In 1999 is de Lauwersmeer aangewezen als Nationaal Park. Het overlegorgaan van het park besloot een studie te laten doen naar een natuurvriendelijker waterhuishouding in het gebied. Een van de opties is het af en toe openzetten van de spuisluizen.

In 1823 ondernam de schrijver Jacob van Lennep een hachelijke tocht. Hij stak met een roeiboot het Reitdiep over van Ruigezand naar Zoutkamp. Het waaide flink, en de oversteek duurde een uur, in plaats van tien minuten. Het had niet veel gescheeld of een van Nederlands grootste schrijvers had de trip niet overleefd. Toch zag Van Lennep nog kans om op te tekenen wat hij onderweg zag. Duizenden vogels en een zeehond. Uit het raam van de herberg zag hij een bruinvis in de haven van Zoutkamp.
In anderhalve eeuw is er veel veranderd. De vogels zijn gebleven. Het zoute water en de zeehonden zijn ver opgeschoven, naar Lauwersoog. De geleidelijke overgang tussen zoet en zout water is verdwenen in 1872, toen de Provinciale Sluis in Zoutkamp gereedkwam. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1969 is het zout nog verder teruggedrongen.

Tussenboezem

De Lauwersmeer is niet alleen aangelegd vanwege de kustveiligheid, maar ook voor de waterhuishouding. De afwatering van grote gebieden in Groningen en Friesland was afhankelijk van de waterstand in de Lauwerszee. Vaak stond de zee zo hoog dat Friesland en Groningen het water uit hun boezems niet konden lozen. Door het peil in de Lauwersmeer kunstmatig laag te houden, 93 centimeter onder NAP, dient het nu als tussenboezem – tijdelijke opslag – als de Waddenzee te hoog staat. Bij het volgende tij kan dan bij Lauwersoog ‘onder vrij verval’ worden gespuid.
Het spuien gaat door de stijging van de zeespiegel steeds moeilijker. De verwachting is zelfs dat er binnen enkele decennia helemaal niet meer gespuid kan worden. Bij de Watervisie, een plan dat vooruit kijkt tot 2030, wordt er daarom een discussie gevoerd over een gemaal bij Lauwersoog of het opgeven van de Lauwersmeer als tussenboezem.

Veranderende plantengroei

De Lauwersmeer is een gebied in ontwikkeling. Vlak na de aanleg van de afsluitdijk waren de drooggevallen platen kaal en zout. Langzaam is het zout uit de grond gespoeld en is de vegetatie veranderd. Als de opeenvolging van planten ongestoord doorgaat, zal de Lauwersmeer uiteindelijk veranderen in een gebied met moerasbos, rietvelden en struweel. Van het open karakter zal steeds minder overblijven, waardoor het gebied minder aantrekkelijk wordt voor ganzen en eenden.
Het dichtgroeien van de Lauwersmeer wordt bevorderd door het constante waterpeil. In een natuurlijke situatie zou het water in de winter fors hoger staan dan in de zomer. Terreinbeheerder Staatsbosbeheer heeft als streefbeeld een open gebied, met rietvelden afgewisseld met korte grasvegetaties. Daarom wordt het Lauwersmeergebied begraasd met runderen en paarden. Alleen begrazing zal echter niet voldoende zijn om het gebied open te houden. Daarvoor is meer dynamiek in het waterpeil nodig, of het herstel van de zoet-zoutgradiënt.

