Portretten van mensen die met water te maken hebben.

Palingmesters
Gert Jan (1947) en Heleen Brunink (1970) hebben al zestien jaar een aalfarm te Bedum. Paling is een van de weinige vissen die in gevangenschap niet vermeerderd kunnen worden. De glasaal wordt gevangen voor de kust van Portugal en Zuid-Engeland. Brunink koopt per jaar vijfhonderd kilo glasaal (ongeveer 1,5 miljoen stuks) die vervolgens gedurende achttien maanden gemest wordt met eiwitrijk voer in bassins waarin de temperatuur permanent 25 graden is. Het watergebruik van het bedrijf is 1,5 miljoen liter per uur en komt uit een eigen bron. Het water wordt biologisch en mechanisch gereinigd. De paling die in de Nederlandse wateren opgroeit heeft acht tot twaalf jaar nodig voor hij volwassen is en geschikt voor consumptie. De aalfarm Bedum is het op één na oudste bedrijf in Nederland en heeft drie klanten: twee in Duitsland en een in Nederland.

Brandweervrouw
Betsie Dekker-Waninge (1962) is bevelvoerder bij de brandweer in De Wijk, gemeente De Wolden. Ze werkt al elf jaar bij de vrijwillige brandweer. Die beschikt over een combinatievoertuig voor brandbestrijding en hulpverlening, en over een vrachtwagen voor watertransport voor achthonderd liter. Een motorspuit-aanhanger dient om water uit waterputten, sloten, kanalen of riviertjes te pompen. Gemiddeld rukt de brandweer hier twee keer per jaar uit voor een grote brand; daarnaast zijn er kleinere zoals keukenbrandjes. ‘De brandweer is heel bewust met het milieu bezig. Het effectief blussen, zoals het gecontroleerd uitbranden bijvoorbeeld laatst in Assen, geeft veel minder verontreinigd bluswater’, aldus Betsie Dekker, een van de 900 vrouwelijke brandweerlieden van de ruim 26.000 in Nederland.

Muskusrattenvanger
Het waterschap Reest en Wieden kent negen muskusrattenbestrijders. Gerrit Petter (1956) is sinds 1979 muskusrattenvanger, aanvankelijk als premievanger voor vijf gulden per stuk. Muskusratten graven nesten in dijken en verplaatsen voor de bouw van hun holen ongeveer één kubieke meter grond. Ze krijgen gemiddeld vier tot zeven jongen per worp en dat zo’n vier keer per jaar. De jongen die in het voorjaar geboren worden zijn in het najaar alweer geslachtsrijp. Er zijn nauwelijks natuurlijke vijanden. Muskusratten worden gevangen met klemmen en fuiken. Petter: ‘Per jaar vang ik een kleine vierhonderd ratten. Het is een verschrikkelijk mooi vak, maar je moet wel van de natuur houden en alleen kunnen zijn. Ik ben verantwoordelijk voor een gebied van 14.000 hectare.’

Wichelroedeloper
Roelof Matien (1944) uit Smilde is projectleider bodembescherming bij de provincie Drenthe en heeft een grote historische en geologisch belangstelling. Toen hij in 1983 betrokken was bij de uitvoering van wegenbouwprojecten, gebruikten grondwerkers een wichelroede om kabels en leidingen op te sporen. Een wichelroede is een hulpinstrument om objecten, geologische veranderingen en wateraders, zoals oude (tank)grachten, schansen, sloten en veenwegen te detecteren. Het instrument kan bestaan uit een ijzerdraadje of een gaffel van wilgentak. Veel mensen kunnen met gebruik van een wichelroede water opsporen, maar niet iedereen. De Engelse waterleidingmaatschappijen hadden in het begin twintigste eeuw ook wichelroederlopers in dienst. Matien heeft in 1983 de loop van een veenbrug getraceerd bij Smilde. Die 280 meter lange veenweg is 19 meter opgegraven. Op die plek zijn, als toeristisch element, opnieuw elzenstammetjes van 2,80 meter breed neergelegd.

Sluiswachter
Rinus Rodermond (1956) uit De Punt is sinds 1978 sluis- en brugwachter, aanvankelijk bij Rijkswaterstaat, tegenwoordig bij de provincie Drenthe. De sluis bij De Punt dateert van 1964 en is gerestaureerd in 2000. Het verval bedraagt drie meter en per jaar passeren 3000 schepen de sluis, waarvan 150 beroepsvaartuigen, de rest is recreatievaart. Het schutten duurt een half uur. Er kunnen acht boten tegelijk in de sluis. ’s Zomers werkt Rodermond alleen op deze sluis en de naastgelegen brug; in de wintermaanden bedient hij ook nog vier bruggen richting Groningen. Naast schutsluis dient dit bouwwerk ook als uitwateringssluis voor het Waterschap Hunze en Aa’s.

