Fikkie stoken heb ik altijd mooi gevonden. Het vuur aanmaken met een vuurstick of zelfs – als het niet anders kan – met kletsnat hout, maar wel altijd veilig, verantwoord en zorgvuldig opgebouwd zoals elke scout dat leert. Toch kun je op steeds minder plekken tijdens een scoutingopkomst een marshmallow roosteren boven een knisperend kampvuur. Zo ook in de gemeente Utrecht, want op 1 januari treedt daar een wet in werking die hout stoken in de buitenlucht verbiedt. Dit verbod past in een trend van steeds strengere regels die het scoutingspel beperken. En dat is een probleem, want scouting biedt kinderen juist de kans om te leren, avonturen te beleven en op een goede manier om te gaan met de natuur. Het kampvuur is daar een belangrijk onderdeel van.
‘Een scout is trouw, waardebewust en zorgt goed voor de natuur.’ Dat beloven elk jaar duizenden nieuwe scouts – en ik ook, zo’n vijfendertig jaar geleden. Gelukkig is er bij jonge scouts tegenwoordig steeds meer bewustzijn over een goede omgang met de natuur. Toen ik nog jong was, was dat een stuk minder. Zo belandde er nog weleens een oude bank op het vuur, iets dat tegenwoordig ondenkbaar is. Het was destijds ook heel normaal om zonder zekering tussen de boomtoppen een trappersbaan af te leggen. Ook dat is gelukkig verleden tijd; ik durf wel te stellen dat vrijwel alle scouts tegenwoordig veiliger op hoogte werken dan de meeste zonnepanelenboeren.
Maar waar kinderen vroeger vrijuit rondrenden en hun grenzen verkenden, staan er nu steeds vaker verbodsborden. Kampvuren worden aan banden gelegd, voor een hike door het bos moet je tegenwoordig toestemming vragen en een voor scoutingbegrippen fikse gebruiksvergoeding betalen, nachtelijke droppings worden verboden en het zakmes – een basisgereedschap voor iedere scout – wordt steeds vaker geweerd. Sommige regels lijken logisch – veiligheid en natuurbescherming zijn uiteraard belangrijk – maar veel regels ondermijnen wat scouting is: het bieden van avontuur, in combinatie met samenwerken én zelfstandigheid, alles met respect voor de natuur.
Een belangrijk aspect van scouting is het leren omgaan met uitdagingen en het vertrouwen op eigen kunnen. Met gesprokkeld hout en een enkele lucifer probeert een scout ondanks regen of kou iets te maken van bijna niets. Die ervaring leerde me vaardigheden die ik nog elke dag waardeer: creatief denken, doorzettingsvermogen en teamwork. Met mijn scoutinggroep bouwden we van oude stoeptegels een majestueuze kampvuurkuil, de buitenhuiskamer van onze groep. Dit lukte dankzij goede contacten met onze omgeving, onder andere met de plaatselijke boswachter van Natuurmonumenten die onze missie begrijpt. Maar zelfs deze steun kan niet op tegen de regeldrift die van hogerhand wordt opgelegd. Ik vrees voor de steeds strenger wordende landelijke regels voor risico-inventarisaties, de toenemende regeldruk rond het buitenspelen en het in rekening brengen van gebruikskosten voor de openbare ruimte.
NRC omschreef het treffend in een recent artikel: ‘Een wereld vol avontuur, daar draait scouting om.’ En avontuur, dat beleef je niet als alles vastligt, ingekaderd in regels en verboden. Bij scouting hebben we een eigen scoutingwet: een reeks positieve regels die samenvatten wat van een scout wordt verwacht. Dat gaat bijvoorbeeld over waardebewust zijn, goed zorgen voor de natuur en de wereld meer leefbaar maken. Laten we die wet als uitgangspunt houden en ons richten op samenwerking en elkaar aanspreken op verantwoordelijk gedrag. En daarbij het scoutingspel de ruimte blijven geven – niet alleen voor de kinderen van nu, maar voor iedereen die avontuur en verantwoordelijkheid wil leren in een vrije, veilige omgeving. Want scouts kunnen de wereld veranderen, en dat begint met een vuurtje dat brandend wordt gehouden.