Sinds 1995 streeft het rijk naar de aanleg van nieuwe landgoederen, om in samenhang met kleinschalige woningbouw nieuw bos te creëren. Van de drie noordelijke provincies zijn er vooral in Drenthe nogal wat initiatieven. Veel gemeenten worstelen echter nog met de vraag welke ontwikkelingen ze wel en niet willen toestaan.

In Nederland zijn nogal wat landgoederen te vinden, en tot in het begin van de vorige eeuw werden er ook nog nieuwe landgoederen aangelegd. Vervolgens gebeurde er op dit terrein lange tijd bijna niets meer. Dat veranderde in het begin van de jaren negentig, toen in het kader van bosuitbreiding steeds vaker werd gepleit voor het realiseren van nieuwe landgoederen. Sinds 1995 biedt het rijksbeleid de mogelijkheid om deze te stichten. Van de drie noordelijke provincies maakt vooral Drenthe hier gebruik van.
Landgoedontwikkeling is een trend waar verschillend over wordt gedacht. Sommigen vinden het niet verantwoord dat er op het platteland landgoederen komen waar koopkrachtige lieden – soms protserige – landhuizen laten bouwen, terwijl het tegelijkertijd voor een brede groep belangstellenden vrijwel onmogelijk is geworden om in dorpen op datzelfde platteland passende huisvesting te krijgen. Verder menen tegenstanders dat er via landgoedontwikkeling veel subsidiegeld terecht komt bij enkele individuele landgoedeigenaren en agrariërs die hun land vervolgens duur kunnen verkopen. Daardoor wordt grond die gebruikt zou kunnen worden voor bedrijfsuitbreiding onttrokken aan de landbouw.
Voorstanders stellen daarentegen dat nieuwe landgoederen kunnen helpen de bestaande natuurwaarden te beschermen, dan wel nieuwe natuur te ontwikkelen. Ook kunnen ze als buffer fungeren rond kwetsbare natuur, ecologische verbindingszones vormen en zorgen voor een betere waterhuishouding ten behoeve van natuurgebieden. Bovendien kunnen ze recreatie en toerisme een impuls geven en daarmee bijdragen aan een betere economische basis voor kwetsbare plattelandsgebieden.

Houtopstanden

De Natuurschoonwet van 1928 geeft aan dat een landgoed groter dient te zijn dan 5 hectare en voor meer dan 30 procent met houtopstanden bedekt behoort te zijn. De wet kent een aantal fiscale tegemoetkomingen die een bijdrage moeten leveren aan de instandhouding van de landgoederen.
Het huidige ruimtelijke beleid ten aanzien van landgoederen is uiteengezet in het zogeheten Structuurschema Groene Ruimte van 1995. De ministeries van LNV en VROM hanteren daarin de volgende definitie van een nieuw landgoed: een nieuw te ontwikkelen en duurzaam te beheren boscomplex (al dan niet met overige gronden) met daarin één gebouw (woonhuis) van allure met daarin maximaal drie wooneenheden. Het gebouw heeft primair een woonfunctie. De minimale omvang van de bebossing is 5 hectare. Maximaal 10 procent van de totale oppervlakte is privé-terrein en de rest is openbaar toegankelijk. Het geheel heeft een belangrijke maatschappelijke meerwaarde’. In het beleidsdocument wordt aan gemeenten en provincies gevraagd in hun ruimtelijk beleid aan nieuwe landgoederen mee te werken, zodat in samenhang met woningbouw bos tot stand kan komen.
Niet alle provincies voelen daar voor, blijkt uit een publicatie van de Dienst Landelijk Gebied van augustus 2002. In Groningen is minimaal 25 hectare nieuw bos voorwaarde om een nieuw landgoed te kunnen realiseren. Deze ruime ondergrens is vermoedelijk de reden dat er in Groningen op dit terrein weinig initiatieven van de grond komen. Friesland wil geen nieuwe landgoederen. Nieuwe buitenplaatsen (die aansluiten bij een stedelijke omgeving) zijn wel mogelijk. Buitenplaatsen zouden beter passen bij de (cultuur)historische ontwikkeling van deze provincie. Drenthe voert juist een actief beleid voor nieuwe landgoederen gekoppeld aan bosuitbreiding. In deze provincie zijn nogal wat projecten in ontwikkeling en uitvoering. In het Provinciaal Omgevingsplan zijn criteria opgesteld waarbij men uitgaat van een oppervlakte van tenminste 5 hectare bos. Binnen dit kader werken verschillende gemeenten aan eigen beleidsnotities.

Bosbouw is niet meer het enige

Meino Lumkes, beleidsambtenaar bij de provincie Drenthe, vertelt wat de provinciale intenties zijn. ‘Het provinciaal bestuur van Drenthe is vanaf halverwege de jaren negentig bezig bosontwikkeling te bevorderen, mede om de wankele basis van de landbouw te verbreden. Boeren werden gestimuleerd snelgroeiend bos aan te planten. Al snel ontstond toen het idee dat versnippering onwenselijk is en dat bosbouw geclusterd moet gebeuren op plekken waar het verantwoord is. Rond 1998 veranderde het beleid. Snelgroeiend bos moest plaatsmaken voor blijvend bos, met in Drenthe passende boomsoorten als eiken, essen, elzen en berk.
De volgende stap was dat het niet alleen meer moest gaan om het snel volplanten van zoveel mogelijk hectares, maar dat er aandacht moest zijn voor de interne inrichting van landgoederen, oftewel voor een aantrekkelijke omgeving. Bij de bebossing van De Schipborg bij Anloo, rond de daar gesitueerde Berlageboerderij, werden voor het eerst paden en lanen aangelegd volgens een bepaalde systematiek. We vinden dit nu van belang bij elk nieuw te ontwikkelen landgoed. Bosbouw is niet meer het enige. Het gaat nu meer om versterking van natuur en landschap met een daarbij passende bebouwing. Bijna alle Drentse gemeenten hebben hier inmiddels over nagedacht en de helft ervan heeft het één en ander op papier aan beleid. Dat moet ook wel, want bijna elke gemeente is zo langzamerhand wel geconfronteerd met concrete aanvragen voor te ontwikkelen landgoederen. Er zijn de afgelopen jaren meer dan honderd locaties onderwerp van discussie geweest. In ongeveer twintig gevallen hebben eigenaren en gemeenten elkaar gevonden. De plannen voor die landgoederen liggen momenteel op de gemeentehuizen voor planologische goedkeuring.’