Heikele zaak

Langs de hele Nederlandse kust zijn de geleidelijke overgangen tussen binnenwater en zee verdwenen. Het zoute water is tot buiten de zeedijk verbannen. Voor de landbouw is dit een voordeel geweest, maar voor de natuur is de schade groot. De strikte scheiding tussen zoet en zout heeft niet alleen geleid tot het verdwijnen van typische brakwaterorganismen. Ook vissoorten die van zoet naar zout trekken, zoals de fint en de paling, zijn sterk in aantal teruggelopen of verdwenen.
Al meer dan tien jaar staat er steevast in beleidsnota’s van de Ministeries Verkeer en Waterstaat en LNV dat de harde grens tussen zoet en zout moet worden verzacht. Ook de Lauwersmeer wordt regelmatig genoemd als kandidaat voor het herstel van een zoet-zoutovergang. In de praktijk blijft het herstellen van zoet-zoutovergangen een heikele zaak. Vaak is er immers al zoveel gebouwd en is men zo gewend aan de nieuwe situatie dat de terugkeer van zout water stuit op hoge kosten en grote maatschappelijke weerstand.

Opties Lauwersmeer

In 1999 is de Lauwersmeer aangewezen als Nationaal Park. Het overlegorgaan van het Nationaal Park in oprichting besloot om een studie te laten doen naar een natuurvriendelijker waterhuishouding in het gebied. Het na te streven natuurdoeltype stond niet bij voorbaat vast; het hele scala van zoet tot geheel zout is meegenomen. Het doel van de studie was aan te geven welk waterbeheer vanuit de natuur het meest wenselijk zou zijn en wat de gevolgen zouden zijn voor recreatie, landbouw, wonen en andere gebruiksfuncties in het gebied. Daarbij ging het om vragen als: ‘Welke waterpeilen in zomer en winter streven we na?’, ‘Laten we getij toe op de Lauwersmeer door de spuisluizen lang open te laten staan?’, ‘Past de natuur die ontstaat bij het natuurdoeltype?’, en ‘Wat zijn de gevolgen voor varen, vissen en wonen in het gebied?’

Drie alternatieven

Na een afwegingsprocedure waarin ook de gevolgen voor de menselijke activiteiten in het gebied zijn betrokken, kwamen drie mogelijkheden naar voren.
De eerste is een variant met zoet water, waarbij er in de zomer niets verandert, maar in de winter het waterpeil wordt verhoogd. De struwelen en bossen groeien minder hard in de delen die vaak onder water staan en het gebied houdt zijn grote aantrekkingskracht voor ganzen, zwanen en eenden.
De tweede variant lijkt daarop, maar nu wordt een kleine hoeveelheid zout water naar binnen gelaten. De Lauwersmeer wordt brak, waardoor de struweelvorming wordt afgeremd. Vogels die afhankelijk zijn van waterplanten, hebben minder voedsel tot hun beschikking.
In de derde, en meest vergaande variant worden de spuisluizen elk getij open gezet, zodat er getij in de geul van de Lauwersmeer ontstaat. In deze variant ontstaan droogvallende slikken, kwelders: het gebied verandert in een estuarium met hoge natuurwaarden. De vogelbevolking zal anders worden dan nu, maar niet minder interessant.
Alle drie de varianten leiden tot mogelijke hinder voor het menselijk gebruik van het gebied. Daarom moeten er maatregelen genomen worden als het verhogen van kades en het aanpassen van steigers.

Doorhakken van knopen

Het overlegorgaan van het Nationaal Park i.o. heeft de drie alternatieven gebruikt bij het opstellen van het Beheers- en Inrichtingsplan (BIP) voor het Nationaal Park. Hierin wordt de laatste variant, het estuarium, als langetermijnvisie opgevoerd. Voor de korte termijn concentreert men zich op een zoet Lauwersmeer met meer variatie in de waterstand. Het BIP wordt binnenkort vastgesteld.
Het overlegorgaan kan alleen adviseren en de wensen ten aanzien van de natuur onder de aandacht van waterschappen en provincies brengen. Het grootste bezwaar bij waterschappen en provincies is het verlies aan bergingscapaciteit voor water, bij de boeren het zout.
De problematiek van de Lauwersmeer is een goed voorbeeld van de ingewikkelde verhouding tussen het natuurbelang en de vele andere maatschappelijke belangen. Alleen door veel overleg en het te zijner tijd ferm doorhakken van knopen, kunnen waterbeheer en natuur in de Lauwersmeer dichter bij elkaar komen.

