Maike van der Kooij houdt van leegtes en ruimtelijkheid. Het Fochteloërveen, de Waddenzee, de uitgestrektheid van het Friese en Groningse land. Met name in Groningen heeft ze haar stek gevonden; dat is te zien op de tentoonstelling die tot 20 december te zien is in de Folkingestraat in Groningen, bij Galerie Richard ter Borg.

Een groot ouderwets gebouw in de binnenstad, daar heeft ze haar atelier. Maike van der Kooij, Haagse van afkomst, woont en werkt de laatste zestien jaar in Groningen en Ommeland. En hoewel het schilderen zelf in het atelier gebeurt, woont ze in de ruimte van het platteland en maakt ze ook haar eerste schetsen voor de schilderijen buiten. Ze zoekt graag de ruigste leegtes op, woonde eerst in Zuidwolde, onder de rook van Groningen, maar is verhuisd naar ’t Waar, in het lege Oost-Groninger land. ‘Dat had ook heel goed gekund in Hongerige Wolf, Ganzendijk of Finsterwolde; die streek naar de Dollard toe fascineert me. De ingrepen van de mens zijn daar zo mooi, elke voor in de klei, elk dijkgat zie je daar optimaal. Een genadeloos land, met stoppels, afwisseling van veen, klei en zand, met boerderijen die hier in Groningen zó uit het land oprijzen. Ja, Groningen is goed op maat, dat landschap kietelde me aan alle kanten toen ik voor het eerst kwam.’

Kleilandschappen

Ze volgde haar opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag en had tentoonstellingen in Aarschot, Amsterdam, Breda, Antwerpen en Groningen, waar ze zich in 1987 vestigde. Inmiddels heeft ze in het Noorden meerdere tentoonstellingen achter de rug, zoals nog zeer onlangs de tentoonstelling van haar schetsen op papier, in het koetshuis van de Fraeijlemaborg in Slochteren. Ze maakte reizen die als vakantie gepland waren maar eindigden als werkreis door Algerije, Spanje, Italië en Praag. Het schilderen van de rode en gele aarde in Algerije verraadt een zelfde verlangen naar het weergeven van de essentie van een waarneming als de bruine, blauwe en gele kleuren in de schilderijen van de kleilandschappen van Noord-Nederland. Haar schilderijen lijken te zijn gemaakt in een traditie van de bekende Groninger schildersgroep De Ploeg van de vorige eeuw, maar niets is minder waar: ‘Ik leerde die stroming pas echt kennen toen ik al een tijdje in Groningen woonde. Maar ik voel zeker een verwantschap met de mensen van De Ploeg.’ Natuurlijk vermoedt ze een zelfde fascinatie met het landschap, maar haar werk heeft een heel eigen karakter.

Land en licht

De vraag waarom een mens schildert en dan speciaal landschappen is natuurlijk altijd een hele opgave. Maike heeft er geen moeite mee: ‘Iets in een beeld dat ik zie grijpt me, daar moet ik de essentie van vastleggen. Ik voel en proef een karakter, een kern van datgene wat ik waarneem en ervaar en dat moet vastgelegd worden. Ik word door een beeld van het landschap getroffen, mijn ogen vangen dat beeld, en daarna probeer ik dat beeld weer te geven.’ Het is niet altijd even gemakkelijk, vindt ze. ‘Het wordt al gauw zo’n zweverig praatje, maar toch: ik wil alleen de essentie, laat de details weg, voortdurend zoek ik naar die kern, tot ik denk: ja, dit is het!’ Er zit niet van tevoren een plaatje van het gezochte beeld in haar hoofd, het moet ontstaan tijdens het schilderen. Nog een omschrijving: ‘Ik zie land en licht en ervaar een niet-visueel-waarneembare sensatie en daarvan probeer ik het wezen vast te leggen; zo ervaar ik mijn werk.’
Het is niet alleen Groningen dat ze schildert, hoewel daar de kern van haar werk ligt. Maar ook omringende gebieden, de Friese waddeneilanden, veenlandschappen op de Fries-Drentse grens, het Noordduitse Ost-Friesland en de Eems met de Duitse vissersplaatsjes als Pogum en Petkum heeft ze voor haar werk ontdekt. Veel schetswerk doet ze buiten, in die gebieden zelf, en dan maakt ze vanuit de schetsen in haar atelier grote schilderijen op linnen. ‘Het reizen om op zoek te gaan naar goede plekken om te schilderen is leuk. Gelukkig verkoopt mijn werk tegenwoordig precies goed genoeg om er niet alleen van te kunnen leven, maar me ook af en toe zo’n werkreisje te gunnen. De verkoop is overigens niet het belangrijkste doel, natuurlijk wel leuk. Maar ik ben het meest tevreden als bijvoorbeeld een boer eindeloos met me over een schilderij kan praten en herkent dat het geschilderde graan gerst is en vertelt hoe hij dat verbouwt. Dat is veel leuker dan de grote interessante verhalen van snobs! Neen, als ik niet schilder, ben ik niet compleet, ik ben blij dat ik dit werk zó en in deze landschappen kan doen.’

Trefwoorden