Toename van wild

Eén van de Drentse gemeenten waar nogal wat gebeurt op het gebied van landgoedontwikkeling is Aa en Hunze. In deze gemeente is van oudsher een aantal landgoederen aanwezig, bijvoorbeeld ‘De Borg’ bij Schipborg, ‘Het Westersche Veld’ bij Rolde en ‘De Heidehof’ bij Eext. De woning op dit laatste landgoed werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest, maar op de oude fundering is halverwege de jaren negentig een nieuwe woning gebouwd. Recentelijk is het landgoed fors uitgebreid.
Het gemeentebestuur van Aa en Hunze werd de laatste jaren geregeld geconfronteerd met verzoeken voor landgoedontwikkeling. Om die verzoeken te kunnen beoordelen besloot men beleid te maken. Onder meer moest duidelijk worden waar nieuwe landgoederen wel of niet wenselijk zijn, omdat landgoedontwikkeling een behoorlijke impact kan hebben op het landschap en op de heersende verhouding tussen verschillende functies in een gebied. Zo is er vanuit landbouwkringen nogal eens verzet. Boeren voelen zich in hun bestaan bedreigd als er naast hun grond een landgoed wordt ontwikkeld. Het verdwijnen van goede landbouwgrond voor bosbouw leidt tot protesten. Agrariërs hekelen ook de schaduwwerking van het nieuwe bos en zijn bang voor schade aan de gewassen door de toename van wild in de omgeving.

Protserig landhuis

Volgens een notitie van het college van b. en w. van Aa en Hunze zou het landgoedinstrument ingezet moeten worden bij de ontwikkeling van ecologische verbindingszones binnen de Ecologische Hoofdstructuur, die loopt langs een deel van de bovenloop van de Drentsche Aa. Een combinatie van natuur, landbouw en recreatie zou de leefbaarheid ten goede komen. Voor de Veenkoloniën moest gelden dat de oude ontginningsassen met de aanleg van landgoederen slechts in beperkte mate mogen worden geaccentueerd.
In 2002 is de notitie door de gemeenteraad verworpen. De raad was er blijkbaar nog niet aan toe om beleid vast te stellen, terwijl diezelfde raad wel incidentele (goede) initiatieven mogelijk wil maken. Nogal wonderlijk en een gemiste kans. Immers, zonder heldere kaders zal men niet anders kunnen dan ad-hoc beslissingen nemen en krijgen ontwikkelingen als tussen Schoonloo en De Kiel, grenzend aan de boswachterij Schoonloo, een kans.
Hier is op een klein landgoed van 7 hectare een op zuilen leunend woonhuis gebouwd, dat in een Dallas- of Dynasty achtige soapsfeer niet zou misstaan. Het had hier nooit gebouwd mogen worden. Toch heeft de gemeente Aa en Hunze voor dit protserige landhuis, dat vloekt met de omgeving, de benodigde vergunningen verleend.
Er zijn nog wel meer bezwaren aan te voeren tegen landgoederen als dit. Er is geen sprake van versterking van natuur en landschap, want het kleine landgoed grenst aan een uitgebreid bosgebied waardoor de toegevoegde waarde nihil is. Ook vormen bebouwing en landgoed in dit geval geen samenhangend geheel en wordt niet aangesloten bij bestaande bebouwing, zoals het Provinciaal Omgevingsplan voorschrijft. Formeel wordt voldaan aan de eis in het Structuurschema Groene Ruimte dat de bebossing op een nieuw landgoed minimaal 5 hectare moet beslaan, maar op bosrijke locaties levert dat weinig op.
Het is dan ook terecht dat een gemeente als Borger-Odoorn heeft bepaald dat een landgoed dat grenst aan een groot bosgebied minimaal een omvang van 25 hectare moet hebben. Op andere plaatsen kan 5 hectare bos juist nog te veel zijn, omdat zelfs een zeer beperkte bebossing de aard van het open landschap al sterk zal aantasten. Dat is bijvoorbeeld in de Veenkoloniën het geval.

Gebiedseigen landgoederen

Het voorgaande geeft aan dat het belangrijk is dat elke gemeente over beleid beschikt, dat rekening houdt met gebiedseigen kenmerken. Adriaan Bennen, beleidsambtenaar bij de gemeente Aa en Hunze, schrijft in een notitie in dit verband over ‘gebiedseigen landgoederen’. Volgens hem moet er, voordat er al dan niet wordt ingestemd met landgoedontwikkeling, eerst een heldere visie zijn op de identiteit van het betreffende gebied.
Op 17 en 18 juni wordt in Tynaarlo het Jaarcongres 2003 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gehouden. Een van de deelcongressen gaat over behoud van bestaande landgoederen en ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Hopelijk laten bestuurders zich hier inspireren tot het opstellen van een verantwoord landgoederenbeleid.

Trefwoorden