Frans Blanckenborg zit nu dertig jaar in de natuurbescherming. Sinds vijftien jaar werkt hij nu bij Natuurmonumenten als inspecteur in Noord-Nederland. Naast leiding geven aan 'Regio Noord', met werkgebied Friesland, Groningen en Drenthe, vertegenwoordigt hij Natuurmonumenten in de bestuurlijke circuits.

Natuurmonumenten is in de beleving van veel mensen een feodale organisatie. Een machtige grootgrondbezitter die de wijsheid in pacht heeft. Klopt dat beeld?
Frans Blanckenborg: ‘Dat beeld klopt helemaal niet! We hebben alleen maar grond in bezit om er algemeen maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Het aankopen van grond is een middel om natuur te beschermen. Dat blijkt nog steeds het beste middel, omdat het hebben van grond in eigendom een soort garantie biedt voor continuïteit van doelstellingen. Het gaat bij ons dan ook nooit om het hebben van grond, maar altijd om het realiseren van natuurdoelen. Dat beeld is nog wat gebaseerd op de oude situatie die je zowel bij het oude Staatsbosbeheer als bij Natuurmonumenten aantrof van een sterk ecologisch denkende, sectoraal en wat naar binnen gerichte organisatie. Maar daar zijn we met z’n allen uit aan het gaan om echt met beide benen midden in de maatschappij te gaan staan en te laten zien waarvoor we gaan. Om dat te bereiken gaan wij ook samenwerkingsverbanden aan. Bijvoorbeeeld ‘Nederland Natuurlijk’. Dat is een heel grote coalitie van partijen waar de ANWB in zit, maar ook de Unie van Waterschappen. We werken samen om heel goed na te denken hoe Nederland eruit moet zien. De komende decennia gaat Natuurmonumenten voor een kwaliteitsslag, functiecombinaties en nieuwe dingen bedenken. Dat doen we in toenemende mate met anderen. Dat kan ook de recreatiesector zijn of de bouwsector en zeker ook met de watersector.’

Betweter

Dus Natuurnonumenten zit middenin een veranderingsproces?
‘Jazeker; in een proces van meer externe opstelling. Eigenlijk: “midden in de wind gaan staan” om het zo maar eens te zeggen. We staan nu reeds echt midden in de maatschappij! Maar we blijven uiteraard een natuurbeschermingsorganisatie; dat is helder.’
Maar heeft de burger werkelijk invloed? Of worden bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten alleen maar gebruikt om de eigen plannetjes te legitimeren?
‘Het leuke van de veranderingen die bij Natuurmonumenten ongeveer vijf jaar geleden zijn ingezet, is de echte communicatie die nodig is. We maken tegenwoordig voor onze gebieden natuurvisies en dat begint met enkele avonden in de omgeving. Vooraf denken we natuurlijk wel na over wat we willen, maar dan staat er nog niks op papier en dan gaan we eerst die avonden houden; met die signalen werken we. Elke verandering in beheer leidt tot spanningen in de omgeving. Veranderingen maken mensen onzeker. Bij de natuurvisie voor de Slotplaats bij Bakkeveen ontvingen we bijvoorbeeld het signaal dat de bewoners het verschrikkelijk zouden vinden als we in het bos alle dode bomen zouden laten liggen. Daar komt dan de toezegging uit voort: “Wij gaan dat bos omvormen tot een bos met van nature thuishorende soorten, maar als jullie er te veel van merken dan doen we het fout”. Bij dit soort procedures hoor je echt wat er leeft en het leuke is dat je ook zeer veel kennis van het gebied tegenkomt. Het leidt al met al tot veel meer begrip voor wat je als beheerder met een gebied zou willen. Ik zal me er trouwens ook altijd voor blijven inzetten dat Natuurmonumenten een heel sterke ledenorganisatie blijft. Want ik vind het een groot goed dat je steeds je maatschappelijke omgeving via leden in je werk kunt betrekken. Het is een uitdaging om goed om te gaan met al die signalen die in de maatschappij liggen; om die te verwerken in wat je doet.’

