Bij de inrichting van nieuwe wijken wordt een aantal belangrijke zaken vaak vergeten, ontdekte het Friese emancipatiebureau EQUA: de behoeften van werkende mensen met zorgtaken, de diversiteit aan leefstijlen, veranderende levenssituaties en de sociale veiligheid.

Ruim 55 procent van de vrouwen met kinderen in ons land heeft tegenwoordig een betaalde baan. Onnodig te zeggen dat de toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen leidt tot meer tijdsdruk in gezinnen. Werkenden met zorgtaken hebben dan ook belang bij een handige indeling van de ruimte waarin ze wonen, werken en recreëren, én bij een centrale huisvesting van voorzieningen.
Het Friese emancipatiebureau EQUA voerde het ‘Project Ruimtelijke Ordening stemt af op Arbeid en Zorg’ uit, waarbij werd onderzocht hoe gemeenten bij de opzet van bestemmingsplannen en ruimtelijke ordeningsplannen rekening kunnen houden met mensen die arbeid en zorgtaken combineren. Het onderzoek vond plaats in Almere, Amsterdam, Dongeradeel, Heerenveen, Leeuwarden en Skarsterlân. Vijf facetten werden onder de loep genomen: 1. Wordt functiecombinatie toegepast (verschillende functies in één complex, zoals een winkelcentrum, naschoolse opvang, crèche, school en muziekschool in één gebouw) 2. Hoe is de kwaliteit van verkeer- en vervoerssystemen? (belangrijk is dat een afstand snel, veilig, betaalbaar en comfortabel kan worden afgelegd). 3. Hoe is de kwaliteit van openbare ruimte: is die veilig, is er ruimte voor spontaan contact? 4. Wordt er rekening gehouden met flexibel gebruik van woningen (zoals woningen met praktijkruimtes, grote familiehuizen). 5. Worden burgers, bewonersorganisaties, emancipatiebureau’s, vrouwenadviescommissies op voorhand bij de inrichting van een wijk betrokken?

Levensloopbestendig bouwen

De studie laat zien dat er veel te verbeteren valt, stellen Irma van Beek en Riet van den Ham van EQUA vast. ‘Zo was er bij de bouw van woningen nauwelijks aandacht voor de diversiteit van leefstijlen. In veel multiculturele gezinnen bijvoorbeeld, is het de gewoonte dat ouderen en kinderen samen in één huis blijven wonen. Ook kunnen levenssituaties veranderen. Wil je dat mensen langer in een woning blijven, dan moet je levensloopbestendig bouwen. Je kunt bijvoorbeeld in een garage al leidingen aanleggen, zodat die later gemakkelijk kan worden omgebouwd tot een douche, slaap- of werkkamer.’
Bij het uitvoeren van een zogeheten emancipatie effecttoets door EQUA bleek onder meer dat in het bestemmingsplan van de nieuwe Leeuwarder wijk Zuiderburen aanvankelijk geen plek was ingeruimd voor kinderopvang. ‘Wonderlijk, omdat er 1470 woningen in diverse prijsklassen stonden gepland’, vertelt Irma van Beek. ‘Men dacht waarschijnlijk: die kinderopvang komt later wel.’ Wanneer echter van meet af aan een multifunctioneel centrum met plaats voor kinderopvang in het plan was opgenomen, had de gemeente er bij de kavelprijzen rekening mee kunnen houden. Irma van Beek: ‘Je kunt zo’n basisvoorziening doorberekenen in de grondprijs. Toekomstige bewoners betalen er dan in feite aan mee. Op deze manier voorkom je dat een dergelijk centrum op de enig overgebleven plek in een uithoek van de wijk komt te liggen.’

