In de ongeveer twintig jaar dat Siebe Jan Bouma (1899) als architect verbonden was aan de Groningse Gemeentewerken, heeft hij vele grotere en kleinere gebouwen ontworpen die door hun vindingrijke constructies en speelse accenten nog steeds tot de verbeelding spreken.

In de ongeveer twintig jaar dat Siebe Jan Bouma (1899) als architect verbonden was aan de Groningse Gemeentewerken, heeft hij vele grotere en kleinere gebouwen ontworpen die door hun vindingrijke constructies en speelse accenten nog steeds tot de verbeelding spreken. Het voormalig politiebureau aan het Zuiderdiep (thans onderkomen van de dienst Ruimtelijke Ordening), schoolgebouwen aan de J.H. Janssenstraat, Parkweg, Zaagmuldersweg en Oliemuldersweg, trafohuisjes en urinoirs dragen de signatuur van zijn vakmanschap en getuigen van zijn gevoel voor menselijke maat. Vooral dit laatste maakte hem tot een uitzonderlijk architect. Functionaliteit en esthetiek zijn in zijn ontwerpen niet los te zien van emotioneel beleven. Stijl, vormprincipes en zelfs materialen waren voor hem toch in de eerste plaats middelen om de fantasie te stimuleren en een sfeer te scheppen waarin mensen zich prettig konden voelen. Zijn opvattingen over architectuur waren dan ook allerminst theoretisch, laat staan dogmatisch van aard. Meer dan een geniaal ontwerper was Bouma uiteindelijk een architect die met aanstekelijke verbeeldingskracht vormgaf aan zijn ideeën over mens, ruimte en bouwen en daaraan buitengewoon veel plezier beleefde. Als de gebouwen die hij ontwierp al iets uitstralen, is het dat.

Bouma toonde zich in zijn architectuur weliswaar ontvankelijk voor modernere opvattingen, maar had daarnaast een warme belangstelling voor historische waarden. Zo hield hij met grote regelmaat lezingen over landelijke en historische bouwkunst aan de hand van zelfgemaakte glasdia’s. Hij zette zich daarin af tegen ingrijpende veranderingen in historisch gegroeide infrastructuren. Voortvloeiend uit deze belangstelling en activiteiten begon hij in de jaren dertig met het zorgvuldig documenteren van landelijke bouwkunst in Groningen. Met zijn camera trok hij er regelmatig op uit om karakteristieke boerderijen te fotograferen. Zijn tochten door de provincie brachten ook de schoonheid van het Groningse landschap onder zijn aandacht, dat hij vastlegde in tal van zwartwitfoto’s. Deze ‘vrije’ landschapsfoto’s verraden een visie op het Groninger land die overeenkomt met die van kunstenaars van De Ploeg. Plekken zoals Blauwborgje, het Reitdiep en de weidegronden tussen Zuidwolde en Adorp fotografeerde hij met eenzelfde gevoel voor het pittoreske als de Groninger schilders. In enkele gevallen lijken de beelden die hij koos zelfs direct ontleend aan Ploegkunstenaars, zoals de foto Bij Adorp, waarin het nadrukkelijke perspectief en de hoge horizon onmiddellijk doen denken aan het werk van Jan Altink.

Respect

De sentimenten die in Bouma’s landschapsfoto’s besloten liggen, zijn vooral verwant aan schilderijen van Johan Dijkstra. Meer dan in het werk van andere Ploegers klonk in de jaren dertig in zijn werk het bewustzijn door van een veranderend landschap. Bijna hardnekkig bracht hij het traditionele landleven in beeld met landarbeiders die met eenvoudige hulpmiddelen de aarde bewerken. Ook Bouma concentreerde zich in zijn foto’s vooral op het ongerepte boerenbestaan en liet dorpen zien in omstandigheden die snel tot het verleden zouden gaan behoren. ‘Het kwam vaak voor dat hij hoorde dat een bepaalde boerderij werd afgebroken of dat er ergens in een dorp een nieuw gebouw werd neergezet’, vertelt Bouma’s zoon Bob. ‘Hij ging er dan snel heen om die plek nog te fotograferen. Om de schoonheid daarvan vast te leggen.’
Veel van Bouma’s foto’s zijn gekleurd door een zekere romantische benadering. Hij fotografeerde het landschap zoals hij vond dat het moest zijn en in feite zo veel mogelijk moest blijven. Toch zou het Bouma’s intenties tekort doen zijn fotografisch werk eenvoudig af te doen als nostalgisch-sentimenteel. Hij wilde met al zijn activiteiten – waarvan zijn fotografie onderdeel uitmaakte – mensen bewust maken van de schoonheden en historische waarden van het platteland en zijn bebouwing. Dat daarin aanpassingen onvermijdelijk en zelfs noodzakelijk waren, zag hij wel degelijk in, maar hij pleitte er telkens weer hartstochtelijk voor de overgeleverde structuren met respect te behandelen. Hij was daarom voorstander van restauratie en het plegen van nieuwbouw die zich verstond met zijn directe omgeving.

