De plannen om de Linde en het oeverlandschap te verfraaien staan of vallen met de betrokkenheid van de bewoners en de gebruikers van het gebied. De boeren, de burgers en de buitenlui derhalve. Waarbij de burgers worden vertegenwoordigd door diverse overheden en instanties als It Fryske Gea, de boeren door hun belangenbehartigers in de gebiedscommissie en onder de buitenlui de recreanten en toeristen kunnen worden verstaan.

Draagvlak is het toverwoord, draagvlak voor de soms ingrijpende plannen van de gebiedscommissie, gebaseerd op een gezamenlijke trots op het unieke karakter van het gebied. Want uniek is de Lendevallei, zoals de streek in het Stellingwerfs heet. Met zijn glooiende beekdallandschap, gevarieerde loofbossen, essen, houtwallen en singels. Met laag gelegen kwelgebieden, die bestaan uit graslanden en petgatencomplexen, lijkt het gebied in geen enkele opzicht op de rest van Friesland.
Er is echter een probleem: vanuit de auto is de Linde zelf nauwelijks te ontdekken! Wie het gebied doorkruist ontwaart pas na lang zoeken een glimp van het water. Misschien verklaart dat waarom de bewoners van het stroomgebied van de rivier zich nauwelijks bewust zijn van de grote landschappelijke waarde, zoals dat bij de Drentsche Aa wel het geval is. Die Drentsche Aa zie je, ook door het autoraampje, op veel plekken door het landschap kronkelen. De Linde kun je meestal alleen maar vermoeden. Bovendien is de Linde in de jaren twintig van de vorige eeuw sterk gekanaliseerd; geen wonder dat veel boeren de rivier alleen maar zien als een soort afwateringssloot.
Door het werk van de gebiedscommissie is in de afgelopen bijna vijf jaar in ieder geval bereikt dat alle partijen in het beekdal van de Linde de loop van de rivier van Kuinre tot aan de Drentse grens en het landschap eromheen als een samenhangend geheel zijn gaan zien. Een blik op de kaart waarop de mogelijke nieuwe toekomst is aangegeven, maakt ook op slag duidelijk waar de knelpunten liggen. Prachtige stukken natuur, eigendom van It Fryske Gea of Staatsbosbeheer, worden onderbroken door grote lappen weide- en landbouwgrond. Dat zou eigenlijk één aaneengesloten natuurgebied moeten worden, waarin de Linde weer voor een groot deel door zijn oude, kronkelige bedding kan stromen. Nu vormen het natuurreservaat De Lendevallei bij Wolvega met zijn laagveenmoeras, het petgatencomplex en de schutsluis onder Oldeholtpade losse pareltjes van een gebroken ketting. Hetzelfde geldt voor de barten onder Oldeberkoop en langs de Wetering bij Steggerda, de vochtige bosgebieden Stuttebos en Koepelbos bij Oldeberkoop en de drogere heide-en bosgebieden de Meente bij Noordwolde en de Stobbepoel.