Truttig

Nog een beeld dat ik van Natuurmonumenten heb, is dat het een weinig kritische organisatie is. Een uitstraling die niet in de laatste plaats bepaald wordt door het ledenblad met een hoog truttigheidsgehalte. Is dat een genoegdoening naar de grote massa leden?
‘We doen zelf regelmatig onderzoek naar de waardering door de leden van de eigen interne media. Het blad Natuurbehoud wordt zeer hoog gewaardeerd en dat heeft er vooral mee te maken dat het een afspiegeling is van het werk dat we doen en de doelstellingen waarvoor wij gaan. Vroeger was het blad vooral gericht op de mooie natuur, terwijl het nu veel meer zegt over wat Natuurmonumenten doet. Er staan tegenwoordig ook heel kritische artikelen in. Ik heb zelf onlangs een bijdrage geleverd aan een kritisch artikel over gaswinning in de Waddenzee om maar eens een item te noemen. Maar het gaat ook over bijvoorbeeld het bewaren van de duisternis in Nederland. Het gaat ook wel degelijk over de beïnvloeding van beleid, over het beheer van de gebieden en over Natuurmonumenten als vereniging. En dat zijn dan ook meteen de drie kern-items waar wij ons werk als Natuurmonumenten rond organiseren. Het blad is inderdaad de laatste jaren sterk veranderd. Als je het tijdschrift van vijf jaar geleden legt naast die van nu, dan is dat een volkomen ander blad. Het gaat veel meer om de maatschappelijke positie van de natuurbescherming en Natuurmonumenten. En het gaat ook veel meer om mensen en over waar mensen in die natuurbescherming staan.’

Aflaat

Waarom zijn toch zoveel mensen lid van Natuurmonumenten? Zou een groot deel van die 950.000 mensen wellicht lid zijn om een soort schuld af te kopen?
‘Nou, wij zijn een vereniging met zeer weinig uitstroom van leden. Dat ligt al heel lang op minder dan vijf procent per jaar. Dat is in de wereld van verenigingen ontzettend laag. Daar zou je best een waardering voor ons werk van af kunnen leiden. Het tweede punt is dat we nog altijd een groei vertonen. De instroom is nog altijd groter dan de uitstroom. En dat heeft er vooral mee te maken, denk ik, dat steeds meer Nederlanders zich zorgen gaan maken over hoe we met onze ruimte om gaan. Een reactie op de oprukkende infrastructuur bijvoorbeeld. Ik weet zeker dat het echt gaat om betrokkenheid met de omgeving. Dat mensen zich zorgen maken over hoe de natuur en het landschap zich in Nederland ontwikkelt. En mensen blijven echt heel lang lid van Natuurmonumenten. Wij hebben als groot voordeel als terreinbeherende organisatie dat het werk voor de leden heel concreet is. Bijna iedereen kan in een half uurtje fietsen een terrein van Natuurmonumenten bereiken. En daar kun je laten zien wat je doet. Om daar een getal bij te zetten: 25% van onze begroting wordt besteed aan het beleefbaar maken van onze gebieden. Dat kan zijn door voorzieningen, door routes, door panelen, door bezoekerscentra, maar vooral door excursies en het invullen van gastheerschappen door boswachters.’

