Drenthe is een wonderlijke provincie. Een soepbord dat ondersteboven neerkwam, nadat iemand het uit zijn handen liet vallen. Doordat dat bord sindsdien zo is blijven liggen, stromen alle vloeibare stoffen die erop terechtkomen, er snel weer af. Ook water. Erfgenamen van deze onachtzame landschapsontwerper bedachten in de vorige eeuw een aantal maatregelen die het water óók snel afvoerden van de plaatsen waar het tóch nog bleef staan. Leuk voor de boeren die daardoor ook hier droge voeten hielden en gunstige landbouwgronden kregen. Maar minder plezierig voor een aantal Drentse natuurgebieden, die door verdroging vele kwaliteiten verloren.
‘Antiverdrogingsbeleid bestaat vooral uit het terugdraaien en herstellen van alles waar we vroeger in doorgeschoten zijn’, zegt Marga Kool, dijkgraaf van het Waterschap Reest en Wieden. Dit waterschap is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de kwantiteit van het water in het gebied dat zich uitstrekt van Assen tot Dedemsvaart en van Orvelte tot het Overijsselse Vollenhove. ‘Wij herstellen op dit moment de oude meanders van de Vledder Aa. Deze zijn pas halverwege de twintigste eeuw dichtgegooid.’
Verdroging, verzuring, vermesting, versnippering
‘Verdroging is niet het enige probleem dat in natuurgebieden speelt’, zegt Frans Blanckenborg, inspecteur Noord van de vereniging Natuurmonumenten. ‘We hebben ook last van verzuring, vermesting en versnippering. Al deze zaken spelen overigens meestal tegelijkertijd en beïnvloeden elkaar. Als de waterpeilen in een veengebied te laag zijn, gaat de bodem oxideren en ontstaat een verhoogd voedselaanbod. Die lage waterpeilen worden veroorzaakt door het feit dat er landbouwgebieden in de omgeving liggen, die op hun beurt ook weer zorgen voor de aanvoer van voedselrijk water. Deze problemen spelen in bijna alle natuurgebieden, maar worden de laatste jaren stevig aangepakt.’
Natuurmonumenten trekt hierbij, net als andere natuurorganisaties, nauw op met de betrokken waterschappen. Het mag dan ook niet verbazen dat Marga Kool en Frans Blanckenborg dezelfde voorwaarde aandragen voor de oplossing van het ‘waterprobleem’: aaneengesloten landbouw- of natuurgebieden, die voorzien worden van de gewenste grondwaterstand en waterkwaliteit. Landbouw en natuur functioneren daarbij naast elkaar, zonder dat ze elkaar nadelig beïnvloeden.
‘Geen versnippering meer en een goede begrenzing die óók gebaseerd is op de natuurlijke waterhuishouding’, zegt Frans Blanckenborg. De provincies leggen dergelijke begrenzingen vast en moeten de voorstellen hiertoe binnenkort verplicht laten toetsen door de waterschappen. ‘Het komt voor dat een provincie een functie aan een gebied toekent die daar eigenlijk niet mogelijk is’, zegt Marga Kool. ‘Als wij dit tegenkomen, dan gaan we in overleg.’
Twee bloedsomlopen
Samenwerking tussen de betrokken organisaties staat voorop bij het aanpakken van de verdroging, evenals intensief overleg met alle andere direct betrokkenen. In het stroomdal van het Oude Diep leidde dit tot kavelruil die ervoor zorgde dat zowel de landbouw als de natuur de meest geschikte gronden kregen. In het gebied van de Vledder Aa werd landbouwgrond aangekocht. Natuurmonumenten en het waterschap Reest en Wieden herstelden hier vervolgens de slenken en meanders, gooiden een aantal sloten dicht en leidden het voedselrijke landbouwwater de andere kant op. Het feit dat de landbouw uit het stroomdal verdween, zorgde er bovendien voor dat het waterpeil omhoog kon. Het water trekt hierdoor in nattere tijden gemakkelijker de grond in en wordt voor drogere tijden langer vastgehouden. In de omringende landbouwgebieden zorgde een aantal maatregelen ervoor dat hier de waterafvoer- en aanvoer sterk verbeterde. ‘We hebben als het ware twee bloedsomlopen aangelegd’, zegt Marga Kool. ‘Eén voor de natuur en één voor de landbouw. Beide functies krijgen nu wat ze nodig hebben.’