Sportduiker
Journalist/schrijver Hein Bekenkamp (1946) uit Groningen werd kort na zijn eindexamen sportduiker bij de duikclub Miramar. Voor zijn diploma’s oefende hij in het Noorderbad en in een vijftien meter diepe zandafgraving bij Tynaarlo en bij Sassenhein. Bekenkamp duikt met zijn club in de Waddenzee, maar vooral in de Noordzee naar wrakken vlak boven de eilanden. ‘Wij zwemmen niet in de wrakken want je blijft met je uitrusting gemakkelijk ergens achter haken. Met lampen kun je ongeveer twee meter onder water kijken. In de Middellandse Zee is het water aanzienlijk helderder. Vroeger hadden we geen moderne communicatiemiddelen; we gebruikten gebarentaal en soms leitjes’, aldus Bekenkamp die met zijn club duikt van juni tot september, maar in Tynaarlo het gehele jaar door, zelfs als er ijs ligt.

Schipper varend monument
Derk Jan Wever (1951) uit Tolbert werkt sinds 1991 bij de provincie Groningen, daarvoor in de aannemerij, en woonde met zijn vrouw vanaf 1978 tot 1983 in Onderdendam, Britsum, Coevorden, Groningen en Den Horn, op de Trouwe Hulp. Hij kocht in 1975 de boot, een opgeboeide bol, gebouwd als vrachtschip in 1902 bij de werf van Mulder in Stadskanaal. Er zijn weinig van deze boten gebouwd. Inmiddels ligt de Trouwe Hulp in Aduarderzijl. ‘Ik heb nog nooit een andere gezien’, vertelt Wever. ”s Zomers varen we met vrienden op het IJsselmeer. In de loop der jaren heb ik het schip in oude glorie hersteld en inmiddels is het een erkend varend monument.’ In de zomerperiode vaart hij met liefhebbers over het Reitdiep, het Lauwersmeer en de Waddenzee.

Palingvisser
Jo Drenth (1933) uit Warffum werkte als slager in Groningen. Zijn hobby was vissen in de Waddenzee, waar hij 35 jaar geleden al palingfuiken uitzette. ‘En dat was paling! Lekker jongen! Heel wat anders dan tegenwoordig.’ Drenth had aanvankelijk een vergunning om achter de dijk te vissen, maar binnendijks zette hij hier en daar ’s nachts wel eens een fuikje uit. Politie en jachtopzieners controleerden dat, maar ze hebben hem nooit gesnapt. Later kreeg Drenth een vergunning voor het binnenwater. Beroepspalingsvissers zijn er nauwelijks meer, want de kwaliteit is sinds de jaren tachtig achteruitgehold. ‘Vroeger was het big busines,’, aldus Drenth, die tot verleden jaar zelf zijn paling rookte. Hij boette ook zijn eigen fuiken en dat doet hij nog steeds voor palingstropers uit Borkum en Adorp.

Baggeraar
Jan Zijlstra (1947) uit Bakkeveen werkt al dertig jaar bij aannemersbedrijf Oosterhof Holman, waarvan de laatste vijf jaar als baggeraar. Dit jaar worden de vijvers van het Noorderplantsoen in Groningen onder handen genomen: 16.000 kubieke meter licht en zwaar vervuild slib wordt verwijderd dat deels afkomstig is van riooloverstorten en een vroegere gasfabriek. Maar ook oude fietsen, winkelkarretjes en een paar oude kruikjes worden gevonden. ‘Baggeren is hartstikke mooi werk omdat je wat maakt. Waar we nu liggen kun je niet varen, maar als het gebaggerd is kan er een sleepboot door en heb je schoon water’, aldus Zijlstra. Om de pontons, boten en hydraulische graafmachine in de vijvers te tillen, wordt een kraanbedrijf ingehuurd. De bagger wordt in sleepbakken gedumpt, daarna wordt het slib overgeladen in vrachtauto’s om te vervoeren.

Woonbootbewoner
Saskia van der Wijk (1972) woont sinds twee jaar in een woonboot aan de Turfsingel te Groningen. ‘Ik lig midden in het centrum, een stukje rust in de drukte. Van jongs af aan keek ik altijd al naar woonboten, het leek me heel speciaal om daar te wonen. Je hebt zicht op het water, de eendjes komen voorbij, evenals pleziervaartuigjes, waterfietsen, kano’s en de rondvaartboot’, aldus Saskia. ’s Zomers zit ze vaak op het dek en soms op het dak. ‘Met het wielerfestijn Gironingen zaten we met acht man op het dak; dat was een feest.’ Nadelen van het wonen op water is het vocht en de schimmel. Met storm is het ook geen pleziertje en als het vriest moet er water afgetapt worden.