Kopiëren van het verleden is onmogelijk

Piet de Wit, hoofd beheer en rentmeester van It Fryske Gea, lid van de gebiedscommissie, is optimistisch over de toekomstkansen van het beekdal. ‘Kopiëren van het verleden is natuurlijk niet meer mogelijk, maar we kunnen de vroegere situatie wel zo goed mogelijk herstellen. Dan moet er veel gebeuren, waarbij het water het sturend systeem vormt. We moeten uitgaan van een integrale waterbenadering: herstel van de natuurlijke afvoer, benutten van het gebiedseigen water, terugdringen van de verdroging van de huidige natuurgebieden, maar ook verbetering van de waterkwaliteit en vergroting van waterberging bij hoge waterstanden, hetgeen de hele streek ten goede komt.’
Het beekdallandschap acht hij nog in betrekkelijk goede staat, hoewel kanalisering, ontginning, ruilverkaveling en verlaging van het waterpeil grote veranderingen teweeg hebben gebracht. ‘Ondanks de schaalvergroting is nog veel van het vroegere kleinschalige landschap aanwezig. Er zijn nog hele gebieden met kleine bosjes, houtwallen en houtsingels. In de middenloop ligt het natuurgebied de Lendevallei, een verveningsgebied met heel fraaie, goed ontwikkelde en uitgestrekte elzenbroekbossen en nog vele, min of meer verlande petgaten, ontstaan door de vervening. Van de oude meandering zijn nog veel sporen terug te vinden. Wij zijn in het bezit van de bestekstekeningen van de kanalisatie. Eigenlijk kunnen we op dit deel dezelfde bestekstekening weer gebruiken, maar dan omgekeerd!’
De Wit prijst zich gelukkig dat binnen de gebiedscommissie sprake is van een goede chemie. Niemand spreekt alleen voor eigen parochie, er heerst begrip voor elkaars belangen. ‘De natuur moet verder kunnen, maar ook de landbouw. Hier zitten heel goede boeren, de beste veehouders van Nederland. Er wordt maïs geteeld en er is wat bollenteelt. Ook die boeren weten inmiddels dat er iets zal moeten gebeuren om de natuur hier te versterken. Daardoor hebben we inmiddels al meer dan 150 hectare boerengrond kunnen aankopen. Daarnaast is nog eens 70 hectare verworven waarmee structuurverbetering ten behoeve van landbouwbedrijven is bewerkstelligd. Dat is maatwerk; we hebben met een kleine honderd betrokkenen te maken, dat vergt veel en intensief overleg!’

Over twintig jaar orchideeën en otters

Als De Wit zijn fantasie de vrije loop laat ziet hij over twintig jaar dit: ‘Een dynamische, schone Linde met scherpe en flauwe bochten, diepten en ondiepten, die door een aaneengesloten natuurgebied stroomt. Waar het kwelwater weer zijn invloed uitoefent in de overstromingsgraslanden, moerasbossen en petgatencomplexen. Met een rijke oeverbegroeiing, dotterbloemrijke graslanden en waar mogelijk de orchideeën weer bloeien. Een Linde die in verbinding staat met de Friese meren en de Weerribben en waarin otters zwemmen. Waar recreanten volop kunnen wandelen, fietsen en met de kano of met elektromotor aangedreven boten kunnen varen en waar auto’s zo veel mogelijk worden geweerd. En waar de boeren door de natuurbeschermingsorganisaties worden ingeschakeld voor het maaien en weiden van de graslanden, en waar bij hoge waterstanden het gebied functioneert als een bergingsgebied. Op ruime afstand van de rivier wordt landbouw bedreven.’
De commissie heeft inmiddels een gebiedsvisie gemaakt en aan alle betrokkenen gepresenteerd. Daarin wordt een gebied van bijna zeshonderd hectare ingericht als ecologische hoofdstructuur. De reacties van alle betrokkenen worden in spanning afgewacht.

De boerenkant van het verhaal

Melkveehouder Jorrit Jorritsma in Elsloo zit samen met zijn collega Henk Roelers namens de boeren in de gebiedscommissie. Zijn bedrijf ligt een kilometer of drie ten zuiden van de bovenloop van de Linde en valt buiten de ‘gevarenzone’. Hij hoeft niet te verkassen of grond te ruilen. ‘Dat was ook het eerste dat de collega’s mij verweten toen ik in de gebiedscommissie werd gevraagd. “Jij hebt makkelijk praten”, zeiden ze, “jij valt buiten het uitwerkingsgebied”. Maar ik vind het zelf wel prettig. Nu kan ik eigenbelang scheiden van het algemeen belang.’
Jorritsma ziet het als zijn belangrijkste taak ervoor te zorgen dat de eventuele pijn voor een boer die wordt geconfronteerd met de consequenties van de toekomstplannen voor zijn bedrijf, zo geruisloos mogelijk wordt verholpen. Hij staat met beide benen op de grond, maar wel in twee werelden. Aan de ene kant moet hij zijn collega’s overtuigen van de noodzaak om positief mee te denken over hun verantwoordelijkheid in een veranderende wereld, aan de andere kant weet hij als geen ander dat veel boeren schoon genoeg hebben van die bemoeizuchtige overheid die ze opscheept met tientallen regels, verplichtingen en verboden. ‘In deze streek zijn nog tot in de jaren tachtig ruilverkavelingen uitgevoerd waarbij het belang van de landbouw voorop stond, niet dat van de natuur. In die tijd zijn nog nieuwe boerderijen gesticht, tot aan de rand van de Linde. Die moeten nu weer weg! Dus, zeggen de boeren, óf er zijn toen fouten gemaakt, óf nu. Maar het zijn grote, flexibele ondernemers, die er ondanks hun gemengde gevoelens van overtuigd zijn dat het natuurplan kan worden geïntegreerd in hun bedrijfsvoering.’

