Miranda de Wit van dat bureau vertelt over opgravingen en onderzoek in het veld en geeft haar visie op de veranderingen die de laatste jaren zijn opgetreden.

ARC noemt de archeologie een vak apart, en een collega-instituut stelt de vraag of archeologische sporen een lust dan wel een last zijn. Mensen in het veld zullen dergelijke vragen het best kunnen beantwoorden. Eén van hen is Miranda de Wit van ARC, die zich de laatste maanden van het jaar 2001 intensief bezighoudt met sporen die zijn gevonden onder de oude essen te Emmen, en met de uitleg daarover commerciële opgravingen becommentarieert.
Eerder deed Miranda de Wit essenonderzoek in verband met de uitbreiding van het Noorderdierenpark in Emmen. Nu doet ze dat opnieuw, voorafgaande aan de aanleg van een grote parkeerplaats, zo’n halve kilometer ten noorden van deze uitbreiding.
‘Essen worden niet altijd bewaard, maar af en toe wordt het wel geprobeerd’, vertelt ze. ‘Ik ben nu bezig langs de Frieslandweg, een weg ten westen van het centrum van Emmen, waar een parkeerplaats gebouwd wordt. Daar hebben we verleden jaar december een proefonderzoek gedaan en het bleek er helemaal vol te zitten met sporen. Een hele tijd is geprobeerd dat gebied te beschermen, onder meer door de provinciaal archeoloog en de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. Maar uiteindelijk hebben economische belangen de doorslag gegeven en werd, ondanks de hoge kosten, door de gemeente besloten de es toch maar op te graven. Daar is een Romeinse nederzetting te voorschijn gekomen die vergelijkbaar is met die van Wijster ? waarover een bekend onderzoek van Van Es uit het eind van de jaren vijftig beschikbaar is.’
Inmiddels zijn de medewerkers van ARC begonnen met het tweede deel van de parkeerplaats waar de nederzetting doorloopt, en dat is een spannende aangelegenheid. ‘We hebben een goed beeld van wat we kunnen tegenkomen, maar het kan zomaar gebeuren dat we na slechts enkele meters al tot de conclusie komen dat de nederzetting ophoudt. De maximale duur van het onderzoek wordt negen weken. Dat betekent dat we in één keer zo lang achtereen zullen werken, als het er tenminste vol zit met sporen, en dat is dan voor de gemeente Emmen eigenlijk meteen het ergste scenario.’

Alles moet veel sneller

Het verschil tussen de commerciële bedrijven die opgravingen en onderzoek doen enerzijds, en de traditionele instituten die dezelfde doelstellingen huldigen, ziet Miranda de Wit positief. ‘Af en toe is er sprake van een samenwerkingsverband. Borger is een goed voorbeeld. Wij voeren het veldonderzoek uit, maar het GIA (Groninger Instituut voor Archeologie) draagt de hoofdverantwoordelijkheid. Er is wel een groot verschil met vroeger: alles moet nu veel sneller. Het is echter wel een voordeel dat er tegenwoordig veel meer wordt opgegraven. Vroeger werden er veel vaker keuzes gemaakt: dit doen we wel, dat doen we niet, bijvoorbeeld omdat iets te weinig archeologische prioriteit had. Maar nu kun je veel meer stukjes van de archeologische kaart invullen. Het grote nadeel dat daaraan kleeft, is dat alles nu veel sneller moet.’

Bescherming bodemarchief

‘Wij zijn absoluut gelukkig met de gevolgen van het Verdrag van Malta, omdat er nu eindelijk iets wordt gedaan om bodemarchieven te beschermen en te onderzoeken wat er nu precies heeft gezeten. Vroeger was zoiets dikwijls in één keer weg en als gevolg daarvan weet je ook nu nog steeds niet wat er precies heeft gezeten. Langzamerhand heb je geleerd in te spelen op het feit dat alles nu in zo’n hoog tempo moet worden gerealiseerd. Alles wordt nu veel gestructureerder aangepakt, maar het is bij opgravingen wel zo dat je vaak niet weet wat je kunt tegenkomen. Dan blijkt wel eens dat je meer tijd nodig hebt om verder onderzoek te doen. Dan moet je weer bij je opdrachtgever aankloppen om dat te vertellen. En de opdrachtgever is daar niet altijd gelukkig mee, vooral omdat het dan ook weer meer geld gaat kosten. Gelukkig is de gemeente Emmen in die dingen – evenals het Academisch Ziekenhuis in Groningen – zeer coulant. We moeten wel beseffen dat het nog steeds niet verplicht is archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Dat is pas aan de orde als de wet echt van kracht wordt, waarschijnlijk aan het einde van het volgend jaar. Althans, dat zeggen ze, maar die datum is al vaker opgeschoven.’

