo’n tachtig jaar geleden een flink gat in de wier. Meer dan eenderde van het volume werd in pramen afgevoerd. Steilrand en laagte belemmeren nu een goed agrarisch gebruik. Aanvulling lost hier een praktisch agrarisch probleem op, terwijl de reconstructie van de oude vorm ook wel wat waard is. De wierde Englum, mooi gegeven en weinig vertoond, is namelijk opgenomen in een dijk, de Reitdiepdijk. Het dijkverloop richt zich naar de wierde en geeft dit punt zo extra betekenis.
De winst van Englum
Met het uitvoeringsplan van de aanvulling is in 2000 begonnen. Eerst is door archeologisch onderzoek inzicht verkregen in de conservering van het bodemarchief. Door uitdroging en afkalving van de steilkant loopt de kwaliteit van archeologische sporen terug, dus is aanvulling vanuit die optiek gewenst. In het afgegraven gedeelte zijn nog greppels en waterputten aangetroffen, zodat met grondaanvulling die sporen weer zijn toegedekt. De vochthuishouding wordt door middel van peilbuizen bewaakt.
De nieuwe grond voor Englum wordt als baggerspecie in buizen aangevoerd uit het nabijgelegen Reitdiep. Zo kunnen de baggeraars honderdtwintigduizend kuub kwijt. De opgespoten grond moet enige tijd rijpen. Vervolgens is het de bedoeling dat de wierde gemodelleerd wordt naar de omtrek en vorm die mede door archeologisch onderzoek is bepaald.
Wat is nu de winst van Englum? In Humsterland krijgt een landschappelijk en cultuurhistorisch aantrekkelijke wierde z’n oude contour terug en de belevingswaarde van het landschap neemt toe. Aanvulling is tegelijk gunstig voor de eigenaar, want straks is de wierde weer landbouwgrond maar dan zonder steilkant en natte laagte. Door tegendruk en een veranderde vochthuishouding is ook het bodemarchief beter af. Ten slotte wordt hierdoor de vraag naar nieuwe baggerdepots vertraagd, en dat komt het landschap van Humsterland weer ten goede.
Onvermoede emoties
In Groningen komt op korte termijn veel grond beschikbaar. Het gaat vooral om de kleihoudende fractie waarvoor moeilijk hergebruik te vinden is. Hier liggen niet alleen kansen voor herstel van wierden maar ook voor dijken, landschapselementen die juist uit klei zijn opgebouwd. Maar het aanvullen van wierden moet geen grondbergingsverhaal worden. Beweging en ontwikkeling in een historisch landschap betekent zoeken naar het juiste schaalniveau van de veranderingen. Soms zullen historische argumenten tegen aanvulling pleiten. De discussie over voors en tegens moet steeds gevoerd worden, want dit landschap is noch bevroren verleden, noch vrijplaats voor experimenten.
Ontwikkeling van het landschap met respect voor het verleden is een proces waarbij behalve eigenaars ook bewoners van het gebied zijn betrokken. Bewoners moeten erbij worden berokken vanwege het leren kennen van soms onvermoede emoties die te maken hebben met de landschapsbeleving, maar ook vanwege de verspreid aanwezige kennis van locale verschijnselen. Overleg kost tijd maar betaalt zich terug. Draagvlak creëren is een proces van vallen en opstaan maar is een voorwaarde voor goed beheer, zeker bij een zo collectief goed als een wierde.
Eenvoudige beheerstaken
Het Groninger wierdenbestand vertegenwoordigt een groot en belangrijk bodemarchief dat 2500 jaar beslaat. De daarin opgeslagen informatie loopt terug in hoeveelheid en kwaliteit, zelfs bij een optimaal beheer. We verkeren in de fase dat alle zichtbare wierden in Groningen nu wel bekend zijn en een vorm van bescherming genieten, een enkele nieuwe vondst daargelaten.
Op het punt van behoud valt echter nog veel kennis te ontwikkelen. Noties genoeg, maar welke samenhangende processen de aftakeling versnellen, is nauwelijks bekend. In het verlengde van behoud ligt het beheer met specifieke taken. Wachten op de optimale beheersvorm is echter de vijand van het goede. Liever een start maken met eenvoudige beheerstaken en al doende leren dan de volle aandacht richten op het proces.
Rijk, provincie en gemeente kunnen het beheren van het omvangrijke bodemarchief natuurlijk niet alleen aan. Er moet meer energie gestoken worden in voorlichting aan gebruikers en streekbewoners om uiteindelijk uit deze gelederen hulptroepen te kunnen rekruteren. Met het project Wierden en Waarden is al ervaring opgedaan, maar er zijn meer strategieën voor een maatschappelijke participatie denkbaar.
Impuls en inspiratie
Impulsen met een tijdelijk effect moeten plaatsmaken voor zorg voor de lange termijn. Af en toe moet toch ook het bodemarchief geopend worden om iedereen weer van de noodzaak van een langetermijnstrategie te overtuigen. Opgravingsresultaten inspireren; zoals te Englum, waar de documentatie van de huidige toestand van het interieur veel begrip heeft gekweekt voor het toekomstige beheer van de buitenkant.