Ze worden de ogen en oren van beroepsarcheologen genoemd: de amateurs. Verkennen, opgraven, tekenen, registreren: zomaar wat arbeidsintensieve activiteiten die nu veel door juist deze amateurs gedaan worden. Straks, wanneer het Verdrag van Malta in werking treedt, gaat er het een en ander veranderen: meer instellingen en organisaties gaan zich bezig houden met archeologie en ook commerciële bedrijven gaan opgraven.

Amateur-archeoloog wordt hij liever niet genoemd. Hans van Westing uit het Drentse Eext is secretaris van en projectleider bij de Stichting Archeologie en Monument (SAM) en noemt zichzelf liever ‘vrijwilliger op professionele wijze’. Hij is zeer te spreken over de samenwerking tussen vrijwilligers en professionele archeologen. ‘De verstandhouding is prima. Veel amateurs zijn individueel bezig. Wij hebben van het begin af aan, dat was halverwege de jaren tachtig, aansluiting gezocht bij de Rijksuniversiteit Groningen. Dat is een bevoegde instantie die opgravingen mag doen. In de huidige interim-situatie valt het SAM onder de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, de ROB.’

Zorgen

Het Verdrag van Malta baart hem zorgen, temeer omdat er nog volstrekt geen duidelijkheid is over wat er nu precies gaat gebeuren. Koffiedik kijken dus. ‘Het lijkt erop of ze de georganiseerde amateurs willen wegpoetsen. Hun belang is dat commerciële instellingen de opgravingen gaan doen.’ Het meest voor de hand liggend lijkt zelf dan ook maar commercieel te worden, maar zo eenvoudig is dat niet. Een van de kwaliteitseisen is bijvoorbeeld dat een professionele archeoloog met minimaal zes wetenschappelijke publicaties op zijn of haar naam en een aantal jaren ervaring, de leiding moet hebben.
Van Westing is ook niet gelukkig met de taken die na inwerking treding van het verdrag voor amateur-archeologen weggelegd zijn. ‘Zo zouden we een aanspreekpunt moeten zijn voor nieuwsgierige toeschouwers, moeten we voorlichting geven, en moeten we op lokaal niveau de belangen van archeologische monumentenzorg behartigen. Hier zijn we niet blij mee. We zien geen redenen waarom de huidige situatie moet veranderen. In Den Haag, waar zulke dingen beslist worden, hebben ze nog nooit laarzen aan gehad en met hun handen in de modder gegraven. De beroepsarcheologen zeggen wel dat de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend, maar toch.’

Het zijn aannemers

Hij is bang dat de situatie weer wordt zoals ze vroeger was, toen beroepsarcheologen stapelgek werden van de individuele amateurs, die geen aanspreekpunt hadden. Ook wijst hij op het gevaar dat amateur-archeologen hun eigen opgravingen thuis in de vitrine zetten, terwijl dat nu goed ondervangen is.
Een ander punt van zorg is het tempo waarin commerciële bedrijven vermoedelijk zullen gaan werken. ‘Het zijn aannemers, het moet vlug-vlug. Ik vraag me af of zaken als archiveren dan nog goed gebeuren. Kijk, een bepaalde vorm van samenwerking tussen amateurs en commerciële bedrijven moet kunnen. Maar het mag niet zo zijn dat zij het geld krijgen en wij het werk doen. Dan willen vrijwilligers ook niet meer.’
Het verdrag zal ten koste gaan van ’typische activiteiten voor amateurverenigingen’, zoals struinen door de archieven. ‘Het kost ontzettend veel tijd archieven door te nemen zoals wij dat doen. In de Hunze bijvoorbeeld, waar we nu aan het werk zijn, blijkt van alles te vinden te zijn, zoals restanten bruggen, visvanginstallaties of kniepe, versmallingen in Drentse kanalen. Wanneer je dit weet, is de kans op foutieve interpretaties veel kleiner.’

Puntjes op de i

Hij hoopt dat de kracht van de SAM, kennis van de archeologie van de nieuwe tijd (vanaf de Middeleeuwen en later) de stichting op de been houdt. ‘Ik denk dat er veel minder onderzocht gaat worden. Ik heb er vrede mee wanneer een terrein onder het beton komt te liggen, maar ik kan het niet hebben als er een verloren gaat. En wie gaat de projecten uitwerken? Er zullen veel vondsten uit de grond getrokken worden, maar als er weinig over gepubliceerd wordt, is het materiaal niet toegankelijk. Kijk, naast de commerciële instellingen is er nog meer dan voldoende ruimte voor onze initiatieven. Wij vinden dat je dat gewoon zo moet laten.’
Toch ziet hij niet alleen negatieve kanten. ‘We werken nu volgens de Monumentenwet. Als je die letterlijk neemt, zouden we ook veel minder mogen dan we nu doen. Nu, met het Verdrag van Malta, worden de puntjes op de i gezet, maar er is best kans dat het in praktijk weer gaat lopen zoals het nu loopt. Wij zijn alleen wel behoorlijk ontstemd dat dit soort dingen over ons heen komen. De communicatie is minimaal. Niemand weet genoeg, terwijl wij ook spelers in het veld zijn. Dat is frustrerend.’