Picknicken

Wat kort samengevat opviel, is dat de mens in veel ruimtelijke plannen niet het uitgangspunt vormt. ‘Zo heeft men het wel over starters en ouderen op de woningmarkt, maar hoe zij leven weet men niet’, vertelt Riet van den Ham: ‘Het beste is als de afdeling ruimtelijke ordening van een gemeente samen met andere afdelingen als welzijn, onderwijs en verkeer en vervoer een plan zou opstellen. Dan kun je samen vragen beantwoorden als: wie gaan hier wonen en welke behoeftes hebben deze mensen? Wat betekent dat voor de woningplattegrond, vervoer en voorzieningen? Zo stem je de sociale en ruimtelijke component meer op elkaar af.’
Als voorbeeld geeft ze de inrichting van de openbare ruimte. ‘Stel vragen als: is deze ruimte dusdanig veilig dat kinderen er zelfstandig kunnen spelen? Zijn er bankjes? Kun je ergens picknicken? Allochtone families eten bijvoorbeeld graag samen buiten in een parkje.’
Op basis van het onderzoek werd een checklist opgesteld, waarmee gemeentelijke beleidsmakers hun voordeel kunnen doen. Natuurlijk hoeft niet elk dorp of elke wijk over alle basisvoorzieningen te beschikken, onderstrepen Van den Ham en Van Beek. ‘Je moet ook kijken wat er al in de omgeving is. Is er geen openbaar vervoer in een dorp, zorg dan dat er een veilig en goed verlicht fietspad naar een bushalte voert, waar je droog kunt staan.’ Tevens pleiten ze voor meer aandacht voor kinderen en verkeersveiligheid. ‘Op doorgaande wegen in het dorp zouden kinderen voorrang moeten krijgen. Ook kun je denken aan het plaatsen van stoplichten.’ In Weststellingwerf werd aan de hand van de lijst besloten een fietspad op een ander punt dan de weg een wijk te laten uitkomen. ‘Oversteken wordt dan voor fietsers overzichtelijker’.

Snelle ict-verbinding

EQUA heeft zich ook gebogen over het startdocument van het streekplan van de provincie Friesland ‘Oer de romte van Fryslân 2005-2015’. De vraag: hoe kan de provincie meer doen om de combinatie zorg en arbeid te vergemakkelijken bij de inrichting van de ruimte, stond daarbij centraal. De provincie onderkent het probleem, zegt Irma van Beek. Volgens haar zou de provincie kunnen stimuleren dat bepaalde voorzieningen in een middelgroot dorp overeind blijven en dat elke kleine kern een goede ontsluitingsweg heeft met een fietspad. ‘En als er in heel Friesland een snelle ict-verbinding wordt aangelegd, stimuleer je het thuiswerken.’
Verder werkt EQUA mee aan een beleidsnotitie over het voorzieningenniveau op het platteland en de rol van multifunctionele centra daarbij. Het lijkt prachtig: één centrum, waarin bijvoorbeeld sociaal cultureel werk, sportschool, arts, dorpshuis, bibliotheek en kinderopvang zijn gehuisvest. Toch maken de diverse gebruikers vaak weinig of geen gebruik van elkaars diensten en profiteren ze nauwelijks van het feit dat ze onder één dak zitten, zegt Van Beek: ‘Daar is in veel gevallen van tevoren ook niet over nagedacht. Het blijft in de praktijk bij een gezamenlijke schoonmaakploeg.’ Ze is dan ook voorstander van het vormen van netwerken van toekomstige gebruikers. ‘Pas dan kun je optimale samenwerking tot stand brengen die voor alle partijen voordeel oplevert. Door bijvoorbeeld eenzelfde ruimte, zoals een computerlokaal, door meerdere organisaties te laten gebruiken. Overdag zitten de scholieren erin en ’s avonds is er computerles voor ouderen.’

Mobiel pinnen

In sommige kleine dorpen waar de bakker, de slager en de kruidenier zijn verdwenen, rijdt nog wel een ‘versmobiel’ door de straten, al is ook het aantal zuivelkarren sterk gedaald. Sies Scheper uit het Groningse Oldehove heeft niet te klagen over klandizie. Hij bedient negen dorpen in het Westerkwartier plus een wijk in Zuidhorn. Gemiddeld heeft hij op een doordeweekse dag 120 klanten, op zaterdag zijn het er meer. Zijn servicebereidheid gaat ver. Als iemand zwijnenbuik wil hebben met ribben en al, bestelt Scheper dat bij een slager in Leens. Zit iemand verlegen om luiers, dan rijdt zijn echtgenote even langs een supermarkt. Om de klantvriendelijkheid nog verder op te voeren, beschikt Scheper sinds een klein jaar over een mobiel pinapparaat, gesponsord door de Rabobank. Mensen kunnen nu in zijn wagen met pinpas betalen, chippen en geld opnemen. ‘Het werkt perfect’, zegt Scheper. ‘En ouderen die nooit durfden te pinnen doen dat nu wel. Of ze vertellen mij de pincode, dan help ik ze.’
Overigens keert in sommige dorpen de buurtsuper mogelijk weer terug. Een aantal ketens ziet brood in nieuwe formules. (AK)

Trefwoorden