Toen Henk van Halteren in 1997 tijdens een veiling ‘mijn’ riep, wist hij niet precies waar hij aan begon. Zijn zoon keek hem aan en zei: ‘Ben jij nou hartstikke gek.’ ‘Op van de zenuwen was ik, maar ik wilde het stuk grond beslist hebben’, vertelt Van Halteren. Zo werd hij eigenaar van het in Maarhuizen gelegen terrein. Wie goed kijkt, kan in de blootgelegde fundamenten de contouren ontdekken van de Sijboltsheerd; een boerderij die hier tot de eind jaren zeventig stond: een kop-hals-rompboerderij. Van Halteren kijkt tevreden rond en zegt: ‘Het is al behoorlijk opgeruimd. Toen ik het terrein kocht, trof ik een puinhoop aan. Het was totaal overwoekerd met brandnetels en onkruid.’ Van Halterens doel was van meet af aan duidelijk: hij wilde er wonen.
Documentatie
Architect Jacob Veltman kent de Sijboltsheerd van jongs af aan. ‘Vroeger kwam ik hier regelmatig. Het achterdeel was toen al ingestort, en de ruïne had een grote aantrekkingskracht. Niet alleen op mij, maar ook op mensen die de oude kloostermoppen konden gebruiken. Er werd behoorlijk gejat’, vertelt Veltman. Hij pakt een kloostermop van de stapel en zegt: ‘De regel is: hoe dikker de kloostermop, hoe ouder hij is. Dit exemplaar is zeker van vóór het jaar 1600.’
Toen de Sijboltsheerd er nog stond, heeft Veltman in 1979 in het kader van zijn hobby ‘oude boerderijen’ het voorhuis van de Sijboltsheerd exact gedocumenteerd door het maken van tekeningen en foto’s. Hij kon toen niet vermoeden dat hij die documentatie twintig jaar later zou kunnen gebruiken voor Van Halterens herbouwplannen.
De oorspronkelijke bewoners waren niet armlastig. Althans, dat doen de foto’s van Veltman vermoeden. Een foto laat het plafond van het voorhuis zien, met aan het einde van een balk een fraai bewerkte houten console. ‘Deze versiering is heel bijzonder’, vertelt Veltman. ‘Zelfs in de stad Groningen kom je ze zo mooi niet tegen. Ook de bewerkte kloostermoppen en de zandstenen dorpels geven aan dat de boerderij met veel aandacht en vakmanschap is gebouwd, en op grond van deze onderdelen te dateren als midden zestiende-eeuws.’
Bedenkingen
Het ontwerp voor de herbouw lag voor de hand: de kop-hals-rompboerderij die op alle oude foto’s is te zien. Veltman maakte de tekeningen: ‘Met mijn documentatie, gecombineerd met foto’s en informatie over andere boerderijen, was het gemakkelijk om de hoogten en dakhellingen te bepalen.’ Toch had Veltman zijn bedenkingen over het plan: ‘Een dergelijke boerderij in oude luister herbouwen is onbetaalbaar. En dat terwijl de historische waarde gering is, want in de omgeving zijn gelukkig nog veel kop-hals-rompboerderijen.’
Een ander probleem was de geluidshinder. Het voorhuis staat pal langs de weg, waardoor het minder geschikt is voor bewoning. ‘Wonen en slapen moet dan in het achterdeel’, zegt Veltman. ‘En de grote schuur verbouwen tot woonhuis is onlogisch. Dan herbouw je eerst een boerderij, die je vervolgens weer gaat verbouwen als woning.’
Langhuis
Naar aanleiding van een bouwhistorisch onderzoek rees bij Veltman het vermoeden dat er vroeger een ander boerderijtype had gestaan, namelijk een langhuis. Het is de oervorm van een boerderij: één langwerpig gebouw, verdeeld in een woon- en een werkgedeelte. ‘Als mensen denken aan oude Groningse boerderijen, dan zien ze de kop-hals-rompboerderijen voor zich, en dat terwijl dit type hooguit vierhonderd jaar oud is. Voor 1600 was het langhuis eeuwenlang het enige type boerderij in Friesland, Groningen en het naburige Ost-Friesland.’