De verstoorder betaalt

Onduidelijkheid, angst voor kwaliteitsverlies en onvoldoende archivering: Van Westing deelt deze zorgen met zijn collega’s in de provincies Groningen en Friesland. Amateur-archeoloog Hendrik de Jong uit Tjalleberd is voorzitter van het Argeologysk Wurkferbân (AWF) in Friesland, een organisatie met ongeveer 175 leden, van wie tien tot vijftien veldwerk doen. Net als de SAM wordt de hulp van deze vereniging vaak ingeroepen bij plotselinge opgravingen, alleen bestrijkt het werkterrein in dit geval Friesland. Daarnaast doen de leden ook kleinschalig onderzoek.
Ondanks dat hij enkele punten van zorg deelt met zijn Drentse collega, gelooft hij niet in een negatieve uitwerking van het verdrag voor amateur-archeologen. ‘Het verdrag is ontstaan doordat het archeologisch erfgoed in heel Europa wordt bedreigd. Alleen geldt straks dat de verstoorder betaalt. Wanneer bijvoorbeeld bij een bodemingreep muurrestanten van een verdwenen kerk boven komen, is de bouwer verplicht bodemonderzoek te doen, dat hij moet betalen. Maar het moet voorkomen worden dat een bouwer niets meldt. Mede daarom krijgt de gemeente opgravingsbevoegdheid om vooronderzoek te laten doen.’
Het AWF heeft goede contacten met opgravingbevoegde instanties. De Jong erkent: ‘Het lukt lang niet alle amateur-archeologen een plek te verwerven. Toch ben ik er niet bang voor dat straks de amateur-archeoloog uit beeld verdwijnt. We worden niet aan de kant geschoven, zeker niet in Friesland. Het hangt ook van de amateur-archeoloog zelf af en hoe er met hem omgegaan wordt. Commerciële bedrijven schrijven in op grote projecten en dan moet het werk goed gebeuren. En ja, soms gaat het te snel. Dankzij de oplettendheid van amateur-archeologen zijn er heel wat opgravingen totstandgekomen, die weer hebben bijgedragen aan kennis van een bepaald gebied of periode. Eigenlijk kunnen amateurs en professionals niet zonder elkaar. We nemen elkaar serieus en ik denk niet dat dat door het verdrag gaat veranderen.’ De Jong vraagt zich wel af waarom het zo lang duurt voor het verdrag, al in 1992 getekend, zijn beslag krijgt. ‘We willen zo langzamerhand wel weten waar we aan toe zijn.’

Amateurs onmisbaar

De Groningse amateur-archeoloog Bernard Versloot heeft met het opzetten van zijn adviesbureau Horizont een voorschot genomen op het verdrag. Hij heeft zich in de loop der jaren gespecialiseerd in veldtraceringen, waarmee hij zich inmiddels op de markt heeft gezet. Zijn kennis van het gebied heeft zijn bureau al diverse opdrachten opgeleverd. Ook hij is niet bang voor ‘werkloze’ amateurs, en hij is het met De Jong eens: amateurs zijn onmisbaar. ‘Het wordt steeds belangrijker te weten wat er in de grond zit. De inzet van deze mensen bij opgravingen kan een enorme bijdrage leveren. Met amateurs kun je heel uitgebreid zoeken: daar gaat veel tijd in zitten.’ Amateurs zijn vooral inzetbaar bij verkenningen, ook in onbedreigde gebieden. Ook ziet hij voor hen een belangrijke taak weggelegd bij de verwerking van gegevens: als er meer opgegraven wordt, moet er ook meer verwerkt worden: nummeren, wassen, presenteren. In tegenstelling tot Van Westing ziet Versloot taken als voorlichting geven juist als positief, waarbij zijn beroep ? onderwijzer op een basisschool – ongetwijfeld een rol speelt. ‘Met bijvoorbeeld tijdelijke tentoonstellingen kun je meer dingen onder de aandacht van het grote publiek brengen. Beroepsarcheologen doen doorgaans weinig naar het publiek toe. Een grote uitzondering is nu de Betuwelijn. Van de vondsten daar is een reizende tentoonstelling gemaakt en er verschijnt een populair-wetenschappelijk boek. Maar daar is dan ook voldoende budget voor.’

Het allermooiste dat er is

Versloot vindt het uitstekend dat het Verdrag van Malta nu de aanleiding is om de zaken eens goed op orde te stellen. ‘Er is wildgroei ontstaan in de loop der jaren. Het is wel belangrijk dat er voldoende beroepsarcheologen blijven die conclusies trekken uit opgravingen, die het overzicht bewaren. Anders neemt alleen het materiaal toe en niet de kennis.’ Samenwerking tussen beroeps- en amateur-archeologen hoeft geen probleem te zijn, vindt hij. Ook hij ziet het belang in van georganiseerde amateurs, daar het anders voor commerciële instellingen moeilijk is hen te vinden. Wat de toekomst betreft is hij niet al te somber. ‘Er wordt zoveel gebouwd en aangelegd: er komt juist veel werk uit voort. En mijn eigen bedrijf? Ik weet natuurlijk niet of ik er met de komende certificering doorheen rol. Gelukkig ben ik er niet afhankelijk van. Uiteindelijk is graven toch het allermooiste dat er is.’