Wachten op een wolk

De ontelbare foto’s die Bouma gedurende de jaren dertig maakte van boerderijen, kerken, dorpen en landelijke gebieden in de provincie Groningen, vormen in de eerste plaats een belangrijk historisch document. Toch ging het Bouma niet alleen om het ‘vastleggen’ alleen, maar, vooral in zijn ‘vrije’ werk, ook om het maken van foto’s met enige artistieke kwaliteiten, zoals niet alleen blijkt uit de beelduitsneden en soms verrassende invalshoeken of standpunten, maar ook uit de vlakverdeling en tonale contrasten. Opvallend vaak fotografeerde hij het landschap als het was bedekt met een dunne laag sneeuw of als grote wolkenpartijen licht en schaduw verdelen en het beeld dramatiek verlenen. ‘We hebben wel eens uren gewacht op een wolk die maar niet wilde komen’, vertelt Bob Bouma. Het tekent de fotograaf die zoekt naar dat ene perfecte beeld. ‘In de donkere kamer experimenteerde hij voortdurend met papiersoorten, toonsterkte enzovoort. Hij leerde zichzelf alle technieken en probeerde steeds nieuwe dingen uit. Zo combineerde hij wel een wolkenlucht van het ene negatief met het landschap van een ander negatief om een mooi effect te krijgen.’

Eigen omgeving

Foto’s van Bouma met een werkelijk beeldende meerwaarde zijn uiteindelijk gering in aantal. De meeste opnamen hebben een documentair karakter en kennen een sterk overeenkomstige beeldaanpak. Toch laat hij in zijn beste en meest verrassende foto’s zien meer te zijn dan alleen maar chroniqueur van Stad en Ommelanden. Met de relatief eenvoudige middelen die hem in die jaren ten dienste stonden – en die zo sterk verschillen van de hedendaagse technieken – wist hij de uiteenlopende karakteristieken van het landschap, boerderijen en dorpen in de provincie Groningen te treffen. Tegelijkertijd speelde hij met zijn foto’s (en zijn lezingen) in op de vooroorlogse belangstelling voor het bijzondere van ‘de eigen landschappelijke omgeving’.

Bescherming cultureel erfgoed

Bouma’s inzet voor het conserveren van cultuurlandschappelijke gebieden en landelijke bebouwing mondden in de jaren dertig uit in lidmaatschappen en bestuursfuncties van verschillende cultuurhistorische verenigingen. Daarnaast was hij bestuurslid van de Groninger Film Liga, voorzitter van de fotografieclub Daguerre en trad hij in 1941 zelfs als ‘werkend lid’ toe tot kunstenaarsvereniging De Ploeg – in de tweede helft van de jaren dertig had hij schilderslessen gevolgd bij zijn vriend Johan Dijkstra.
De bevlogenheid waarmee in de jaren voor de oorlog door het gehele land lezingen gaf over landelijke bouwkunst en steeds weer pleitte voor bescherming van cultureel erfgoed, bleef uiteindelijk niet onopgemerkt: in 1942 werd hij door het ministerie van Opvoeding, Kultuur en Wetenschappen benoemd tot directeur van het Openluchtmuseum in Arnhem. In 1948 zou Bouma directeur worden van het door hemzelf ontworpen Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Gedurende de jaren van zijn directoraat in Enkhuizen ontwierp hij plannen voor Madurodam, dat in 1951 zou worden geopend. In 1956 wordt hij ten slotte door het ministerie van OKW aangesteld als wetenschappelijk hoofdmedewerker van het project Landelijk Bouwkunst, in welke functie hij zich bezighoudt met de inventarisatie en documentatie van historische bouwkunst op het Nederlandse platteland. Deze functie, de laatste die hij zou bekleden, vormde in feite een vervolg op de documentaire werkzaamheden die hij in Groningen uitvoerde en die onder andere resulteerden in een omvangrijk fotoarchief dat thans is ondergebracht bij de Groninger Archieven. Bouma overleed in 1959.

Bouma’s foto’s van Groninger landschappen en dorpen maken onderdeel uit van de tentoonstelling De Ploeg – Stad en Land, die tot en met 27 oktober te zien is in het Groninger Museum.

Met dank aan Bob Bouma en Michael Hermse (Groninger Archieven)

Trefwoorden