Rayonhoofd Elfstedentocht
Sjoerd Schaaf (1933) in Sint Annaparochie is sinds 1978 een van de 22 rayonhoofden van de 206 kilometer lange Tocht der Tochten. De route door zijn rayon Het Bildt loopt van Wier tot Oude Leije. ‘Dat is de Hel van het Noorden’, aldus Schaaf, ‘want het is één grote kale vlakte en je moet altijd tegen een keiharde snijdende oostenwind.’ Hij zet samen met assistent rayonhoofd Anne Hamstra de ijsroute uit, controleert de ijsdikte, zorgt dat de banen geveegd worden en houdt de schaatsers in de gaten. Daarnaast is Schaaf al veertig jaar secretaris van de IJswegencentrale Het Bildt. Hij werkte vroeger bij de aardappelcoöperatie ZPC. Zelf heeft hij de tocht niet gereden.

Scheepsbouwer
Diette Doesburg (1949) de enige vrouwelijke scheepsbouwer in Nederland. In 2002 nam zij de failliete werf Van Diepen over en sindsdien heeft Waterhuizen Shipyard zestig mensen in dienst. Daarnaast werken er 120 specialisten en uitzendkrachten. ‘Inmiddels hebben we twee tankers opgeleverd, zijn er drie in aanbouw en nog vijf in opdracht’, vertelt Doesburg, die ook directeur is van Maas lastechniek, een toeleveringsbedrijf voor de scheepsbouw. Vroeger had ze een PR-bureau en werkte ze voor de Economische Voorlichtingsdienst en voor de werven De Schelde en Wilton Feyenoord. ‘Ik ben een watermens en geboren tussen de scheepsbouwers aan het Winschoterdiep. Ik hou van havens en schepen. Ik heb altijd gezeild; mijn grootvader had het eerste motorsleepbootje in Noord-Nederland.’

Bruine zeilvaart schipper
Janneke Boertjes (geboren in Lemmer, 1940) vaart samen met haar vriend vanaf 1972 met de klipper De Nijverheid vanuit Stavoren met betalende gasten op het IJsselmeer, de Waddenzee en de Friese meren. Het 85 ton metende voormalige vrachtschip is uitgesaneerd in de jaren zeventig. Het vaarseizoen loopt van eind april tot half oktober. ‘Van jongs af aan heb ik iets met water. Mijn grootvader had een Rijnschip en mijn grootmoeder heeft het een tijd alleen gedaan toen haar man ziek was. Daar moet ik nog wel eens aan denken als ik als schipper op het IJsselmeer vaar. Mijn ouders hadden een zeilschool in Langweer.’

Zeilschoolhouder
Joyce Zeilstra (geboren in Utrecht, 1962) heeft samen met haar man al tien jaar het watersportcentrum ’t Garijp, waaronder een zeilschool in Goïengarijp. Daar geven ze achthonderd cursisten per jaar les in valken, lasers, optimisten en een skûtsje. ‘De hoofdmoot komt in juli en augustus met cursisten tussen acht en achttien jaar die er een week verblijven. We hebben een boerderij waar tachtig personen kunnen verblijven. De zeilschool bestaat al 34 jaar.’

Waterpolitie
Ruurd Inia (geboren in Leeuwarden, 1949) ging vanaf zijn twaalfde naar de lagere zeevaartschool, om daarna te varen op de kustvaart en als stuurman op de grote vaart. Hij woont in IJlst en werkt vanuit Harlingen. De kerntaken van de waterpolitie zijn de controle van de veiligheid van goederen en personen op schepen op de Waddenzee en soms de Noordzee. Ook de controle op het lozen van olie en storten van afval in zee en in de havens behoort tot de taken van de waterpolitie, evenals het tegengaan van het verstoren van zeehonden en vogelrustgebieden. ‘Ik ben een watermens. Mijn leven is leven op het water. Dit is een gouden baan.’

Sportvisser
Boudewijn Heidenrijk (geboren in Amsterdam, 1940) heeft een communicatiebureau in een majestueuze boerderij in Oude Bildtzijl en is een verwoed vliegvisser. Hij vist op ruisvoorn in de polder. ‘Vliegvissen doe je met een kunstvlieg die op het water drijft; op het moment dat de vis toehapt, moet je de hengel ophalen. De vis die ik vang zet ik weer terug. Op vakantie vis ik veel in Noorwegen en Frankrijk. Dat doe ik altijd alleen. Mijn vrouw houdt niet van vissen, maar is gek op lezen.’

Waterskiër
Robine de Koff (1971) uit Groningen is in het dagelijks leven personeelsadviseur bij Essent
en gaat in het seizoen (half april – half oktober) elke maandagmorgen waterskiën op de kabelwaterskibaan te Harkstede. Deze oudste 900 meter lange baan geeft de mogelijkheid voor maximaal 8 personen tegelijkertijd met zo’n snelheid van 30 kilometer per uur te waterskiën. Robine beoefent deze sport ook achter een speedboot op het Paterswoldse Meer. ‘De start bij de baan is gemakkelijker, maar de bochten van 90 graden zijn moeilijker te nemen dan achter een boot, waar je ook last hebt van de hekgolven.’

Trefwoorden