Ze stuurt haar witte Fiat-bus behendig over de smalle binnenwegen in de Friese Wouden. Elke morgen en middag vervoert Tineke Faber (49) uit Augustinusga negentien kinderen tussen de vier en negen jaar van huis naar school en weer terug. Ze toetert als ze voor school in Surhuizum stopt, waar de groep al staat te wachten in de regen. 'O schatten, zijn jullie nat geworden?'

Het halen en brengen van de kinderen is een van de werkzaamheden die Faber verricht in het kader van ‘Te Plak’, een experiment in vier Friese dorpen met lokale servicecentra. In De Mieden stappen Roelof (5) en Agatha (8) van der Veen uit. Hun moeder Jannie van der Veen-De Vries zou niet meer zonder de ‘scholierenbus’ kunnen, zegt ze. ‘Vroeger reed ik zelf vier keer op een dag heen en weer, want tussenschoolse opvang was er niet. Daar ging heel veel tijd in zitten. Ik leef nu minder gejaagd.’
Jeltsje Ottema van Bureau Ottema & Zwart in Leeuwarden nam twee jaar geleden het initiatief voor het project Te Plak, dat behalve in Augustinusga ook draait in Lekkum, Weidum en Workum. Met de provinciale organisaties Feriening Lytse Doarpen, Stichting Samenwerking Dorpshuizen Friesland en stichtingen voor kinderopvang en plattelandsvrouwen, ontwikkelde ze het idee van een servicecentrum, als antwoord op het verschralen van voorzieningen. ‘Het aantal ouderen, werkende vrouwen en tweeverdieners neemt toe’, zegt Ottema. ‘Veel mensen hebben behoefte aan praktische hulp.’
Ouderen of gehandicapten die graag in hun eigen dorp willen blijven wonen, kunnen via Te Plak een beroep doen op vervoer, maar ook op mensen die hen helpen bij het invullen van een formulier, het programmeren van een video, huishoudelijk werk, tuinonderhoud of verstel- en naaiwerk. Ottema: ‘Het is een project waarbij zwart werk wit wordt gemaakt.’ Het uurtarief is € 8,95.

Betaalde baan

Intussen zijn er aanvragen voor startsubsidies ingediend bij provincie en gemeenten om ook in Wirdum, Easterlittens, Easterein, Koudum, De Tijnje, Nieuwehorne, Boornburgum, Sumar, Ternaard, Drogeham, Stroobos, Harkema en Stavoren Te Plak-projecten op te zetten. Dorpsbelangen of dorpshuizen geven meestal de eerste aanzet tot het oprichten van een stichting. Vervolgens wordt een lokale coördinator benoemd, die het dienstencentrum van de grond tilt, vertelt projectleider Ottema. ‘De coördinatoren zijn figuren die veel mensen kennen en daardoor in staat zijn om medewerkers te vinden die de diensten kunnen uitvoeren.’
Coördinator Tineke Faber uit Augustinusga was altijd al sterk betrokken bij het dorp. Ze begon er ooit een peuterspeelzaal en was actief in de ouderraad van school. De grote kracht van Te Plak vindt zij de korte lijnen. ‘Je hoeft geen ellenlange formulieren in te vullen. Mensen bellen mij en 24 uur later hebben ze meestal een oppas.’ Faber heeft zes mensen in dienst. In de vier bestaande Te Plak-vestigingen werken in totaal 35 mensen. De medewerkers zijn in dienst van de plaatselijke stichtingen en worden uitbetaald volgens de CAO. Het gaat om herintreedsters, WAO-ers die voor een deel zijn afgekeurd en langdurig werklozen die via Te Plak weer een betaalde baan vonden. Ook wordt gebruik gemaakt van gesubsidieerde arbeid waardoor de concurrentie kan worden aangegaan met zwartwerk. Er zijn overigens duidelijke afspraken met plaatselijke ondernemers als schilders en aannemers. Met hen wil Te Plak beslist niet concurreren. Ottema: ‘Wij hebben een open contact met de ondernemers. Kleine klusjes, zoals een muur schilderen, doen wij. Maar voor het gespecialiseerde werk moeten mensen toch bij de professionals zijn.’

Gehandicapte kinderen

Het aantal mensen dat een beroep deed op de dienstverlening van Te Plak is in een jaar tijd verdubbeld van 123 naar 250 (cijfer van 2002). In Augustinusga, Weidum en Workum is meer dan de helft van de hulpaanvragers tussen de 30 en 55 jaar. In Augustinusga daarentegen is de groep klanten van 75-plus het grootst: 45 procent. In Weidum is die met vijf procent juist het kleinst. ‘De behoeften verschillen per dorp sterk’, vertelt Ottema. ‘In Weidum heb je bijvoorbeeld vrij veel tweeverdieners en bestaat er een wachtlijst voor de Te Plak-witte werkster.’
In Lekkum, waar openbaar vervoer ontbreekt, is een boodschappenbezorgdienst, een kleine internetbibliotheek en in het Te Plak-kantoor kunnen dorpelingen ook internetbankieren. In Augustinusga zijn minder tweeverdieners en vragen vooral ouderen huishoudelijke hulp aan. Daar zijn in verhouding ook meer mensen met een Persoons Gebonden Budget. Hiermee kunnen ouderen, gehandicapten of ouders met gehandicapte kinderen via een eigen budget hulp inkopen. Via deze constructie begeleidt Tineke Faber een meisje met het Syndroom van Down op de basisschool. Dankzij Fabers ondersteuning in de klas kan het meisje op de reguliere dorpsschool blijven. ‘Dat is natuurlijk prettig, omdat ze zodoende contact houdt met de dorpsgemeenschap. Ze volgt een aangepast programma en kan haar school hier afmaken’, vertelt Faber.

Kostendekkend

Na twee jaar zal elk Te Plak-project min of meer kostendekkend kunnen draaien, verwacht Jeltsje Ottema. ‘Eventuele winsten worden in het dorp gestoken.’ Ze is ervan overtuigd dat de Te Plak-formule een effectieve manier is om tot een praktische en vooral efficiënte dienstverlening op het platteland te komen. ‘Doelmatigheid is belangrijk. Als er minder auto’s hoeven te rijden om mensen te vervoeren, werkt dat kostenbesparend. Dat geldt ook voor ouderen die dankzij Te Plak geen of een minder groot beroep hoeven doen op zorginstellingen. Daardoor bespaar je ook weer op de kosten van de gezondheidszorg.’

Karin de Mik is zelfstandig journalist. Ze is onder andere werkzaam als correspondent Noord-Nederland van NRC Handelsblad.

Trefwoorden