Nee, ik doel niet op de apocalypse van 11 september of op de nasleep daarvan. Ik heb het natuurlijk over mijn eigen afkomst als Fries.

Nee, ik doel niet op de apocalypse van 11 september of op de nasleep daarvan. Ik heb het natuurlijk over mijn eigen afkomst als Fries. Geboren en getogen ben ik in Franeker, het Friesche Atheen. De stad waar eens Descartes aan de toog stond van De Bogt fen Guné, het oudste studenten-waardhuis van ons land. Ik heb wel eens gefilosofeerd dat hij na een drinkgelag in Frjentsjer op de gedachte kwam: ‘Ik drink, dus ik ben.’ En dat hij die vervolgens, na het uitslapen van de roes, verving door het wetenschappelijk meer verantwoorde: ‘Ik denk, dus ik ben’. Het leven hangt toch van toevalligheden aan elkaar? Hoe het ook zij, in mijn geboortestad is geschiedenis geschreven.
Het is ook een stad die ligt onder de rook van Wijnaldum, een hype in de Noordeuropese archeologie. Want Wijnaem is vindplaats van de fraaie beugelschijffibula, de vorstelijke mantelspeld gemaakt van een zilveren plaat waarop geslepen stukjes rode halfedelsteen in goud zijn gevat. De Britten moesten ons op de bijzondere betekenis van de versierde mantelspeld wijzen. Maar toen we dat eenmaal doorhadden, wisten we het zeker: we zijn uitverkorenen, Friezen, het oudste ras der lage landen, dijkenbouwers avant la lettre en monniken avant la lettre, en ooit hebben we deel uitgemaakt van een koninkrijk waarvan de elite zich niet ophield in paleizen en kastelen, maar gewoon zoals het hoort, in plaggenhutten en modder. Van buigen vreemd en trots op it beste lân fan ierde. Altijd geweest!
Sinds kort weten we beter. Of zouden we beter moeten weten, want we hebben de neiging de keiharde werkelijkheid naast ons neer te leggen, te negeren. Friezen zijn geen Friezen, zeggen onderzoekers. Uit Leiden en Groningen. Verdacht dus, maar we moeten ons erbij neerleggen.
Wij, ik dus, stammen niet af van de Friezen die sinds de late Bronstijd en vroege IJzertijd, zo rond 700 voor Christus, in deze contreien al druk in de weer waren met het bouwen van terpen. Die ? zeg maar ‘oude’ ? Friezen trekken op een gegeven moment naar het zuiden en raken geromaniseerd. Ze integreren in Gallische stammen in België en Noord-Frankrijk. Tussen het jaar 300 en 425, de Volksverhuizingstijd, raakt Friesland leeg.
Dan komen de Angelen, een zeevarende Germaanse stam die in de vijfde eeuw vanuit het Noorden van Duitsland Engeland verovert. En Jutlanders. De invloedrijke Franken noemen het ratjetoe aan stammen nog wel ‘Friezen’.
Maar ik ben toch eigenlijk gewoon een Angel. Of een Jutlander. Een Duitser. Of een Deen. Ik durf het mijn ouders niet eens te vragen.
Kan mij het schelen wat er na 11 september met de wereld gebeurt. Die van mij is toch al ingestort: ik ben geen Fries, maar een Juut. Ik ga me bezatten. In De Bogt fen Guné. Want zolang ik drink, ben ik. Een Fries.

Trefwoorden