Op een zachte zomeravond liep ik een keer met onze hond Van Puffelen op de Noorderhaven in de stad Groningen. Het was al donker, maar de straatlantaarns gaven genoeg licht om de schepen te zien.

Dat schip was de volgende morgen al weer vertrokken. Een verlangen was weg gevaren zonder dat ik afscheid had kunnen nemen. Wie van schepen houdt, wordt naar het water getrokken: levenslang.

Dag en nacht

Op een donderdagmorgen om tien uur spreek ik af met de havenmeester van Lauwersoog, Anno Baas, ook vrijwillig schipper van de reddingboot van de KNRM (Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij), die op een steenworp afstand van het havenkantoortje ligt. Baas – blauwgrijze ogen, snor – was in het nieuws, want hij vertrekt bij de KNRM vanwege zijn leeftijd. In principe op 1 juli aanstaande. Er zijn heel moeilijk schippers te vinden die dit werk nog op vrijwillige basis willen doen. ‘Ik werk zo’n vijftig uur per week als havenmeester en ik kan dag en nacht worden opgeroepen voor reddingsoperaties. Die combinatie wordt mij zo langzamerhand wat te zwaar. En ik zit ook nog met een lijntje aan mijn vrouw verbonden!’
Het havenkantoor ligt op een strategische plek in de haven. De uitgaande en binnenkomende schepen zijn niet te missen. Regelmatig gaat de telefoon of de marifoon. Garnalenschippers melden zich bij vertrek naar de Noordzee. Hij lijkt op een vader die zijn kroost toespreekt als hij antwoordt: ‘Voorzichtig, hè?’ Baas noteert alles in een soort logboek en voert het later in de computer in. Het is rustig vandaag; de meeste schepen zijn op woensdag vertrokken, want maandag en dinsdag was het te slecht weer om uit te varen.

Garnalen zijn net onkruid

Door de afsluiting van de Lauwerszee in 1969 verloren de vissershavens van Zoutkamp en Termunterzijl aan betekenis. Bovendien zorgde de nieuwe visafslag in
Lauwersoog voor de teloorgang van de afslagen in Zoutkamp en Dokkumer Nieuwe Zijlen. In 25 jaar zette de afslag 326 miljoen kilo vis en garnalen om ter waarde van 1,1 miljard gulden. De garnalen zorgden voor een derde van deze omzet.
Jaarlijks doen duizenden schepen de haven aan. Engelse schepen, Duitse en Deense. Uit Nederlandse havens komen schepen uit Urk, Den Helder, Harlingen, Goedereede, Stellendam, Delfzijl en Wieringen. Op de visafslag in Lauwersoog wordt voornamelijk rondvis geveild, onder meer kabeljauw, poon of harder. De platvis, zoals tong, schar en schol, gaat per vrachtwagen direct door naar de veiling in Urk. Daar brengt de platvis namelijk meer op.
Op dinsdagavond keren meestal de garnalenvissers voor het eerst terug om hun garnalen te lossen. ‘Geldt voor garnalen nou geen vangstverbod of quotum?’, vraag ik aan Baas. ‘Nee’, zegt hij, ‘garnalen zijn net onkruid, die blijven altijd maar doorgroeien!’
Op donderdag, vrijdag en zaterdag komt de bulk van de vis aan. De zondag is heilig, dan wordt er absoluut niet geveild. ‘Maar de vis kan op afspraak 24 uur per dag gelost worden’, zegt Baas. ‘Daar hebben we de Stichting Vislos voor.’

Godsvertrouwen

Af en toe ligt er een vreemde eend in de bijt. Van een coaster is een driemaster gemaakt die binnenkort wordt weggesleept om elders afgebouwd te worden. En dan het ijsschip; een onttakeld schip met een rare witte doos op het dek. Verroest en scheef in het water ligt hij zijn laatste dagen te ‘vermooien’.
Op de vissersschepen langs de steigers zijn monteurs bezig met herstelwerkzaamheden. Schepen met namen als ‘Hoop op zegen’ of ‘De twee gebroeders’. De namen stralen vaak een soort godsvertrouwen uit. In het drijvende dok ligt een schip ter reparatie; er klinkt geklop van hamers en het snerpend geluid van een schuurmachine. In een loods op de kant staan de deuren open. Verroeste pijpen en gereedschap liggen her en der over het erf.
Een treffende gelijkenis met een oud boerenerf. Plat op z’n rug ligt een scheepsschroef op het droge; er vlakbij een vertrapt blikje sardines van het merk Deep Blue. Weinig mensen te zien in deze oostelijke hoek van de haven. Voornamelijk bestelauto’s en kleine vrachtwagens staan overal langs de havenkant.
Het is een schitterende dag: fel zonlicht en een frisse aflandige wind. Hier en daar wat mensen die gewoon in de auto zitten en kijken. Naar het wad en naar de overkant van het wad waar we Schiermonnikoog zien liggen.
Vóór op het haventerrein staat de restaurette Schierzicht. Altijd volk voor een visje te vinden, liefst met patat. Ik doe graag mee met een portie kibbeling. Drie in militaire kleding gestoken mannen zijn blijkbaar vaste klanten. Je kunt het horen aan de groet die ze bij hun vertrek naar de bediening roepen. Ik ga ten slotte nog even terug naar het havenkantoor en vraag aan Baas: ‘Hoe heet de reddingboot eigenlijk?’ Hij antwoordt: ‘Annie Jacoba Visser, genoemd naar een notarisfamilie; die heeft daarvoor een grote bijdrage geleverd.’ Die rustige blik van Anno Baas vergeet ik niet. Die wat melancholieke ogen, die zoveel gezien hebben dat nooit verwoord zal worden.

Trefwoorden