Volgens Veltman geven de bouwconstructie en de onderdelen aan dat het voorhuis in ieder geval bestond vóór 1600, en kan er toen geen grote schuur achter hebben gestaan: ‘Eigenlijk had ik tijdens het blootleggen van de fundering verwacht delen van de oude schuur aan te treffen in het verlengde van de zijgevels van het voorhuis, maar die waren onvindbaar.’ Twee foto’s, gekregen van de vorige eigenaar, brachten uitkomst. Veltman laat een foto zien met daarop de kop en de hals van de boerderij, genomen vanuit de achtertuin. Hij wijst naar de buitenmuur, waar een scheiding is te zien tussen schoonmetselwerk en stucwerk. ‘Deze lijn geeft de vroegere daklijn aan. Aan de andere kant van de boerderij, zie je een merkwaardige knik in het dak. Combineer je deze twee aanwijzingen, dan kun je de lagere daklijn van de oude schuur construeren.’
Alles wat Veltman sindsdien vond, past in het plaatje. De waterput, het oude poortje in het voorhuis, de bestrating, de oude fundamenten: hij bracht ze samen in een ontwerp van het langhuis. Van Halteren: ‘In verband met de geluidsoverlast willen we in de lagere schuur gaan wonen. Daar hebben we een schitterend uitzicht over de korenvelden van Baflo. Het voorhuis gebruiken we dan als werkkamer of bibliotheek.’
Onenigheid
Al vanaf het moment dat hij ‘mijn’ zei, is Van Halteren in discussie met het college van B&W van de gemeente Winsum. Zij wil eigenlijk niet dat er gebouwd wordt, om drie redenen: Van Halterens land heeft als bestemming ‘agrarisch gebruik’, het huis mag volgens de huidige geluidsnormen niet dicht bij de weg worden gebouwd, en het is beleid om de verstening van het platteland tegen te gaan en de openheid te behouden. Zou het college een uitzondering maken, dan ligt precedentwerking op de loer.
Cultuurhistorisch monument
Van Halteren bestempelt de tegenwerking als politieke onwil. Volgens hem is er een cruciaal verschil tussen bouw en herbouw. ‘Vroeger stond de Sijboltsheerd op de monumentenlijst. Toen was men blijkbaar overtuigd van de waarde. Vervolgens staat de gemeente toe dat de boerderij wordt verwaarloosd, en van de kaart verdwijnt. In plaats van tegen te werken, zouden ze blij moeten zijn dat ik het monument wil herbouwen.’
Hij ziet de vermeende precedentwerking niet per definitie als een negatief punt. ‘Stel dat meer mensen met een dergelijk plan aankomen, dan juich ik dat toe. Laten we ook andere gebouwen met een cultuurhistorische waarde herbouwen, in plaats van alle ‘witte schimmel’ die tegenwoordig onder de noemer VINEX op het platteland verschijnt.’
Na een lange strijd mocht Van Halteren in principe de kop-hals-rompboerderij herbouwen. ‘De gemeenteraad heeft het college omgepraat. Blijkbaar heeft de raad een groter historisch besef dan het college.’
Nu hij met een nieuw plan aan komt zetten, proeft hij weer onwil bij B&W. ‘Het zou eind maart worden behandeld, maar de wethouder heeft mijn voorstel verschoven naar eind april. Wie is hier nou de baas in de gemeente: de gemeenteraad of het college?’
In de tussentijd zet Veltman het historisch onderzoek voort. Dit voorjaar komt de Stichting Archeologie en Monument uit Emmen graven. Volgens Veltman zijn nog legio vragen onbeantwoord: ‘Naar mijn weten is nog nergens in Groningen een laat middeleeuwse boerderij opgegraven. Er zijn heel veel theorieën over een langhuis, maar er is nog weinig over bekend. Zo gaat men ervan uit dat het hooi niet in de schuur, maar buiten werd opgeslagen. Vinden we geen bijschuren, dan zou het toch kunnen dat het hooi op zolder werd bewaard.’
Kerkhof
Vanaf het hooggelegen kerkhofje kijken Veltman en Van Halteren even later neer op de ruïne. Op het kerkhof liggen generaties Sijbolts begraven, allen aan de zijde van hun heerd. Elders op het kerkhof liggen de families Brommersma en Martini. Drie boerderijen stonden op de wierde. In de loop van de tijd is de wierde afgegraven, en de Sijboltsheerd verdwenen. ‘Vroeger stond hier ook een kerk’, vertelt Veltman. Van Halteren lacht en zegt: ‘Als de Sijboltsheerd er staat, moeten we maar beginnen met de herbouw daarvan. Dat vindt de gemeente vast een goed idee.’
De auteur is freelance tekstschrijver.