Heikele kwesties

Interview met Henk Kroes (Wetterskip Fryslân) en Johan Boersma (NLTO)

Wat vindt u van de plannen voor het Nationaal Park?

Boersma: ‘Wij werken mee aan de natuurplannen, maar ze stroken niet met het landbouwbelang. Dat brengen we in bij de Watervisie Lauwersmeer van de provincies en waterschappen. Die visie moet leidend zijn, ook voor het Nationaal Park.’
Kroes: ‘De waterwensen van het Nationaal Park zijn nodig voor het natuurbehoud. Het waterschap heeft tot taak om de wensen van haar ingelanden zo goed mogelijk te verwezenlijken, we bekijken dus in hoeverre we ze kunnen honoreren.’

Wat vindt u van de peildynamiek?

Boersma: ‘Peilfluctuaties zijn voor de landbouw ongunstig: nat land in het voorjaar blijft langer koud, dan groeit het gras of het graan minder goed. Droge grond is gemakkelijker te bewerken. Daarom is het nodig dat het regenwater vlot wordt afgevoerd.’
Kroes: ‘Als de plannen voor het Lauwersmeer geen effect hebben op de afwatering, heeft het waterschap geen bezwaar. Wel zijn er problemen in het dorp Lauwersoog met water in de kruipruimtes. Dat wordt nu onderzocht. Is de drainage wel goed?’

Levert inlaten van zout problemen op?

Boersma: ‘Inlaten van zout zal leiden tot verzilting van het Lauwersmeer en de omliggende gebieden. Dat heeft gevolgen voor de akkerbouw, vooral voor de teelt van pootaardappels. Die kan geen zout verdragen. Voor de veeteelt wordt het een probleem als er in de zomer geen goed drinkwater voor de koeien meer is.’
Kroes: ‘Zoet-zoutovergangen zijn zeldzaam geworden, en elders moeilijk te realiseren. De akkerbouwers krijgen ook last van toename van zoute kwel door de zeespiegelrijzing. Er is een voorziening getroffen voor doorspoeling met zoet water, maar dit geeft kans op verspreiding van de aardappelziekte bruinrot.’

Wat zijn de gevolgen als er op termijn vanwege de zeespiegelstijging niet meer gespuid kan worden?

Kroes: ‘Er moet een gemaal komen, er wordt nog gestudeerd de locatie. Het Lauwersmeer is een mogelijkheid (daar zijn nu alleen spuisluizen), Holwerd is ook een mogelijkheid. Inmiddels is besloten dat bij Harlingen een gemaal wordt geplaatst.’
Boersma: ‘Er is een gemaal nodig dat het water actief kan pompen en uitslaan op de Waddenzee. Dan kan het Lauwersmeer bergboezem blijven. Bij een gemaal bij bijvoorbeeld Dokkumer Nieuwe Zijlen heb je dat niet. Dan heb je nog heel veel technische werken nodig om de afwatering van de landbouw in het Lauwersmeer goed te regelen. Maar het Beheers- en Inrichtingsplan wil helemaal geen gemalen.’

Hoe moet het verder met dit plan?

Kroes: ‘Tijdens alle studies en besluitvormingsprocessen gaat de vegetatieontwikkeling in het Lauwersmeer door. Als de besluitvorming te lang duurt, breidt het houtgewas zich verder uit, en levert het flexibeler peil en de verschuiving van de zoet-zoutgrens niet veel winst meer op voor de natuur.’
Boersma: ‘De natuur zal bij een flexibeler peil en meer brak water ingrijpend veranderen. Dan raken de huidige waarden verloren en zullen we een beroep doen op de Vogelrichtlijn. Het gebied is immers aangewezen vanwege zijn huidige waarde voor vogels.’

Thomas Ietswaart is medewerker van bureau Haskoning, Marijke Drees is ecoloog.

Trefwoorden