Veel keukentafelgesprekken

Jorritsma heeft heel wat uren aan keukentafels doorgebracht om zijn collega’s op de hoogte te brengen van de voornemens van de gebiedscommissie. ‘Vanaf de eerste ruwe schetsen. Maar dat werkt veel beter dan een zaal met vijftig mensen confronteren met de plannen. Alle betrokkenen wisten nu vanaf het begin dat hun grond binnen de plannen viel. Daar zijn elders grote fouten mee gemaakt.’
In die gesprekken werd ook duidelijk dat veel boeren zich terdege bewust zijn van de schoonheid van het gebied waarin ze leven en werken. Alleen werkte dat nogal eens averechts… ‘We wonen hier al mooi, wat wil je nog meer?’ Maar het kan nog veel mooier, bijvoorbeeld door het terugplaatsen van houtwallen tussen de percelen. Dat wordt door de achterban van Jorritsma als vervelend ervaren. ‘In de jaren zeventig zijn hier veel houtwallen geruimd. Doodzonde, zeggen we nu. Die wallen waren vluchtplekken voor wild dat in het open veld foerageerde. Maar de boer had er last van, ze wierpen schaduw op zijn land. Ikzelf heb hier 52 hectare, daar staat geen boom meer op. Als het heet is haal ik de koeien om twee uur naar binnen en laat ze ’s nachts weer buiten. Als ik met vakantie in het buitenland ben zie ik daar de koeien in de schaduw van de bomen liggen. Toch ga ik maar geen bomen planten… Het is een dilemma. Je zit in een economisch systeem, je hebt concurrentie. Belemmeringen zoals houtwallen kunnen kostenverhogend werken, daar zou dus een systeem van beheersvergoedingen tegenover moeten staan.’

Hier zitten de beste boeren van Nederland

Ziet Jorritsma het beekdal van de Linde zoals het ooit was nog eens terugkeren? ‘Zoals het twee, driehonderd jaar geleden was natuurlijk niet, maar je kunt wel een hele slag terug maken. Ik zie wel kansen voor de plannen die er nu liggen. Door een buffering tussen landbouw en natuur kun je flexibel omgaan met het waterpeil in en langs de Linde zonder dat de boeren er last van hebben. Het hoogteverschil tussen de hoge en lage gronden van soms enkele meters helpt daarbij en waar dat niet zo is kun je stukjes damwand of een stuw plaatsen. En er is natuurlijk al veel verbeterd in de bedrijfsvoering van de laatste tien, vijftien jaar. Het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen is veel meer gedoseerd, is maatwerk geworden. Dat levert een schonere Linde op. Daarnaast is er een constante beweging in de grondmarkt. Dat biedt mogelijkheden voor uitruil, al is dat tegen een wat tragische achtergrond. Boeren willen namelijk nog wel land verkopen maar niets meer terugkopen, gezien de economische omstandigheden.’
Jorritsma heeft het beekdal van de Linde zien veranderen in de tijd dat hij hier boert. ‘Na de oorlog had je hier gemengde landbouw tussen de heideveldjes. Akkerbouw op de droge gronden en veehouderij op de nattere stukken. Door schaalvergroting ontstonden grote melkveehouderijbedrijven en een paar akkerbouwbedrijven. De boeren hier hebben het hoogste gemiddelde melkquotum van de acht provincies die het zuivelconcern Friesland Coberco bestrijkt. Hier zitten de beste boeren van Nederland!’
Je ziet het ook als je door het gebied rijdt. Overal welvarende boerderijen, malse weiden vol koeien, afgewisseld met percelen maïs tot aan de boorden van de Linde. Op de smalle weggetjes grommen landbouwmachines in de meest groteske vormen. Dit is boerenland, dat nu wordt geconfronteerd met de zoveelste ingreep van de overheid: plannen om de Linde terug te geven aan de natuur.