Archeologisch interessant

‘Bij de gemeente Emmen leeft het besef dat de plaats in een archeologisch interessant gebied ligt, en dat heeft gevolgen. Als nu ergens gebouwd gaat worden, moet er archeologisch onderzoek worden gedaan. Dat is een officieel besluit van Burgemeester en Wethouders. Verder heeft Emmen nooit moeilijk gedaan over eventuele noodzakelijke verlenging van het onderzoek als wij zeiden dat we meer tijd nodig hadden. Dat is ook bij het eerste deel van de parkeerplaats al gebeurd. Ik weet weliswaar niet waar ze het extra geld vandaan halen – uit speciale subsidies of zo – maar er is altijd wel weer geld beschikbaar gekomen.’
Helaas is men niet overal even meegaand als in Emmen. Er zijn ook instanties die star vasthouden aan de oorspronkelijk afgesproken tijd, vertelt Miranda de Wit. ‘Het komt ook voor dat na een vooronderzoek weliswaar is gebleken dat een bepaald gebied archeologisch heel interessant is, maar dat door de opdrachtgever toch verder niets mee gedaan wordt.’

Tentoonstelling in Emmen

‘Het is ook heel belangrijk dat er iets gebeurt voor de bevolking van Emmen en omgeving, dat er een tentoonstelling komt over de vondsten in verband met die Romeinse nederzetting. Waarschijnlijk is men nu bezig iets te organiseren voor december. Tijdens het onderzoek op het eerste deel van de parkeerplaats is door de gemeente Emmen een persdag georganiseerd, zodat ook vertegenwoordigers van de media kunnen komen kijken.’
‘Voor ons is het heel belangrijk dat een onderzoek zo snel mogelijk wordt afgerond, omdat we dan ook eerder weer voor een ander project zullen worden gevraagd. Kortom, het betekent weer nieuw werk. Je merkt ook dat de mensen tegenwoordig sneller naar ons toe komen, waar ze vroeger vaak pas contact opnamen als tijdens graaf- of bouwactiviteiten iets werd ontdekt. Nu wordt er veelal eerst advies ingewonnen.’

Intensieve bewoning

‘Je merkt dat de terreinen waar ik veel graaf ? dat is midden op de Hondsrug ? heel intensief bewoond geweest zijn. Op de Noordbargeres, waar de uitbreiding van het Noorderdierenpark is, hebben we sporen gevonden uit het Neolithicum. Verder hebben we een grafheuvel gevonden uit de Midden-Bronstijd, ook erg spectaculair, en ook nog sporen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd, en uit de vroege Middeleeuwen. Dat zit allemaal gewoon op die es. Hetzelfde geldt voor de parkeerplaats waar we nu aan het graven zijn. De Romeinse nederzetting is het belangrijkste wat daar zit. Maar daaronder bevindt zich bebouwing uit de Bronstijd, sporen uit de IJzertijd liggen daar weer omheen. Het gaat om plekken die lange tijd intensief bewoond geweest zijn.’
Het zou eigenlijk wel aardig zijn als er iets van het materiaal op de een of andere manier op het terrein van het Dierenpark zou kunnen worden geïntegreerd. ‘Er bestaat een brug tussen het oude en het nieuwe Dierenpark, de Traverse, en er is wel eens voorgesteld om op die plek een soort permanente tentoonstelling in te richten met voorwerpen die tijdens het onderzoek zijn opgedoken, maar daarover heb ik niets meer gehoord. Er is wel een kleinere tentoonstelling geweest in het gemeentehuis.’
‘Voordat het terrein van die es in Emmen is volgebouwd, zullen er vele jaren verstreken zijn, en ik hoop dan ook dat we daar nog veel onderzoek kunnen doen, omdat het een uiterst interessant gebied is.’

Amateur-archeologen

‘We hebben goede contacten met amateur-archeologen; dat zijn allemaal heel enthousiaste mensen. Voor hen is het een hobby die ze meestal in het weekeinde bedrijven, waardoor er minder wordt samengewerkt dan we zouden willen, maar wij werken – behoudens uitzonderingen – alleen van maandag tot en met vrijdag. Soms kunnen ze nog wel weer in vakantietijd met ons meedraaien.’
Of het Verdrag van Malta veel structurele gevolgen voor het werk in het veld zal hebben, valt op dit moment nog niet in detail te zeggen, maar Miranda de Wit maakt zich geen zorgen. ‘De voordelen ervan zijn dat wij zelf in de praktijk hebben geleerd hoe je effectiever kunt werken.’

De auteur is freelance journalist.

Neolithicum: laatste periode van het Steentijdperk, ca. 6000-2000 vóór onze jaartelling, vóór de opkomst van het gebruik van metalen. De mensen gingen toen akkerbouw en veeteelt bedrijven, waarmee ze begonnen hun directe omgeving te beheersen.
Bronstijd: periode tussen ongeveer 1700 en 700 vóór onze jaartelling. De vroege Bronstijd duurde tot ongeveer 1400, de Midden-Bronstijd tot ongeveer 1000 en de late (nieuwe) Bronstijd tot circa 700. Gedurende de Bronstijd werden gebruiksvoorwerpen, wapens en sieraden van brons vervaardigd. De Bronstijd volgde op het Neolithicum.

IJzertijd: periode volgend op de Bronstijd, tussen 700 vóór en het begin van de christelijke jaartelling. Het is die tijd waarin de voorwerpen van ijzer werden vervaardigd.