Water op maat
‘In ons waterbeheerplan staat dat wij water op maat willen leveren’, zegt Marga Kool. ‘We gaan daartoe per gebied uitzoeken wat het meest optimale waterpeil is. Dit kan een compromis zijn of een watertechnisch hoogstandje ten behoeve van de instandhouding van een kleinschalig cultuurlandschap, maar het kan ook zijn dat een bepaalde functie sneuvelt. Technisch gezien kun je wel twee heren dienen, maar hoe kleinschaliger je het waterpeil wilt regelen, hoe duurder het wordt.’ Frans Blanckenborg is het met Marga Kool eens: ‘Je moet je afvragen of je wel geld wilt steken in gebieden die te klein zijn.’
Tenzij agrarisch ondernemers bereid zijn om over te stappen op agrarisch natuurbeheer, blijft daarom het creëren van aaneengesloten natuur- en landbouwgebieden de efficiëntste oplossing. Deze oplossing is inmiddels gerealiseerd in het Fochteloërveen, waar Natuurmonumenten grond kon aankopen die voor de landbouw te nat was. In de Peizermaden zou hetzelfde proces gaan plaatsvinden, maar het besluit van het Rijk om het budget voor natuuraankopen drastisch te verminderen, heeft ertoe geleid dat hier op dit moment niets meer aangekocht kan worden. ‘De boeren willen daar weg omdat de grond voor hen veel te nat is’, zegt Frans Blanckenborg, ‘maar op dit moment ligt alles stil.’
Dwingelerveld
Waar in de Peizermaden de boeren vooral last hebben van de natuur, ondervindt in het Dwingelerveld de natuur hinder van de landbouw. Midden in het Dwingelerveld, nota bene een Nationaal Park, ligt namelijk nog een landbouwenclave. Het waterpeil is daardoor in bepaalde delen van het natuurgebied te laag en wordt er bovendien voedselrijk landbouwwater via de heide afgevoerd.
‘Een boer kan een ontwikkeling heel lang tegenhouden’, zegt Marga Kool. ‘Vroeger was het de gewoonste zaak van de wereld dat landbouwgronden in natte gebieden regelmatig onder water stonden en dat er kilometers ver alleen maar water te zien was. Zodra je het nú over vernatting hebt, roept dat enorm veel weerstand op. Wij doen daarom enorm ons best om uit te leggen waarom wij iets graag willen. Mensen moeten begrijpen dat het waterschap een particulier belang soms ondergeschikt maakt aan het algemeen belang. En wanneer iemand echt nadeel ondervindt van een bepaalde maatregel, moet die persoon goed worden gecompenseerd.’
Ondergrondse waterstromen
De maatregelen die je moet nemen om de verdroging tegen te gaan, verschillen volgens Frans Blanckenborg per gebied. Behalve de bovengrondse, kunnen ook de ondergrondse waterstromen daarbij van belang zijn. ‘Water zit soms wel duizend jaar in de bodem voordat het in de vorm van oppervlakkig kwelwater weer naar boven komt. De bijzondere mineralensamenstelling van dit water leidt tot een eveneens bijzondere kwelvegetatie. Voor alle beekdalen geldt daarom dat je de begrenzing ervan ruim moet nemen om deze kwel een kans te geven.’
Water blijft niet alleen soms lang in de bodem zitten, het kan ook jaren reizen voordat het kilometers verderop weer naar boven komt. Een deel van het water dat bij Assen de bodem ingaat, komt bijvoorbeeld in de beekdalen bij Norg weer aan de oppervlakte. Deze beekdalen worden op dit moment door Natuurmonumenten hersteld. Frans Blanckenborg: ‘Eén van de eerste voorwaarden daarbij is een hoog waterpeil op de plek waar het water de bodem ingaat. Is dit peil niet hoog genoeg, dan trekt het water niet naar beneden, maar stroomt het via de oppervlakte weg.’
Kaden om water tegen te houden, de bouw van stuwen en sluizen, het dichtgooien van sloten, een optimale afstemming van het waterpeil, ruimte voor water en het herstellen van meanders en slenken: het tegengaan van de verdroging vraagt om vele maatregelen. Dit neemt niet weg dat het probleem volgens Blanckenborg nooit helemaal op te lossen is. ‘In de grotere gebieden boeken we echter goede vorderingen. Wij werken daarbij uitstekend samen met alle waterschappen in het Noorden.’