Welke invloed heeft het tempo waarmee je reist op de beleving van het landschap? Stedenbouwkundige Rianne Makkink stelde zich deze vraag toen ze zich realiseerde dat veel besluiten over landschapsinrichting 'vanuit het vliegtuig' worden genomen.

Rianne Makkink en Herman Verkerk willen afstappen van het begrip ‘schaal’ en terug gaan naar het denken in termen van ‘proportie’. Schaal is in hun ogen een technische term die werkt met twee verschillende werkelijkheden: de abstracte en de reële werkelijkheid. Het begrip proportie daarentegen staat maar in één werkelijkheid en gaat over het relationele. Het project Sloom wil, naar eigen zeggen, ’tussen de dingen staan en werken op één schaal: 1:1′. Sloom wil, door vertragen en mentaal herkauwen, langzame groeiprocessen ontwikkelen op het gebied van architectuur (Herman Verkerk) en stedenbouw/planologie (Rianne Makkink). Een van de onderdelen richtte zich op de noordelijke provincies. Rianne Makkink zocht de ultieme manier om zich te verhouden tot het landschap en haar gebruikers: Sloom 01, een trage tocht met paard en wagen door Groningen en Drenthe. De trage tocht was een onderzoek en experiment naar vertraging; heeft snelheid invloed op de perceptie van ruimte? Daarnaast was het een onderzoek naar ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, die langzaam werden bekeken. De tocht leidde van Nieuweschans langs de Blauwe Stad naar Annen en eindigde in Vinkega, waar de merrie Kireda op stal staat te wachten op nieuwe tochten door landelijk Nederland. Tijdens de tocht sprak Rianne met bewoners en architecten, stedenbouwers en beleidsmakers, die ze uitnodigde een dag bij haar op de bok door te brengen. Van Annen naar Rolde sprak ik met haar over de realiteit en de mythe van het platteland.

Angst voor de leegte

Een middag bij Rianne op de bok vormde de aanleiding tot het uitwisselen van ervaringen en ideeën over het platteland, waarbij herinnering en verbazing elkaar afwisselden. Makkink, opgegroeid op het platteland van Oost-Nederland, spreekt zich vol verbazing uit over de bij tijden verregaande veranderingen in de inrichting van het platteland. Veranderingen die veelal voortkomen uit fascinatie voor de leegte van het platteland, maar vooral uit de behoefte om die leegte op te vullen. Een ‘horror vacui’ van het platteland, de angst voor de leegte en de bijna dwangmatige behoefte om die leegte te vullen. Het platteland wordt steeds meer ingericht om plaats te bieden aan stedelingen die de hectiek van de stad willen verruilen voor de rust, de leegte en de nostalgie van het platteland. Maar die rust en die leegte zijn relatief. Het platteland ontwikkelt zich snel, net als de grote steden. Veranderingen vallen alleen minder snel op. Dat is logisch, om twee redenen. Ten eerste is het platteland meer uitgestrekt dan de stad. Infrastructurele veranderingen en veranderingen in de gebouwde omgeving ogen minimaal in de weidsheid van het landschap. Ten tweede bestaat er in de grote steden amper bekendheid met recente ontwikkelingen op het platteland.
De stedeling ziet het niet, of wil er niets van weten. Wat hij wil weten haalt hij uit ansichtkaarten en verhalen. Het is heerlijk om te denken dat het platteland nog bol staat van de boeren, koeien, suikerbieten en oude tradities. De houding van de Randstad ten opzichte van het platteland is in die zin ambivalent. Het platteland spreekt tot de verbeelding; het heeft een bepaald soort nostalgische waarde die bij veel stedelingen twee verschillende emoties oproept; afkeer en ontroering. Wat mij, ook tijdens de tocht, opvalt, is dat
het platteland net zo goed een ambivalente houding kent als het gaat om haar identiteit en het voortbestaan daarvan. Aan de ene kant wil men (met name de gemeentelijke en provinciale overheden) dolgraag meedoen met de stad. Dezelfde ontwikkelingen doormaken, dezelfde koopkracht behalen en vooral duidelijk maken dat het platteland niet per definitie achterlijk is. Aan de andere kant heeft men ook belang bij het voortbestaan van de dorpsidentiteit, de nostalgie en het idee dat ‘de tijd hier stil is blijven staan’. Daarmee haal je de toeristen binnen, en toerisme wordt een steeds belangrijkere inkomstenbron voor het platteland, nu de agrarische sector klappen krijgt.

Nostalgie in pittoreske dorpen

Tegen het einde van de dag rijden we over een smal karrenspoor Rolde in. Hier heb ik twintig jaar gewoond. Rolde illustreert goed de houding die zo kenmerkend is voor het platteland. De economie trekt aan, het dorp kent een bijna explosieve groei in de afgelopen jaren en wordt overspoeld door witte schimmel. Maar het dorp is kennelijk trots op het bestaande beeld en houdt de mythe van het platteland in stand. In de zomer is het dorp een toevluchtsoord voor westerlingen die nostalgie willen proeven in pittoreske dorpen als Balloo, Grolloo en natuurlijk museumdorp Orvelte. En aan die nostalgie geeft het dorp graag toe. Recente ontwikkelingen zie je langs de weg, maar de toerist wordt daar niet langs geleid. Zoals Amerikanen en Japanners na een ‘See Europe in 10 days’ opgelucht terugvliegen met het idee dat Nederland inderdaad alleen uit molens bestaat, zo rijden na de zomervakantie talloze mensen terug naar de Randstad met herinneringen aan klootschieten, plaggenhutten en volksdansfeesten.
Plattelandsmarketing is een geslaagd instrument, maar leent zich alleen voor de vluchtige bezoeker; de bezoeker met een beperkt blikveld die van de vele lagen van de plattelandsrealiteit slechts één laag wil zien. De manier van kijken, het tempo en de selectie is inderdaad doorslaggevend voor de beleving van het landschap en daarmee ook voor de beslissingen die worden genomen voor de ontwikkeling daarvan. Sloom 01 heeft de spijker op zijn kop geslagen.

Tijmen Hordijk is architectuurhistoricus. Meer informatie over het project Sloom vindt u op www.sloom.org.