DAAD Architecten uit Borger heeft een ontwerpstudie verricht naar het voormalige koloniedorp Veenhuizen, uit vrees dat dit dorp met zijn lanen, vaarten en bijzondere gebouwen verder in verval raakt als er niet stevig wordt ingegrepen.

Tussen 1820 en 1950 ontwikkelde Veenhuizen zich van een eenvoudige heideontginning tot een rijkgeschakeerd dorpslandschap met een landgoedkarakter.
De nederzetting is ontstaan als sociaal experiment voortkomend uit de idealen van de Verlichting. Vanaf 1822 heeft de Maatschappij van Weldadigheid, dezelfde die de kolonie Frederiksoord heeft gesticht, de gronden aangekocht, ontgonnen en ingericht om bedelaars, landlopers en wezen uit het westen van het land een samenleving te bieden voor arbeid en onderwijs. In de loop der jaren maakte het sociale ideaal steeds meer plaats voor detentie van gestraften. Het rijk nam de eigendommen over en maakte van het ‘opvoedingsgesticht’ een justitiedorp.
Na 1950 begint de erosie van het ‘complex Veenhuizen’. De Dienst der Domeinen stoot landbouwgrond af. Het ministerie van Justitie stoot gebouwen af en trekt zich achter de hekken terug. De bijzondere dorpsbewoning in de majestueuze lanen en langs de vaarten wordt steeds meer overgenomen door ‘normale’ dorpsbewoning met straat na straat rijen woningbouw en de kerk en de kruidenier om de hoek. Defensie beperkt door scherpere regelgeving het gebruik van de gronden rondom het munitiedepot. Het ministerie van Landbouw trekt met de robuuste ecologische verbindingszone van het beekdal van de Slokkert naar het Fochteloërveen een brede groene streep door het gebied.
Zo veranderde Veenhuizen in een verzameling percelen met grote onderlinge verschillen in grondgebruik en beleid. Rob Hendriks, één van de drie compagnon-architecten van het architectenbureau DAAD uit het Drentse Borger, zegt dat deze situatie zonder ingrijpen in de komende decennia leidt tot een ‘doemscenario’. ‘Ik vrees de ongestuurde ontwikkeling, die ertoe kan leiden dat er van het mooie grid (dambordpatroon) aan lanen en vaarten en het hiërarchisch systeem aan wegen en gebouwen niets overblijft.’
Daarom maakte DAAD uit betrokkenheid, op eigen initiatief, een ontwerpstudie, bestaande uit een viertal scenario’s die aansluiten bij de kracht van Veenhuizen en die tegelijk ruimte bieden aan nieuwe woon- en werkvormen in de kolonie. ‘Scenario’s die niet vertrekken vanuit het behoud van het beeld van Veenhuizen, maar vanuit de ontwikkelingsdynamiek van de werkelijk essentiële kwaliteiten zoals de rust en de ruimte, het isolement, het experiment, de controle, de vrijheid in beslotenheid, de verhalen, de bezinning, de nieuwe landbouw, de autarkie, de poëzie van de leegte, de verre gezichten, de voelbare historie en het wonderlijke landschap’ (citaat uit de studie).

Al eerder werden door overheidsinstanties ruimtelijke reconstructies voor Veenhuizen bedacht. Maar deze beperkten zich meestal tot het oplappen van het oude beeld: het herplanten van bomen en restaureren van gebouwen. DAAD wil met haar visie meer dan alleen herstel van het oude. De vier door haar gepresenteerde scenario’s moeten een nieuwe samenleving mogelijk maken, analoog aan het oude ontstaansideaal van de kolonie en even experimenteel.
De scenario’s moeten niet gezien worden als een hermetisch concept met een dwingende inhoud, maar als mogelijke richtingen waarin gedacht kan worden. In elk scenario wordt het dambordpatroon van Veenhuizen als basis genomen, maar de denkrichtingen die daarop worden geprojecteerd lopen sterk uiteen.

Scenario 1 – Bezinning – is een streng patroon van lange doorzichten in een landschap met een sterk contrast tussen open landbouwpercelen ten noorden van de Hoofdvaart en een besloten bosgebied aan de zuidzijde van de vaart. In het landbouwdeel liggen blokken bos en natuur die deels aansluiten op de natuurgronden van de Slokkert. In het bosgebied liggen ook blokken, maar dan in de vorm van in het bos uitgehakte ruimten (boskamers). In de blokken krijgen oude en nieuwe gebouwen en gebouwencomplexen een plaats. Deze worden ingericht en gebouwd volgens een programma rond het thema ‘bezinning en gezondheid’. DAAD: ‘Een eigentijdse invulling van het oorspronkelijke idee van verheffing en heropvoeding. Functies die de rust en de ruimte van het gebied benutten en deze niet verstoren: een kuuroord, een badhuis, een hotel, een meditatiecentrum, een ouderenwooncomplex of een klooster. Geplaatst op de kruispunten in het grid voegen zij zich naadloos in de ordeningsstructuur.’ De gebouwen worden onderling verbonden door een grillig patroon van paden die getraceerd zijn op de oude hoogtelijnen in het landschap.

