In natuurgebieden, bij rotondes en sluizen, voor kerken en winkelcentra, op talloze plekken in de Groningse en Drentse Veenkoloniën staan beelden. De meeste zijn de afgelopen dertig jaar geplaatst in het kader van de Herinrichting, een regeling volgens welke één procent van de beschikbare gelden werd besteed aan kunst. Volgend jaar wordt het omvangrijke project afgesloten met de opening van een 'Kunstlijn' van acht objecten, waaronder Field Free Space van Stansfield/Hooykaas.

In natuurgebieden, bij rotondes en sluizen, voor kerken en winkelcentra, op talloze plekken in de Groningse en Drentse Veenkoloniën staan beelden. De meeste zijn de afgelopen dertig jaar geplaatst in het kader van de Herinrichting, een regeling volgens welke één procent van de beschikbare gelden werd besteed aan kunst. Volgend jaar wordt het omvangrijke project afgesloten met de opening van een ‘Kunstlijn’ van acht objecten, waaronder Field Free Space van Stansfield/Hooykaas. ‘Het gebied bezit dan een prachtig oeuvre van 110 beelden die vrijwel allemaal in relatie staan tot hun locatie of de geschiedenis ervan’, vertelt Wim Boetze, die sinds 1989 in dienst van de Dienst Landelijk Gebied als landschapsarchitect betrokken is bij de Herinrichting. ‘Sommige beelden zijn heel decoratief, andere zijn geïntegreerde multifunctionele objecten. In feite staat hier een overzicht van dertig jaar kunst en kunstopvatting.’

Semslinie

De ‘grande finale’ van de Herinrichting, de Semslinie Kunstlijn, loopt langs de ruim veertig kilometer lange grens tussen Drenthe en Groningen. Volgens Loes Heebink, kunstenaar en curator van het project, moeten de beelden de kwaliteit en de identiteit van het gebied zichtbaar maken. ‘Elk kunstwerk is geïnspireerd op een bepaalde locatie en gaat er een wisselwerking mee aan. Zo hopen we bij de bezoeker een bewustwordingsproces op gang te brengen waarbij het landschap en de schoonheid ervan zichtbaar worden. Alle kunstwerken zijn ook gericht op een langer of korter verblijf, waardoor de bezoeker letterlijk stilstaat in het landschap.’
De beelden zijn gesitueerd langs de kaarsrechte lijn die oorspronkelijk in 1615 door de landmeters Johan Sems en Jan de la Haye door het veengebied werd getrokken om een einde te maken aan eigendomstwisten tussen Groningers en Drenten. Daarna was de grens zelf veelvuldig onderwerp van conflicten. ‘Tegenwoordig vervagen of verdwijnen grenzen en wordt de wereld groter, maar tegelijkertijd ook kleiner’, meent Heebink. ‘Nieuwe media, zoals internet, hebben er nog een dimensie aan toegevoegd. We hebben daarom ook kunstenaars gevraagd die in hun werk grenzen overschrijden tussen heden, verleden en toekomst, maar ook tussen verschillende kunstdisciplines.’

Anarchistenhuisjes

De Semslinie Kunstlijn is een samenwerkingsproject van de provincies Groningen en Drenthe, negen gemeenten en het waterschap, en wordt uitgevoerd door de Dienst Landelijk Gebied, waaronder de Herinrichting valt. In Stadskanaal bijvoorbeeld zijn kunst en landschapsarchitectuur sterk met elkaar verweven. Jorgen Leijenaar liet zich inspireren door de twaalf anarchistenhuisjes, de plek waar zich ooit de eerste bewoners van de plaats vestigden. Zijn object, 1787 genaamd, is op een wierde geplaatst, midden in een pas aangelegd bos. Het bestaat uit negen gedenkstenen waarop gegevens en anekdotes staan vermeld over die eerste kolonisten. ‘Het bijzondere verleden van deze locatie heeft nu een zichtbare plaats gekregen in een nieuw landschap’, zegt Heebink. ‘De verbinding met oude markante landschapselementen blijven behouden door zichtlijnen die uitzicht bieden op het Stadskanaal en het Noorderdiep.’

