Technisch en financieel was het een misrekening, maar een kunstwerk is het. Het Oranjekanaal bedoel ik, het mooiste wat Drenthe te bieden heeft.

Technisch en financieel was het een misrekening, maar een kunstwerk is het. Het Oranjekanaal bedoel ik, het mooiste wat Drenthe te bieden heeft.
Ik had het al eens, lang geleden, bereden van west naar oost. Een openbaring, vond ik. Je begint weliswaar in de vrije ruimte van Smilde bij de Drentsche Hoofdvaart, maar al gauw verdwaalde ik in de voormalige aardappelzetmeelfabriek bij Oranje. ‘Speelstad Oranje’ heet die nu en er wordt tot op de Veluwe reclame voor gemaakt langs de snelwegen. Het ontmantelde fabriekscomplex is omgebouwd tot een gigaspeeltuin, waar je zonder ooit eerder gemerkt te hebben dat je er last van had, toch blijkt te lijden aan claustrofobie.
Het is het handelsmerk – en kennelijk het succes – van ondernemer Henny van der Most uit Slagharen. Van De Bonte Wever daar heeft hij net zo iets benauwends gemaakt, van een voormalig ziekenhuis ook, en van de voormalige snelle kweekreactor bij Kalkar, en van die voormalige watertoren bij Nieuwleusen, waar je net als in die andere overdekte pretparken voor een all-inprijs kunt eten en drinken en recreëren zoveel je wilt. Het geruststellende van de Van der Most-formule is dat, hoe groot de toeloop ook, anderen er geen last van hebben, want zijn klanten laten zich geheel vrijwillig opbergen en afsluiten van de wereld.
Dat is ook een kenmerk van dit deel van Drenthe, van d’Olde Lantschap. Dat het toegesloten is, naar binnen gekeerd, verzonken in nostalgie. Dat het zo pittoresk is met te veel oude ambachten en ongelukken van landschapsschilders, een eeuwige huifkartocht. Het museumdorp Orvelte, het openluchtmuseum bij Schoonoord, het hunebed dat Papeloze Kerk heet (naar de ketterse hagenpreken die er in de zestiende eeuw werden gehouden), het kamp Westerbork: de geschiedenis van Drenthe vind je samengevat in en langs het Oranjekanaal.

Kort na 1850 begonnen twee maatschappijen in concurrentie met elkaar elk een kanaal te graven met het doel de Emmervenen te ontsluiten. De ene verlengde de Hoogeveensche Vaart tot aan de Duitse grens. De andere was de Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij, een particuliere Compagnie van investeerders, en die wilde door het hart van Drenthe een geheel nieuwe vaarweg aanleggen om het oude turfgebied van Smilde te verbinden met het nieuwe turfgebied van Emmen. Dat was het Zuidenveld, ook wel Drentsch Californië genoemd – zo profijtelijk leken de vooruitzichten. De Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij had hier een paar grote complexen veen gekocht, die ze nooit zou bereiken met haar Oranjekanaal. De aanleg liep eerst technisch en daarna algauw ook financieel vast op de niet voorziene grote hoogteverschillen van de ondergrond waar het doorheen moest.
Het Oranjekanaal was eigenlijk een onmogelijke onderneming. Het kwam er wel, maar het bleek ook tamelijk overbodig. En dat zie je er ruim honderdvijftig jaar later nog aan af. Het ligt weggedoken in het landschap, een gleuf in de aarde, een groeve zo diep als een gorge in het zuiden van Frankrijk. De oevers lopen steil naar beneden, waar ver weg het water glinstert. De hellingen en ook de aarden wallen die er op sommige plekken bovenuit steken – waarom, zou het kanaal ooit kunnen overstromen? – zijn begroeid met grote en kleine bomen; soms met de dichtheid van een bosschage. Als Drenthe een naakte vrouw is die op haar rug ligt, is het Oranjekanaal haar vulva.

En wat behalve dat, ook een openbaring is? Dat je van west naar oost het kanaal volgend de benauwenis achter je laat en de verlichting van het Zuidenveld tegemoet rijdt.Dat herinnerde ik me van lang geleden, en toen ik onlangs weer in Emmen was wilde ik het Oranjekanaal nog een keer berijden, maar nu van oost naar west. Om te zien of de sensatie dezelfde zou zijn.
Het begin is niet moeilijk te vinden. In de Verlengde Hoogeveensche Vaart tussen Klazienaveen en Erica begint het Oranjekanaal, of eindigt het. Tussen de Oranjesluis en Oranjedorp lijkt het kanaal naar beneden te lopen. De oevers zijn eerst hoog, het water staat laag. Even verder staat het water tot aan de randen van het kanaal, en rijd ik me al snel vast in de suburbs van Emmen en verdwaal daar.
Jonkheer mr. A. W. van Holthe tot Echten, van de familie waar Hoogeveen zijn bestaan aan te danken heeft, voorspelde in 1862: ‘De gemeente Emmen zal niet alleen de grootste, zij zal door hare veenkoloniën eene der aanzienlijkste gemeenten zijn in ons vaderland. En terwijl men thans van de trans van den toren van Emmen eene onafzienbare kale veenvlakte ziet, zal de toekomstige bezoeker dier moeder-gemeente de bloeiende dochters van deze oude gemeente aanschouwen, prijkende evenzeer met hare kerkgebouwen.’
De jonkheer heeft gelijk gekregen. Waar in de tweede helft van de negentiende eeuw van alle kanten speculanten, ondernemers en arbeiders naar het Drentse Californië trokken om geld te verdienen in het laatste grote veencomplex dat nog tot turf te vergraven viel, dijde Emmen uit tot het Los Angeles van Nederland. Een wirwar van wegen, lichten, woonwijken waarin je doodloopt. Een zwart meisje wrijft haar hoofd tegen dat van een blonde jongen in de schemer van de Eikenweg langs het Oranjekanaal in Zuidbarge.
Emmen, wat een stad, hoe zou het downtown zijn?

Trefwoorden