Scenario 2 – Tweede Kolonisatie – maakt gebruik van het oude patroon met de zeven wijken (smalle vaarten) loodrecht op de Hoofdvaart. De verdwenen maatvoering van voor de ruilverkaveling en schaalvergroting wordt geherintroduceerd. Kaveldiepten van 375 meter en veelvouden van 25 meter voor de breedten. DAAD: ‘Te beginnen met de huidige overheidseigendommen kunnen de percelen worden uitgegeven aan kopers. Analoog aan de wijze waarop vanaf 1820 de woeste gronden werden ontgonnen en door ‘vrije kolonisten’ boerderijen werden gebouwd, vindt anno 2003 een tweede kolonisatie van Veenhuizen plaats. Ditmaal door bewoners en gebruikers op zoek naar rust, afzondering en vrijheid in hun doen en laten.’
Het scenario is bedacht voor pioniersgeesten die een woonexperiment niet schuwen: atelierbouwers, stichters van zorgboerderijen, plantenkwekers, boomtelers. Na de pioniers komen de reclame- en ontwerpbureaus, de it-bedrijven en de advocatenkantoren. Met de toename van het aantal inwoners krijgen veel monumenten nieuwe invullingen of vinden hun oorspronkelijke functies terug. Op stedenbouwkundig niveau zijn de spelregels net zo streng als ze voor de eerste kolonisten waren toen deze zich moesten houden aan de gedragsregels van de Maatschappij van Weldadigheid. De wijkenstructuur zet de maat. Deze loopt door tot in het Fochteloërveen ‘waar zich de kluizenaars vestigen voor wie het dorp te druk wordt’ (citaat uit de studie).

Scenario 3 – Matrix – is gebaseerd op het herinrichtingsplan van de Dienst Landelijk Gebied. In dit plan wordt het grid volledig hersteld. Het profiel van lanen en vaarten (plus wijken) wordt hersteld en weer van bomen voorzien. DAAD: ‘Op alle ontmoetingen van wegen en water worden nieuwe bruggen ontworpen. De neutrale matrix die hiermee ontstaat vormt de basis voor de komende ontwikkelingen. De matrix kan naar believen worden ingevuld met verschillende programma’s.’ Deze kunnen zowel oud als nieuw zijn: justitieterreinen, munitieopslag maar ook kassencomplexen, sportterreinen, landbouw met of zonder zorgtaak, bewoning. In de beginperiode van de kolonie werd intensief geëxperimenteerd met nieuwe landbouwtechnieken. In deze traditie van vernieuwing en experiment zou de matrix ook ingevuld kunnen worden met proeftuinen voor duurzame agrarische productie- en bouwtechnieken.

Scenario 4 – Omsluiting – zoneert de kolonie in een streng dambord-gestructureerd middengebied en daarom heen een groene gordel van bos en natuurterreinen. De gordel is een optelsom van bestaande ongestructureerde voorzieningen en vormen van grondgebruik. Het monumentale grid is hier niet of zwak aanwezig. Het scenario geeft ontwikkelingen in deze rafelrand dan ook de vrije hand: rustzoekers naast ondernemers, schiet- en stormbanen naast zorgcomplexen, landgoederen naast recreatieparken. Het gaat hier om veel dynamiek die met een grote mate van vrijheid wordt benut. DAAD: ‘Met woningdichtheden variërend van 1 tot 10 per hectare kunnen gemakkelijk 1000 woningen aan het gebied worden toegevoegd zonder dat dit het karakter en de ruimtelijke kwaliteit van Veenhuizen aantast. Met de opbrengsten uit verkoop van gronden in deze rand kunnen landschap en monumenten in het gestructureerde centrumgebied worden aangekocht en recente ongewenste ontwikkelingen worden teruggedraaid. Veenhuizen als eerste Drents dorp waarvan omvangrijke nieuwbouw in de buitenste schil de kwaliteit van het geheel ten goede komt.’
Het interne deel kan volledig door Justitie worden ingevuld met bijvoorbeeld justitiële en sociale experimenten die het gebied van oudsher hebben gekenmerkt: jeugdkampementen, openluchtgevangenis, opvang voor bolletjesslikkers.

De gepresenteerde scenario’s zijn helder van opzet en creatief van inhoud. Het vrije ontwerp vanuit de vrije gedachte wordt niet geschuwd, terwijl men de realiteit in het oog houdt. Wilma Jansen, regiocoördinator van de Bond van Nederlandse Architecten in Noord-Nederland, schrijft in haar voorwoord van de studie dat de scenario’s Veenhuizen in een beloftevol perspectief plaatsen doordat ze onvermoede potenties van het gebied zichtbaar maken. In plaats van een sectorale aanpak, waarbij alle partijen langs elkaar heen werken, pleit ze voor een gebiedsgerichte samenwerkende aanpak als oplossing voor het keren van de trend van verval. Verder lijkt het haar onontbeerlijk een opdrachtgever aan te wijzen die boven de partijen staat en ruime bevoegdheden heeft om het ontwikkelingsproces in te zetten en te regisseren.
In de studie wordt de suggestie gedaan een organisatie op te zetten die alle partijen achter hetzelfde ontwikkelingsmodel kan krijgen. Een organisatie vergelijkbaar met het Duitse IBA (Internationale Bau-Ausstellung) die een aantal industrielandschappen met sterke economische terugval, zoals het Ruhrgebied en de Oost-Duitse bruinkoolwingebieden, weer nieuw leven inblaast.
DAAD Architecten heeft een mooie voorzet gegeven. De Rijksgebouwendienst ziet dit ook zo en wil samen met het Bureau van de Rijksbouwmeester de ideeën vastleggen in de eerstvolgende Rijks-Architectuurnota. Nu is het moment om onder supervisie van de rijksbouwmeester voor Veenhuizen een ontwerpatelier te starten. Een basis voor creativiteit, ondernemerschap en bestuurlijke moed.

De ontwerpstudie is tot stand gekomen met subsidie van het Stimuleringsfonds voor de Architectuur en de Stichting Geertruida Gerharda Bolhuis.

Trefwoorden