Boeren voelen zich in het verdomhoekje

‘Ik zeg vaak tegen mijn collega’s: wij zijn ook onderdeel van de samenleving. In andere bedrijfstakken gelden ook steeds strengere regels. Maar de bemoeienis van de overheid wordt steeds groter. De boeren willen rust in de tent. Daar komt nog bij dat de boeren in de ogen van de burger in het verdomhoekje zitten. MKZ-crisis, bestrijdingsmiddelen, monocultuur. Dat geeft een spanningsveld, maar ik moet zeggen dat men er heel constructief mee omgaat. En ik zeg altijd tegen ze: een oplossing komt er, ondanks de donkere tunnel waar jullie in kijken! En ik zeg erbij dat alles gebeurt op basis van vrijwilligheid. Als je de voordelen van het ruilen van nattere grond tegen drogere nog niet ziet, moet je niet in de plannen meegaan.’
Door de ver doorgevoerde beheersing van het waterpeil zijn er overigens veel minder natte plekken langs de Linde dan vroeger. De maïs groeit tot aan de rand van de Linde, er ligt zelfs een perceel lelies pal aan het water. Dat doet een boer echt niet op drassige grond!
Het uitruilen van grond loopt echter in de praktijk niet soepel en wel hierom: ‘Dit hele plan staat of valt natuurlijk met de economische situatie van het land. Je kunt wel leuke dingen als dit bedenken, maar daar hoort wel een buidel met geld bij! Als een boer met vijftig hectare tien hectare langs de Linde wil uitruilen, wil de Dienst Landbouwgronden in Utrecht die wel kopen. Maar dan blijft die boer zitten met een te klein bedrijf van veertig hectare waarvan diezelfde DLG dan zegt dat het niet aankoopwaardig is. Het liefst ruilt de DLG met tien aangrenzende hectare van zijn buurman en wacht tot die grond beschikbaar komt. Dat werkt niet. Ze moeten maar eens met de billen bloot!’

Overheid moet niet betuttelen

De verhouding tussen overheid en boer is goed verstoord. Dat blijkt ook uit de volgende opmerking van Jorritsma: ‘De toon van de overheid in de afgelopen jaren heeft gevaar opgeleverd voor de bereidwilligheid van de boeren om mee te werken aan dit soort plannen. Zo’n minister Brinkhorst die tijdens de MKZ-crisis roept dat hij zich afvraagt waarom iemand nog boer wil zijn, die heeft het echt niet begrepen. Natuurlijk is een boer ondernemer. Maar daar doe je het niet alleen voor. Gelukkig hebben we nu een minister die zelf boer is. Die weet wat dat wil zeggen.’
Tegen die achtergrond van een verstoorde relatie is het een wonder dat de boeren in het beekdal van de Linde überhaupt nog willen meedenken over de toekomst van het gebied. Maar de verhouding kan enigszins worden hersteld. En met kleine middelen!
Jorritsma: ‘We waren op vakantie in de Kempen.Wij zijn racefietsfanaten en daar heb je veel uitgezette routes. Bij de omschrijving daarvan stond steeds: dit landschap is een samenwerkingsvorm van landbouw en natuur. Dat is leuk om te lezen, daar kunnen we in Nederland iets van leren. Als je dan als toerist over een pad langs een boerderij komt, zie je de boer als ondernemer én als landschapsbeheerder. Daarom moet de overheid niet te betuttelend optreden. Duidelijk maken dat je het samen doet. Samen, de boeren, de burgers, de buitenlui!’