Big Brother

Wordt de natuurbeleving met jullie terreinopzichters tegenwoordig niet veel te veel ‘geleid’? Natuur moet je kunnen beleven, maar dan wat mij betreft liefst zonder toezicht!
‘Nou, dat kan toch ook? Ik woon zelf dichtbij het Fochtelooërveen en ik vind het fantastisch om alleen te zijn binnen de plekken waar ik alleen kan zijn. De recreatie bij ons is qua vorm en intensiteit altijd gericht op draagvlak voor de natuur. En dat is iets anders dan bij Staatsbosbeheer, waar recreatie een zelfstandige doelstelling is. Denk aan het Boomkroonpad. Wij hebben dus nooit intensiteiten en vormen van recreatie die puur en alleen maar op recreatie zijn gericht. En als mensen zeggen: “Ik hoef die witte route niet in Nationaal park Drents-Friese Wold”, dan gaan ze toch gewoon hun eigen gang. Maar wel binnen bepaalde spelregels, want we blijven natuurlijk een natuurbeschermingsorganisatie.
Recreatie moet daar wel in passen en het mag geen afbreuk doen aan de kwaliteit van het gebied. Ik ben ervan overtuigd dat Natuurmonumenten over een eeuw nog steeds bestaat, omdat de kwaliteit van de ruimte waarin de mensen leven heel belangrijk blijft. Er zullen grote beheerders van de buitenruimte nodig zijn. En hoeveel van die buitenruimte, dat weet ik niet, want ik durf geen enkele voorspelling te doen hoe de landbouw er dan uitziet, maar er zal in ieder geval een groeiende behoefte zijn en blijven aan een plek waar je tot bezinning komt en rustig in je eentje kunt rondlopen. We hebben trouwens geen terreinopzichters meer, maar we noemen het boswachters. Die treden het publiek tegemoet via gastheerschap. En die spreken mensen ook ergens op aan. Als op een zondagmorgen tien motorcrossers door een gebied raggen, dan is de natuurbeleving natuurlijk wel ten einde.’

Spagaat

Er wordt zo nu en dan wel eens een balletje richting het beleid opgeworpen, maar een echte actievoerder lijkt Natuurmonumenten nooit te worden. De organisatie maakt de indruk continu in een spagaat te zitten. Enerzijds de vele leden koesterend en anderzijds wel actie willen voeren. Zit die grote achterban niet enorm in de weg om echt een actief eigen gezicht te creëren?
‘Die spagaat zie ik helemaal niet. Wat we wel doen bij Natuurmonumenten is de middelen kiezen die bij onze uitstraling passen. We zullen nooit een organisatie zijn met grote spandoeken. Met zoveel leden heb je ook over een heleboel onderwerpen een mening en dat moet je ook hebben en willen hebben. We zullen nooit de middelen van Greenpeace gebruiken of andere organisaties die we naar buiten zien treden. Maar dat betekent niet dat je niet heel duidelijke standpunten hebt over zaken die in het land spelen. We hebben een hele duidelijke rol gespeeld bij bijvoorbeeld de discussie over de aardgaswinning in de Waddenzee of nu bij het windmolenpark. Een windmolenpark in de Waddenzee is voor Natuurmonumenten niet bespreekbaar. Dat hebben we vierkant en heel rechtuit naar voren gebracht. Voor ons is de Waddenzee gewoon beschermd en dat betekent dan ook dat je er vervolgens ook niet meer met dit soort zaken aankomt. En dat geldt voor bepaalde discussies over infrastructuur maar dat geldt ook voor waar je in Nederland wel of niet een tweede Schiphol zou moeten ontwikkelen. En dat doen we steeds vanuit de invalshoek: natuurbelang! Dus op een moment dat de luchtvaartdiscussie zich verplaatst naar het IJsselmeer, dan is dat voor ons onbespreekbaar. Dat is zo’n essentieel onderdeel voor de natuur en internationaal gezien ook, dat we zeggen: “Daar nooit”!’