Omgevingskunst

De uitgangspunten die Heebink bij de Semslinie Kunstlijn hanteert, komen overeen met de ideeën die men aan het begin van de Herinrichting had omtrent kunst in de openbare ruimte. De in 1972 mede door kunstenaar Karl Pelgrom opgerichte werkgroep Integratie Kunst en Samenleving meende dat kunstenaars een belangrijk aandeel konden hebben bij stads- en dorpsvernieuwing. Het Praktijkbureau Beeldende Vormgeving werd ingeschakeld om de praktische uitvoering van dit idee te onderzoeken. In opdracht van dit bureau maakten kunstenaar Ger Feijen en stedenbouwkundige Tjeerd Deelstra een studie waarin ze pleitten voor de introductie van ‘beeldplannen’. Daarin zouden kunstenaars een totaalvisie op beeldende kunst in de openbare ruimte kunnen ontwikkelen, gebaseerd op de ruimtelijke identiteit van een gebied.
Dat stads- en dorpsvernieuwing behalve een technische kant ook een cultureel aspect moest hebben, was volgens Boetze een revolutionaire gedachte. ‘Geïntegreerde, multifunctionele kunst is typisch een exponent van die tijd. Toch stierf deze vorm van omgevingskunst een vroege dood; het bleek te duur en te weinig mensen konden er waardering voor opbrengen.’ Een van de weinige beelden die op grond van deze gedachte zijn gerealiseerd is het havengebouwtje uit 1985 van Ger de Wilde, lid van het kunstenaarscollectief Omgeefmij, aan het Pekelder Hoofddiep. Ter gelegenheid van de reconstructie van het kanaal ontwierp hij een kleurig bouwwerk in de vorm van een muziekkoepel, waarin zich sanitaire voorzieningen bevonden en van waaruit kano’s konden worden verhuurd. Uit onderzoek van Floor Haanstra blijkt dat de bewoners het gebouw mooi vonden, maar er geen kunst in herkenden.
In 1983 werd de werkgroep Kunstinbreng Herinrichting in het leven geroepen en stapte men af van een structurele aanpak. In het vervolg werden individuele opdrachten uitgeschreven en kregen bewoners een belangrijk aandeel in de keuze van het ontwerp. Vooral dit laatste leidde vaak tot plaatsing van beelden met een decoratief karakter en een sterke symbolische waarde, zoals de uiterst figuratieve beelden van bijvoorbeeld Hans Mes (Man met hondekar bij Oude Pekela, Veengravers in Sappemeer) en de abstracte stenen boegvormen die Hans van Weerden bij Sluis Middenverlaat aan het Oosterdiep plaatste: niet mis te verstane verwijzingen naar het verleden van de streek.

Verzadigingspunt

Boetze is van mening dat het aantal beelden in de Veenkoloniën nu wel een verzadigingspunt heeft bereikt. ‘Ik zou ook niet meer zomaar ergens een beeld plaatsen’, vertelt hij. ‘De kwaliteit van een plek is vaak al zo goed dat een toevoeging er alleen maar afbreuk aan zou doen.’ Toch vindt hij dat kunst wel degelijk een rol moet spelen bij de vormgeving en inrichting van een landschap. Als geslaagd voorbeeld verwijst hij naar het beeld Herinnering aan een plek van Semna van Ooy. Haar trapvormige betonnen object bevindt zich op een heuvel en vormt het hart van natuurgebied De Tjamme. In het aangrenzende bos is een oude zichtlijn hersteld, waardoor de toren van Finsterwolde weer als een baken in het landschap staat. ‘Een bijzonder beeld, dat een belangrijk onderdeel uitmaakt van het omliggende bos- en natuurplan en tegelijkertijd een statement maakt naar zijn omgeving.’
Ook Heebink vindt dat kunst in de openbare ruimte een duidelijke functie moet hebben. ‘Puur decoratieve beelden kun je vaak weglaten zonder dat het afbreuk doet aan de plek. Voor de Semslinie Kunstlijn heb ik gekozen voor kunst die de bezoekers wijst op de waarde van een plek.’ Voor Boetze is het project ook het bewijs dat volledige participatie geen noodzakelijke voorwaarde is voor bewonersvriendelijke kunst. ‘Een goed beeld hoeft niet door inspraak tot stand te komen. Een kunstenaar kan ook iets maken waarvan je weet dat het wordt geaccepteerd. De medewerkers aan de Semslinie Kunstlijn kregen alle ruimte; de enige voorwaarde was dat het beeld toegankelijk moest zijn. De resultaten zijn doorgaans speelse en geestige beelden, ontdaan van elk elitair imago en zeer bewonersvriendelijk.’
De voorwaarde dat de beelden toegankelijk moesten zijn, werd door Stichting Het Observatorium bij het ontwerpen van het Otium erg letterlijk genomen. Langs het fietspad dat naar aardappelmeelfabriek Nieuwe Compagnie bij Wolfsbarge loopt, worden constructies gebouwd van staal en houten vlonders, afgewerkt met rood geschilderd spuitbeton. Begin dit jaar staan er een werkplek, een slaap- en verblijfsruimte. Kijkgaten in de wanden en een uitkijktoren richten de blik op meer en minder markante punten in het landschap. De constructies zijn privé-bezit, maar fietsers komen dwars over het erf en mogen de ruimtes betreden. In de toekomst zullen er culturele activiteiten worden georganiseerd en de grenzen tussen particuliere en openbare ruimte verder worden afgetast.

Exotische schoonheid

‘Wanneer je je in dit gebied en de geschiedenis ervan verdiept, zie je dat het een exotische schoonheid bezit’, stelt Heebink vast. ‘Juist daarop willen de deelnemende kunstenaars aan de Semslinie Kunstlijn wijzen.’ Dankzij het kunstproject is de Semslinie niet alleen de herinnering aan een vroegere gebiedsmarkering, maar vooral een levend cultuurhistorisch landschap. Wat ooit begrepen werd als grens, vormt thans de verbindende lijn tussen de verschillende kunstwerken, die alle op hun eigen manier de bewustwording activeren van de prachtige plekken, natuurgebieden en historische gebouwen die hen omgeven. ‘Uiteindelijk willen we een cultuurtoeristische route ontwikkelen van Groningen naar Ter Apel’, verklaart Heebink. ‘Dan heeft de bevolking er ook in economisch opzicht wat aan. Zo kan kunst ook bijdragen aan een positief gevoel van eigenwaarde.’

De auteur is freelance tekstschrijfster.