Het lijkt alsof het landschap van Fryslân omstreeks 1900 wel klaar was. Niets is minder waar. Helaas worden de historisch gelouterde patronen bij ruilverkavelingen nog steeds omgeploegd, schijnen zelfs kleine dorpen gezwelsgewijs te moeten uitbreiden en eisen infrastructurele voorzieningen met grootschalige ingrepen hun tol.

Vooral waar de verveners in het Lage Midden en in het zuiden hadden huisgehouden, bleef op veel plaatsen een landschappelijke puinhoop achter; gebieden die eruit zagen zoals de Alde Feanen en de Rottige Meenthe tegenwoordig. Wij waarderen ze nu als natuurgebieden, maar daar was toen nog geen sprake van. Speciale ontginningsmaatschappijen gingen ermee aan de slag, met overheidssubsidies en soms ook als werkgelegenheidsprojecten. Er zijn toen landschappen gevormd met eigen karakteristieken: helemaal in het zuidoosten is dat Ravenswoud en omgeving, in het zuidwesten De Ontginning bij Nijelamer, en in het middenoosten It Bûtenfjild bij Veenwouden. Deze ontginningen vallen op door hun ruimtelijkheid: relatieve grootschaligheid, regelmatige, rationele verkaveling en zelfs door de architectuur…