Eigen tuintje

Bij het natuurbeheer in Nederland valt vooral op dat verschillende organisaties zich daar op verschillende wijze mee bezig houden. Maar met de invulling van de Ecologische Hoofdstructuur worden natuurgebieden steeds groter en hier en daar beginnen ze een heel ecosysteem te beslaan. Ik denk aan de Eelder- en Peizermaden, overgaand in het Leekstermeergebied. Daar zijn minstens vier beherende instanties (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Het Drentse Landschap en Het Groninger Landschap) die allemaal een eigen gezicht proberen op te houden met hun eigen stukje natuur. Zou het natuurbeheer in zo’n heel ecosysteem niet veel meer door één organisatie moeten worden uitgevoerd?
‘Wij streven er niet naar om als één organisatie een gebied te beheren. Elke organisatie komt tegemoet aan een bepaalde behoefte. De provinciale Landschappen zijn opgericht omdat er een sterke behoefte is aan clubs met een heel duidelijke regionale identiteit, of die daarop inspeelt. Ze werken momenteel sterk in de richting van de cultuurhistorie; ook van de kleinere objecten; heel belangrijk, want daar is heel vaak geen vangnet voor; denk aan arbeidershuisjes, historische boerderijen en stinzen in Friesland. Wanneer er heel veel natuur in zit, dan gaan wij als Natuurmonumenten pas voor cultuurhistorie. We vinden dat de overheid via Staatsbosbeheer een eigen verantwoordelijkheid heeft om de natuur in Nederland te beheren. Die organisatie heeft ook nog steeds een duidelijke opdracht om een bepaalde hoeveelheid hout aan de weg te zetten. En daarnaast is er nog duidelijk behoefte aan een club die landelijk werkt. Die driedeling is nog steeds actueel. Het lijkt soms naar de buitenwacht toe dat dit wat versnipperend werkt, maar we hebben hier heel duidelijke afspraken over en soms ruilen we gebieden uit om een hanteerbare indeling te hebben. Maar we hebben allemaal achterbannen die wij graag willen laten zien wat wij doen. De recreatieruimte van de stadsbewoners van Groningen, bijvoorbeeld, is een gebied waar we allemaal graag een stukje identiteit willen uitdragen naar de achterban. Daar zal het versnipperend werken, maar daar werken we wel weer samen met het beheer. Ander voorbeeld: in Doldersum gaat binnenkort een gezamenlijke schaapskudde van start die graast in gebieden van zowel Natuurmonumenten als van het Drentse Landschap. Natuurmonumenten levert de kudde en de gebouwen en het Drentse Landschap gaat de kudde runnen.’

Verandering kost tijd

Blijkbaar kunnen de vooroordelen jegens Natuurmonumenten vrij resoluut gepareerd worden. Wanneer zijn die vooroordelen de wereld uit?
‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik dit interview heel plezierig vind. Ik denk dat dit een goede methode is om de zaak goed scherp te krijgen en naar voren te kunnen brengen en dan ook nog in het tijdschrift Noorderbreedte. Het beeld van de grootgrondbezitter die alles beter weet, is hoofdzakelijk opgeroepen door de tegenkrachten. Toen ik in 1973 met dit soort werk begon, was dat midden in de ruilverkavelingwals die over Nederland ging. En dat was puur verdedigen! We waren altijd van ondergeschoven belang, want de landbouw moest doordenderen. Op dit moment, nu de infrastructuur en die rode toestanden allemaal over ons land denderen, moeten we ontzettend oppassen dat we niet weer in de verdediging schieten. De vroegere generatie natuurbeschermers deden niets dan puur verdedigen. En daar wordt je houding door bepaald en dat geeft je een imago. We zitten nu aan het eind van een veranderingsproces en we werken er heel hard aan om het nieuwe beeld bij de buitenwereld helder te maken. Daar is een aantal sleutelwoorden voor: dat is je veel meer midden in de maatschappij opstellen, dat is meer naar buiten kijken, dat is samenwerking met anderen aangaan, minder sectoraal dingen benaderen en integraal werken. En daar hoort bij dat je luistert naar je omgeving. Wij werken momenteel samen met een aantal recreatiebedrijven in Noord-Nederland met arrangementen. Door samenwerking leert men je het beste kennen. De recreatiebedrijven weten nu dat we voor bepaalde doelen staan, maar dat we zeker niet tegen recreatie zijn. Overigens is het niet specifiek voor Natuurmonumenten dat we naar nieuwe posities zoeken. Tot mijn grote vreugde zijn ook de provinciale landschappen daarmee bezig en ook een club als Staatsbosbeheer. Je hebt namelijk geen overlevingskans als je je niet op tijd aanpast aan de omstandigheden die in je omgeving veranderen. De leidinggevenden in onze organisatie zorgen ervoor dat er een eenheid van benadering in zit en daar zijn we al heel ver mee. Maar het kan wel zo zijn dat de buitenwacht ons weer naar het oude imago zuigt doordat niet alle delen van de organisatie al zover zijn. Je moet er een paar jaar voor nemen, want verandering kost gewoon tijd.’